ECLI:NL:GHLEE:2005:AT9787

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 301/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaarschriften inzake inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om de vraag of de bezwaren van de belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur, die zijn bezwaarschriften als niet-ontvankelijk heeft verklaard, terecht zijn afgewezen. De belanghebbende had voor het jaar 1997 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) ontvangen, waartegen hij op 12 januari 2002 en 6 maart 2002 bezwaar heeft gemaakt. De inspecteur heeft deze bezwaren op 24 maart 2003 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het gerechtshof, waarbij hij zijn beroepschrift op 28 maart 2003 indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2005 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door een adviseur, en zijn verzoek tot het horen van getuigen ingediend. Het hof heeft de getuigen gehoord en de zaak verder behandeld. Het hof concludeert dat de bezwaarschriften van de belanghebbende niet tijdig zijn ingediend, aangezien de wettelijke bezwaartermijn op 11 november 1998 eindigde. De belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij binnen deze termijn een bezwaarschrift heeft ingediend. Het hof oordeelt dat de inspecteur de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. De inhoudelijke geschilpunten worden niet beoordeeld, omdat de niet-ontvankelijkheid reeds vaststaat. De proceskosten worden niet toegewezen, en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 301/03 22 juli 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraken van de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord (hierna: de inspecteur), gedaan op de bezwaarschriften van de belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (: IB/PV) voor het jaar 1997.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan de belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 23.961,--.
1.2. Op 12 januari 2002 en op 6 maart 2002 heeft de inspecteur van de belanghebbende brieven ontvangen, waarin hij bezwaar maakt tegen de onder punt 1.1 bedoelde aanslag. De inspecteur heeft deze brieven als twee bezwaarschriften aangemerkt en heeft bij een tweetal op 24 maart 2003 gedagtekende uitspraken deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. De belanghebbende is tegen de onder punt 1.2 bedoelde uitspraken in beroep gekomen bij een pro forma beroepschrift, dat op 28 maart 2003 bij het gerechtshof is ingekomen. Bij brieven (met bijlagen), ingekomen bij het gerechtshof op 8 mei 2003 en 15 mei 2003, heeft de belanghebbende zijn beroepschrift voorzien van de gronden van het beroep.
1.4. Van de inspecteur heeft het gerechtshof op 4 juli 2003 een verweerschrift (met bijlagen) ontvangen.
1.5. Op 10 juli 2003 is een brief van de belanghebbende bij het gerechtshof ingekomen. Op 15 juli 2003 is een van de belanghebbende afkomstige brief aangaande middeling bij het gerechtshof ingekomen.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 7 mei 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende alsmede namens de inspecteur drs. A. Ter zitting zijn gezamenlijk met de onderhavige zaak behandeld belanghebbendes zaken met de kenmerken BK 298/03, BK 299/03, BK 300/03, BK 302/03, BK 437/03, BK 438/03 en BK 271/03 alsmede de zaken van belanghebbendes echtgenote met de kenmerken BK 593/03 en 760/03.
1.7. Ter voormelde zitting heeft de belanghebbende zonder bezwaar van de zijde van de inspecteur een afschrift van een brief d.d. 16 februari 2004 van de inspecteur betreffende het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PV 2001 overgelegd.
1.8. De voorzitter heeft het onderzoek ter voormelde zitting geschorst teneinde partijen schriftelijk te verzoeken gegevens te verstrekken naar aanleiding van de op de zitting naar voren gekomen vragen alsmede eventueel na de zitting bij het hof opgekomen vragen.
1.9. Op 11 mei 2004 en op 17 mei 2004 zijn bij het gerechtshof brieven (met bijlagen) van de belanghebbende ingekomen. Bij deze brieven heeft de belanghebbende onder meer het gerechtshof verzocht om meer dan zestig getuigen te horen.
1.10. Bij brieven (met bijlagen) van 18 mei 2004 heeft het gerechtshof partijen verzocht de in een bijlage bij die brieven gevraagde gegevens te verstrekken. In de aan de belanghebbende gerichte brief heeft het gerechtshof de belanghebbende erop gewezen dat hij zijn verzoek tot het horen van getuigen dient te specificeren.
1.11. Van de belanghebbende is vervolgens op 4 juni 2004 een brief (met bijlagen) ingekomen. Bij deze brief heeft hij zijn verzoek tot het horen van getuigen beperkt tot het horen van een zevental getuigen. Tevens heeft de belanghebbende op 9 juni 2004 een brief (met bijlagen) bij het gerechtshof ingediend.
