ECLI:NL:GHLEE:2005:AU6184
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.S. Pruiksma
- G.M. van der Meer
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting naheffingsaanslag en bewijs van betaling door belanghebbende
In deze zaak gaat het om een geschil over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001. De Belastingdienst heeft een naheffingsaanslag van ƒ 238.691,-- opgelegd, na een boekenonderzoek waaruit gebreken in de administratie van belanghebbende naar voren kwamen. Belanghebbende, die oude metalen inkoopt en smelt, heeft betoogd dat hij de verschuldigde bedragen contant heeft betaald en dat hij nooit de verminderingsbeschikkingen heeft ontvangen. De inspecteur heeft dit ontkend en gesteld dat belanghebbende niet kan bewijzen dat hij de naheffingsaanslag heeft betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat belanghebbende niet in het bewijs is geslaagd. Het hof oordeelt dat de boekhouder van belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig heeft afgedragen en dat er geen bewijs is van contante betalingen. Het hof concludeert dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de belasting niet is betaald, en legt een boete van 25% op. De uitspraak van het hof is dat het beroep van belanghebbende ongegrond is verklaard.
De uitspraak is gedaan op 11 november 2005 door het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de voorzitter en de raadsheren in het openbaar uitspraak hebben gedaan. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.