ECLI:NL:GHLEE:2005:AU3829
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.S. Pruiksma
- G.M. van der Meer
- J.W. Keuning
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke geschil over de splitsbaarheid van onroerend goed en de aanpassing van de aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 30 september 2005, staat de vraag centraal of de inspecteur van de Belastingdienst terecht een correctie heeft aangebracht op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) voor het jaar 1999 van de belanghebbende. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 185.103,--. De inspecteur handhaafde de aanslag, wat leidde tot beroep bij het gerechtshof.
De belanghebbende en zijn echtgenote exploiteerden een installatie- annex onderdelenwinkel en hebben in 1993 een pand gekocht dat voorheen door de moeder van de belanghebbende werd gehuurd. Na de staking van de onderneming in 1999 werd het pand verkocht voor ƒ 825.000,--. De inspecteur beschouwde het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs van het pand als boekwinst, omdat hij meende dat het pand als verplicht ondernemingsvermogen moest worden aangemerkt. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat het pand ten tijde van de aankoop niet splitsbaar was en dus tot zijn privé-vermogen behoorde.
Tijdens de zitting op 14 juli 2005 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Het hof oordeelde dat het pand in 1993 zonder bezwaren in twee afzonderlijke gedeelten gesplitst kon worden, en dat de inspecteur terecht had gehandeld door het pand als splitsbaar aan te merken. Het hof concludeerde dat de belanghebbende de grenzen der redelijkheid had overschreden door het gehele pand tot zijn privé-vermogen te rekenen. De inspecteur had geen fouten gemaakt in zijn taxatie en de belanghebbende had niet aangetoond dat de taxatie onjuist was.
Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 5 oktober 2005 aangetekend verzonden aan beide partijen.