ECLI:NL:GHLEE:2005:AU6184

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 901/03 Omzetbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting naheffingsaanslag en bewijs van betaling door belanghebbende

In deze zaak gaat het om een geschil over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001. De Belastingdienst heeft een naheffingsaanslag van ƒ 238.691,-- opgelegd, na een boekenonderzoek waaruit gebreken in de administratie van belanghebbende naar voren kwamen. Belanghebbende, die oude metalen inkoopt en smelt, heeft betoogd dat hij de verschuldigde bedragen contant heeft betaald en dat hij nooit de verminderingsbeschikkingen heeft ontvangen. De inspecteur heeft dit ontkend en gesteld dat belanghebbende niet kan bewijzen dat hij de naheffingsaanslag heeft betaald.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat belanghebbende niet in het bewijs is geslaagd. Het hof oordeelt dat de boekhouder van belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig heeft afgedragen en dat er geen bewijs is van contante betalingen. Het hof concludeert dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de belasting niet is betaald, en legt een boete van 25% op. De uitspraak van het hof is dat het beroep van belanghebbende ongegrond is verklaard.

De uitspraak is gedaan op 11 november 2005 door het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de voorzitter en de raadsheren in het openbaar uitspraak hebben gedaan. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 901/03 11 november 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X - in de mondelinge uitspraak d.d. 5 september 2004 abusievelijk genoemd Y- te Z (: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/ Noord/ Kantoor Heerenveen (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 juni 2003 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 opgelegd naar een bedrag van ƒ 238.691,--.
Op het tijdig ingediende bezwaarschrift heeft de inspecteur bij uitspraak d.d. 17 oktober 2003 de opgelegde aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 25 november 2003 ter griffie van het hof is ingekomen.
De inspecteur heeft op 7 januari 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 22 augustus 2005, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, zijn vader en zijn adviseur, de heer A, alsmede de inspecteur.
Het gerechtshof heeft in deze zaak op 5 september 2005 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven van 19 september 2005 aan partijen is verzonden.
Bij brief d.d. 26 oktober 2005 heeft de griffier van de Hoge Raad aan de griffier van het gerechtshof mededeling gedaan van het door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie, als bedoeld in artikel 28a lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
2.1 Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast:
2.2 Belanghebbende is opkoper van oude metalen. Daarnaast smelt hij gebruikte non-ferro metalen tot verhandelbare eenheden en verkoopt deze.
Belanghebbende heeft op 1 juli 1996 een vergunning verkregen als bedoeld in de aanschrijving van 30 januari 1969 nummer D 00/0000 op grond waarvan het hem mogelijk is oude metalen in te kopen zonder dat hij daarover omzetbelasting hoeft te betalen.
2.3 De inspecteur stelt op 4 april 2002 een boekenonderzoek in naar de aanvaardbaarheid van de over het tijdvak 1 januari 1998 t/m 31 december 2001 ingediende aangiften omzetbelasting.
Tijdens het onderzoek wordt geconstateerd dat de administratie diverse gebreken vertoont. Belanghebbende houdt zelf geen kasadministratie bij; deze wordt achteraf door de boekhouder opgesteld aan de hand van door belanghebbende ingeleverde facturen. Daarnaast wordt niet voldaan aan de bewaarplicht. Bij het opstellen van een aansluitingsberekening tussen de verschuldigde omzetbelasting volgens de grootboekadministratie en de ingediende aangiften worden de volgende verschillen geconstateerd:
jaar verschuldigd volgens grootboek aangegeven en betaald verschil
1998 f 107.207,- f 17.736,- f 89.471,-
1999 - 135.226,- - 40.261,- - 94.965,-
2000 - 106.342,- - 39.812,- - 66.530,-
2001 - 70.852,- - 83.127,- -/ - 12.275,-
f 419.627,- f 108.936,- f 238.691,-
De aldus berekende verschillen, zijnde alsnog verschuldigde omzetbelasting, zijn door de boekhouder onder crediteuren opgenomen, waarbij deze ook nog eens worden gesaldeerd met betalingen inkomstenbelasting, motorrijtuigenbelasting, boetes en renten.
2.4 Wegens het niet tijdig indienen van de aangiften en/of het niet tijdig op aangifte betalen, worden gedurende de periode 1-1-1998 t/m 31 december 2001 door de inspecteur 35 zgn. systeemaanslagen opgelegd voor een totaalbedrag van f 532.455,- waarop een 31-tal van verminderingen zijn verleend in totaal f 387.045,- bedragend.
De verminderingsbeschikkingen werden alle per PTT-post verzonden.
2.5 Belanghebbende heeft geen bankafschriften c.q. kwitanties ter zake van door hem gedane ( contante ) betalingen wegens verschuldigde omzetbelasting, naast de door hem op aangifte ( al dan niet na een verminderde systeemaanslag ) betaalde bedragen, kunnen tonen, noch kopieën van suppletieaangiften.
2.6 Op grond van het onder punt 2.3 geconstateerde legt de inspecteur over het tijdvak 1 januari 1998 t/m 31 december 2001 een naheffingsaanslag omzetbelasting op ter grootte van f 238.691 ( € 108.313,-), verhoogd met een boete van 25%.
