1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan de belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 14.309,--.
1.2. Op 24 december 1997, op 12 januari 2002, op 6 maart 2002, op 2 mei 2002, op 28 juni 2002 en op 2 juli 2002 heeft de inspecteur van de belanghebbende brieven ontvangen, waarin hij bezwaar maakt tegen de onder punt 1.1 bedoelde aanslag. De inspecteur heeft deze brieven, behoudens de op 24 december 1997 bij hem ingekomen brief, als vijf bezwaarschriften aangemerkt en heeft bij een vijftal op 24 maart 2003 gedagtekende uitspraken deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. De belanghebbende is tegen de onder punt 1.2 bedoelde uitspraken in beroep gekomen bij een pro forma beroepschrift, dat op 16 april 2003 bij het gerechtshof is ingekomen. Bij brief (met bijlagen), ingekomen bij het gerechtshof op 29 april 2003 heeft de belanghebbende zijn beroepschrift voorzien van de gronden van het beroep.
1.4. Van de inspecteur heeft het gerechtshof op 18 juni 2003 een verweerschrift met bijlage ontvangen.
1.5. De belanghebbende heeft op 24 juni 2003 een conclusie van repliek bij het gerechtshof ingediend, terwijl de inspecteur vervolgens op 4 juli 2003 een conclusie van dupliek bij het gerechtshof heeft ingediend.
1.6. Op 10 juli 2003 is een brief van de belanghebbende bij het gerechtshof ingekomen. Op 15 juli 2003 is een van de belanghebbende afkomstige brief aangaande middeling bij het gerechtshof ingekomen.
1.7. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 7 mei 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende alsmede namens de inspecteur drs. A. Ter zitting zijn gezamenlijk met de onderhavige zaak behandeld belanghebbendes zaken met de kenmerken BK 298/03, BK 300/03, BK 301/03, BK 302/03, BK 437/03, BK 438/03 en BK 271/03 alsmede de zaken van belanghebbendes echtgenote met de kenmerken BK 593/03 en 760/03.
1.8. Ter voormelde zitting heeft de belanghebbende zonder bezwaar van de zijde van de inspecteur een afschrift van een brief d.d. 16 februari 2004 van de inspecteur betreffende het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PV 2001 overgelegd.
1.9. De voorzitter heeft het onderzoek ter voormelde zitting geschorst teneinde partijen schriftelijk te verzoeken gegevens te verstrekken naar aanleiding van de op de zitting naar voren gekomen vragen alsmede eventueel na de zitting bij het hof opgekomen vragen.
1.10. Op 11 mei 2004 en op 17 mei 2004 zijn bij het gerechtshof brieven (met bijlagen) van de belanghebbende ingekomen. Bij deze brieven heeft de belanghebbende onder meer het gerechtshof verzocht om meer dan zestig getuigen te horen.
1.11. Bij brieven (met bijlagen) van 18 mei 2004 heeft het gerechtshof partijen verzocht de in een bijlage bij die brieven gevraagde gegevens te verstrekken. In de aan de belanghebbende gerichte brief heeft het gerechtshof de belanghebbende erop gewezen dat hij zijn verzoek tot het horen van getuigen dient te specificeren.
1.12. Van de belanghebbende is vervolgens op 4 juni 2004 een brief (met bijlagen) ingekomen. Bij deze brief heeft hij zijn verzoek tot het horen van getuigen beperkt tot het horen van een zevental getuigen. Tevens heeft de belanghebbende op 9 juni 2004 een brief (met bijlagen) bij het gerechtshof ingediend.
1.13. Op 24 juni 2004 is van de inspecteur een schriftelijke reactie (met bijlagen) bij het gerechtshof ingekomen.
1.14. Op 6 juli 2004 heeft het gerechtshof van de belanghebbende een brief (met bijlagen) ontvangen. Verder heeft het gerechtshof op 20 september 2004 een brief, op 28 september 2004 een brief met bijlage en op 1 oktober 2004 een brief van de belanghebbende ontvangen.
1.15. Op 21 april 2005 heeft de belanghebbende naar aanleiding van de uitnodiging voor de op 26 mei 2005 te houden zitting bij gerechtshof een brief ingediend, waarin hij onder meer aangeeft op die dag niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Het gerechtshof heeft vervolgens deze zitting verplaatst naar 2 juni 2005.
1.16. Ter zitting van 2 juni 2005, gehouden te Leeuwarden heeft een getuigenverhoor alsmede een nadere mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Ter zitting zijn wederom gezamenlijk met de onderhavige zaak behandeld de onder punt 1.7 genoemde zaken van de belanghebbende en zijn echtgenote. Ter zitting zijn verschenen de belanghebbende, bijgestaan door de heer B alsmede namens de inspecteur drs. A en mr. C. Verder zijn verschenen en gehoord de door het gerechtshof opgeroepen getuigen de heren D, E, F en G. De verklaringen van de getuigen zijn ter zitting op schrift gesteld en aan de getuigen voorgelezen. De getuigen hebben de verklaringen ter zitting ondertekend. De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.17. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.