ECLI:NL:GHLEE:2005:AU2514
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.M. van der Meer
- H.S. Pruiksma
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kwalificatie van geleende gelden als belegging in durfkapitaal in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de kwalificatie van geleende gelden ter financiering van de onderneming van de zoon van de belanghebbende centraal. De belanghebbende heeft gedurende de jaren 1998 tot en met 2001 in totaal f 176.001,-- geleend aan zijn zoon, die een onderneming is gestart. De vraag is of deze leningen kunnen worden aangemerkt als belegging in durfkapitaal volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. De inspecteur heeft de aanslag voor het jaar 2001 vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 85.713,-- en heeft het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslag afgewezen. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2005 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de inspecteur heeft zijn standpunt toegelicht. De belanghebbende stelt dat alle middelen die hij ter beschikking heeft, inclusief geleend geld, als eigen middelen moeten worden beschouwd. De inspecteur betwist dit en stelt dat de lening niet kan worden aangemerkt als belegging in durfkapitaal, omdat deze is gefinancierd met geleend geld en de overeenkomst niet tijdig is geregistreerd.
Het hof oordeelt dat de lening niet kan worden gekwalificeerd als belegging in durfkapitaal, omdat de belanghebbende de lening heeft gefinancierd met geleend geld en de registratie niet binnen de vereiste termijn heeft plaatsgevonden. Het beroep tegen de heffingsrente wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat hierover geen uitspraak op bezwaar is gedaan. Het hof verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de heffingsrente.