2.7 Tijdens de mondelinge behandeling is namens belanghebbende erkend dat het onder punt 2.3 volgens het grootboek verschuldigde bedrag aan omzetbelasting ten bedrage van f 419.627,- juist is.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1 Het geschil betreft de vraag of belanghebbende de bedragen, voortvloeiende uit het geconstateerde verschil tussen de grootboekadministratie en de ingediende aangiften heeft betaald, welke vraag belanghebbende bevestigend en de inspecteur ontkennend beantwoordt.
3.2 Standpunt belanghebbende:
De verminderingsbeschikkingen zijn nooit ontvangen. De opgelegde naheffingsaanslagen zijn contant betaald. Er moet een fout bij de belastingdienst
zijn gemaakt. Er zijn op blanco papier suppletieaangiften gedaan en betaald
welke niet zijn opgenomen in de door de belastingdienst verstrekte overzichten.
3.3 Standpunt inspecteur:
Het niet ontvangen hebben van de per PTT-post verzonden verminderingsbeschikkingen is niet aannemelijk aangezien het over tientallen
naheffingsaanslagen gaat over de betreffende periode van 4 jaar. Sedert meer dan 10
jaar kan niet meer contant betaald worden tenzij in zeer incidentele gevallen aan een
deurwaarder. Er zijn nimmer suppletieaangiften ontvangen.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1 Op grond van de onder de punten 2.3 en 2.7 vermelde feiten staat vast dat de over de naheffingperiode van 1 januari 1998 t/m 31 december 2001 verschuldigde en op aangifte te betalen omzetbelasting f 419.627,- bedraagt en dat in ieder geval over deze periode een bedrag van f 180.936,- is voldaan op basis van door belanghebbende al dan niet tijdig ingediende aangiften. Het is daarbij aan belanghebbende te bewijzen dat hij ook het in geding zijnde bedrag van de naheffingsaanslag ad f 238.691,-, waarvan vaststaat dat het verschuldigd is, heeft betaald.
4.2 Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet in het bewijs daarvan is geslaagd.
Het hof baseert dit oordeel op het volgende. Vaststaat dat de boekhouder jaarlijks het geconstateerde verschil tussen de af te dragen omzetbelasting op basis van de grootboekadministratie en de op aangifte betaalde bedragen onder crediteuren heeft geboekt. Niet is gebleken dat de betreffende onder crediteuren opgenomen verschillen met betrekking tot de verschuldigde omzetbelasting vervolgens op suppletieaangiften zijn aangegeven en betaald of op de door de inspecteur opgelegde systeemaanslagen als omschreven onder punt 2.4.zijn voldaan. Immers het jaarlijks boeken van de alsnog verschuldigde omzetbelasting onder crediteuren als omschreven onder punt 2.3 staat haaks op de stelling van belanghebbende dat betaling heeft plaatsgevonden via suppletieaangiften of op de onder punt 2.4 bedoelde systeemaanslagen. Bovendien heeft belanghebbende ter zake van de door hem gestelde betalingen geen enkel bankafschrift of kwitantie wegens contante betaling kunnen overleggen. Overigens komt het gedaan hebben van contante betalingen op suppletieaangiften zoals belanghebbende stelt het hof ook niet aannemelijk voor nu, zoals door de inspecteur onweersproken is gesteld, sedert meer dan tien jaar niet meer contant betaald kan worden aan de belastingdienst en belanghebbende geen kopieën van suppletieaangiften heeft overgelegd. Het standpunt van belanghebbende dat de onder punt 2.4 genoemde verminderingsbeschikkingen nooit zouden zijn ontvangen acht het hof – wat hier ook van zij – niet relevant voor de beantwoording van het onder 3.1 omschreven geschilpunt. Niet gebleken is dat belanghebbende meer heeft betaald dan onder 2.3 vermeld.
4.3 Aangezien het standpunt van belanghebbende dat hij alle omzetbelasting heeft betaald inhoudt dat ook geen boete verschuldigd is, overweegt het hof het volgende met betrekking tot de boete. Ingevolge artikel 67f, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen jo paragraaf 25, lid 2 en paragraaf 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 kan de inspecteur, indien het aan grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet dan wel niet tijdig binnen de in de wet gestelde termijn is voldaan, een vergrijpboete opleggen van 25%.
4.4 Het is van algemene bekendheid dat verschuldigde omzetbelasting tijdig op aangifte moet worden voldaan.
Blijkens het onder punt 2.3 vermelde boekte de boekhouder, wiens kennis en deskundigheid aan belanghebbende is toe te rekenen, de niet tijdig afgedragen omzetbelasting onder crediteuren, terwijl zoals blijkt uit het hierboven onder punt 4.2 overwogene ter zake geen betalingen zijn gedaan, zodat een bedrag van f 238.691,- aan omzetbelasting niet werd afgedragen.
Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het tenminste aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat het litigieuze bedrag niet is betaald en dat een boete van 25% passend en geboden is, mede gelet op de ernst van het vergrijp en de omvang van de niet voldane belasting.
5. De conclusie.
Op grond van het hierboven overwogene is het gelijk mitsdien aan de zijde van de inspecteur.
6. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten
als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing.
Het gerechtshof
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 11 november 2005 door mr. H.S. Pruiksma, voorzitter en vice-president, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mevrouw mr. H. de Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden
op: 16 november 2005