1.12. Op 24 juni 2004 is van de inspecteur een schriftelijke reactie (met bijlagen) bij het gerechtshof ingekomen.
1.13. Op 6 juli 2004 heeft het gerechtshof van de belanghebbende een brief (met bijlagen) ontvangen. Verder heeft het gerechtshof op 20 september 2004 een brief, op 28 september 2004 een brief met bijlage en op 1 oktober 2004 een brief van de belanghebbende ontvangen.
1.14. Op 21 april 2005 heeft de belanghebbende naar aanleiding van de uitnodiging voor de op 26 mei 2005 te houden zitting bij gerechtshof een brief ingediend, waarin hij onder meer aangeeft op die dag niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Het gerechtshof heeft vervolgens deze zitting verplaatst naar 2 juni 2005.
1.15. Ter zitting van 2 juni 2005, gehouden te Leeuwarden heeft een getuigenverhoor alsmede een nadere mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Ter zitting zijn wederom gezamenlijk met de onderhavige zaak behandeld de onder punt 1.6 genoemde zaken van de belanghebbende en zijn echtgenote. Ter zitting zijn verschenen de belanghebbende, bijgestaan door de heer B alsmede namens de inspecteur drs. A en mr. C. Verder zijn verschenen en gehoord de door het gerechtshof opgeroepen getuigen de heren D, E, F en G. De verklaringen van de getuigen zijn ter zitting op schrift gesteld en aan de getuigen voorgelezen. De getuigen hebben de verklaringen ter zitting ondertekend. De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.16. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Met dagtekening 30 september 1998 heeft de inspecteur aan de belanghebbende voor het jaar 1997 een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 23.961,--.
2.2. Van de belanghebbende heeft de inspecteur op 12 januari 2002 en op 6 maart 2002 brieven ontvangen, waarin de belanghebbende bezwaar maakt tegen de onder punt 2.1 bedoelde aanslag. De inspecteur heeft deze brieven als twee (aparte) bezwaarschriften aangemerkt.
2.3. Bij een tweetal uitspraken van 24 maart 2003 heeft de inspecteur de onder punt 2.3 bedoelde bezwaarschriften wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal deze uitspraken, nu zij op dezelfde dag zijn gedateerd, als één uitspraak aanmerken.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbendes bezwaren bij de uitspraken op zijn – door de inspecteur als zodanig aangemerkt – bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Verder is in geschil het antwoord op de vraag of het door de inspecteur vastgestelde belastbare inkomen dient te worden verminderd.
3.2. De belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De inspecteur beantwoordt beide vragen in tegenovergestelde zin.
3.3. Voor een uitvoerige weergave van de standpunten van partijen en de gronden waarop deze berusten verwijst het gerechtshof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb) juncto de artikelen 22j en 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag binnen zes weken na dagtekening van die aanslag een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2. De aanslag IB/PV voor het jaar 1997 is gedagtekend 30 september 1998, zodat de onder punt 4.1 bedoelde bezwaartermijn eindigde op 11 november 1998. Het gerechtshof merkt de onder punt 2.2 bedoelde op 12 januari 2002 bij de inspecteur ingekomen brief aan als een bezwaarschrift en de op 6 maart 2002 bij de inspecteur ingekomen brief als een aanvulling daarop. Dit bezwaarschrift is evenwel ver buiten de bezwaartermijn bij de inspecteur ingediend. Het gerechtshof overweegt verder dat tot de gedingstukken geen brieven van de belanghebbende behoren die binnen de bezwaartermijn bij de inspecteur zijn ingediend én die bezwaren bevatten gericht tegen de onderhavige aanslag. De belanghebbende heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dergelijke brieven. Het gerechtshof overweegt dan ook dat de belanghebbende niet binnen de wettelijke bezwaartermijn een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de voor het jaar 1997 opgelegde aanslag IB/PV.
4.3. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De belanghebbende heeft naar het oordeel van het gerechtshof evenwel geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die zouden kunnen leiden tot een dergelijk oordeel. Hierbij merkt het gerechtshof op dat de omstandigheid dat – zoals de belanghebbende heeft gesteld – de belanghebbende reeds vanaf 1997 in overleg is met de inspecteur geen opschorting van de wettelijke bezwaartermijn meebrengt.
4.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de inspecteur de belanghebbende terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. Het gerechtshof komt derhalve niet toe aan de beoordeling van de inhoudelijke geschilpunten in deze zaak.
5. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 22 juli 2005 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde raadsheer en voornoemde griffier.
Op 22 juli 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.