2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1. De belanghebbende is een lichaam dat werkzaam is in het belang van de volkshuisvesting. Haar activiteiten bestaan hoofdzakelijk uit het verhuren van woningen. Naast een huurovereenkomst sluit zij met haar huurders een serviceonderhoudscontract. Dit contract kent verplichte onderdelen zoals bijvoorbeeld service technische installatie en schoonmaken, alsmede één facultatief onderdeel, te weten de service klein onderhoud (: s.k.o.). Voor de s.k.o. wordt in het onderhavige tijdvak een vergoeding berekend van € 6,-- per maand.
2.2. In 2002 is er bij de belanghebbende een boekenonderzoek aangevangen, onder andere voor de omzetbelasting. Dit onderzoek is afgerond in april 2003. Bij dit onderzoek is gebleken dat de vergoeding voor de s.k.o. - evenals overigens de vergoedingen voor de overige onderdelen van het serviceonderhoudscontract - in het onderhavige tijdvak niet in de heffing van omzetbelasting is betrokken.
2.3. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor de s.k.o. ten onrechte niet in de heffing van omzetbelasting is betrokken. In het op 21 oktober 2002 verzonden conceptcontrolerapport wordt dit aan belanghebbende meegedeeld. De ter zake van die vergoeding verschuldigde omzetbelasting wordt in het in april 2003 gereed gekomen definitieve controlerapport (en na aftrek van de voorbelasting) berekend op € 25.482,--. Daarbij is ervan uitgegaan dat de vergoedingen inclusief omzetbelasting waren. De inspecteur heeft dit bedrag nageheven. Tevens heeft hij een vergrijpboete van 50 percent opgelegd.
2.4. In 1998 is er naar aanleiding van een vraag aan een kennisgroep van de belastingdienst het standpunt ingenomen dat de s.k.o.-vergoeding belast is voor de omzetbelasting. Dit standpunt is nadien bevestigd in het Besluit van 13 maart 2002, nr. 000000000000, dat een vrijwel letterlijke weergave is van het in 1998 door de kennisgroep ingenomen standpunt.
2.5. In het rapport van belanghebbendes gemachtigde van 12 december 2001, opgemaakt naar aanleiding van het onderzoek naar de risico's en mogelijkheden met betrekking tot de BTW en de activiteiten van X, is ten aanzien van vorenbedoelde s.k.o.-vergoedingen het volgende opgemerkt:
'Huurders hebben de keuze om naast de huur een service-abonnement te sluiten met X voor bepaalde onderhouds-/servicediensten ten behoeve van de huurders. Hoewel de Belastingdienst in het verleden deze service niet actief in de heffing van BTW heeft betrokken, is landelijk door de Belastingdienst besloten alsnog tot heffing over te gaan. In recente jurisprudentie is deze gedragslijn van de Belastingdienst door de onafhankelijke rechter goedgekeurd. Nu X deze service niet in de heffing van BTW betrekt, schuilt hierin een aanzienlijk risico. Voor de reeds verstreken jaren kan mogelijk worden aangevoerd dat de Belastingdienst nooit actief tot heffing is overgegaan, voor de toekomst is dit in ieder geval niet meer houdbaar.'
2.6. Naar aanleiding van voornoemd rapport besluit de belanghebbende op 8 april 2002 op basis van een advies aan het managementteam van belanghebbende om met ingang van de eerstvolgende mogelijkheid, te weten 1 juli 2002, omzetbelasting in rekening te brengen over de s.k.o.-vergoeding.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2. De belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag is opgelegd in strijd met het vertrouwens- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij wijst erop dat de belastingdienst tot 21 oktober 2002 nimmer opmerkingen of aanwijzingen tot haar heeft gericht aangaande de heffing van omzetbelasting over de s.k.o.-vergoeding. Ook niet bij eerdere controles. Haar handelen acht zij in overeenstemming met het kennelijk ter zake door de belastingdienst gevoerde begunstigende beleid. Tevens wijst de belanghebbende erop dat de voor haar nadelige gevolgen van de naheffingsaanslag door onzorgvuldig handelen van de belastingdienst zijn veroorzaakt zodat de inspecteur in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door na te heffen.
Wat betreft de opgelegde vergrijpboete stelt de belanghebbende zich op het standpunt dat zij moeite heeft gedaan om na te zien of zij aan haar fiscale verplichtingen voldoet. Pas na het boekenonderzoek bij de belanghebbende onderneemt de belastingdienst actie richting andere woningcorporaties. Van opzet of grove schuld kan volgens belanghebbende in die situatie geen sprake zijn. Subsidiair verzoekt de belanghebbende het percentage van de boete te verminderen.
3.3. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de verschuldigdheid van omzetbelasting over de s.k.o.-vergoedingen rechtstreeks voortvloeit uit de Wet. De belastingdienst hoefde ter zake geen beleid kenbaar te maken en heeft dit ook niet gedaan, zeker niet een van de Wet afwijkend beleid. Van een gewijzigd standpunt is zijns inziens dan ook geen sprake. Er zijn de inspecteur geen onderzoeken bij de belanghebbende bekend waarvan de reikwijdte ook betrekking had op de onderhavige problematiek. Eerdere controles betroffen steeds deelonderzoeken, waarbij veelal op verzoek van de belanghebbende bepaalde omzetbelastingconstructies werden beoordeeld. Bij het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag is een juiste belangenafweging gemaakt nu de Hoge Raad de inspecteur bij een naheffing ter zake van dezelfde problematiek over het jaar 1996 in het gelijk heeft gesteld.
De vergrijpboete is naar de mening van de inspecteur terecht opgelegd. Vanaf april 2001 was niet langer sprake van een pleitbaar standpunt. Bovendien wist de belanghebbende dit zeker vanaf het advies van 12 december 2001. Toch heeft zij nimmer contact opgenomen met de belastingdienst over de belastbaarheid van de s.k.o.-vergoeding. Zij heeft derhalve willens en wetens te weinig omzetbelasting op aangifte voldaan.
3.4. Voor een uitgebreidere weergave van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken. Ter zitting hebben beide partijen daaraan toegevoegd dat ingeval de boete over een kortere periode berekend dient te worden de verschuldigde omzetbelasting ter zake van de s.k.o.-vergoeding tijdsevenredig kan worden bepaald.