ECLI:NL:GHLEE:2005:AU6641
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.M. van der Meer
- F.J.W. Drion
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 18 november 2005, staat de rechtsgeldigheid van een naheffingsaanslag in de omzetbelasting centraal. De belanghebbende, een woningcorporatie, ontving op 30 december 2002 een naheffingsaanslag voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997, ter hoogte van € 67.975,-- aan enkelvoudige belasting, met een boete van € 33.987,-- en heffingsrente van € 11.921,--. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend, waarop de inspecteur de bezwaren tegen de belasting ongegrond verklaarde, maar de boete vernietigde. Hierop volgde beroep bij het gerechtshof.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2005 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag in strijd was met het vertrouwens-, gelijkheids- en zorgvuldigheidsbeginsel. De belanghebbende betoogde dat de belastingdienst tot 21 oktober 2002 geen opmerkingen had gemaakt over de heffing van omzetbelasting over de service klein onderhoud (s.k.o.)-vergoeding, en dat andere woningcorporaties in vergelijkbare situaties niet waren nageheven. De inspecteur daarentegen verdedigde de naheffingsaanslag door te stellen dat de verschuldigdheid van omzetbelasting voortvloeit uit de Wet op de omzetbelasting 1968 en dat er geen sprake was van een gewijzigd standpunt of begunstigend beleid.
Het hof oordeelde dat de s.k.o.-vergoeding belast is voor de omzetbelasting en dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat eerdere controles haar het vertrouwen gaven dat de vergoeding niet belast was. Het hof verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat niet was aangetoond dat er landelijk beleid bestond dat de s.k.o.-vergoeding onbelast liet. Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep gegrond, verminderde de naheffingsaanslag tot € 32.004,-- en veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van proceskosten aan de belanghebbende.