ECLI:NL:GHLEE:2005:AT2843
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.J.W. Drion
- J. Huiskes
- G.M. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen in relatie tot verzekeringsuitkering
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te Leeuwarden, staat de vraag centraal of bij de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen rekening moet worden gehouden met het vermogen dat voortkomt uit een door de belanghebbende ontvangen verzekeringsuitkering. De belanghebbende, geboren in 1940, ontving in 2002 een WAO-uitkering en een pensioen, en had in 1992 een verzekeringsuitkering ontvangen van f.309.000,-- (€ 140.218,--), waarvan een deel betrekking had op letselschade en smartengeld. De inspecteur had bij de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 het bedrag van de verzekeringsuitkering betrokken bij de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen, wat leidde tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.802,--.
De belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de inspecteur, waarin deze de aanslag handhaafde. De belanghebbende stelde dat de verzekeringsuitkering buiten beschouwing moest blijven, omdat hij hierover in 1992 al definitief met de fiscus had afgerekend. De inspecteur betwistte dit en stelde dat het vermogen deel uitmaakt van de rendementsgrondslag. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2005 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de inspecteur verdedigde zijn standpunt.
Het hof overwoog dat volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen wordt bepaald op basis van de waarde van bezittingen minus schulden, en dat er geen vrijstelling voor het uit de verzekeringsuitkering voortvloeiende vermogen bestaat. Het hof concludeerde dat de inspecteur de rendementsgrondslag correct had vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. De uitspraak werd op 30 maart 2005 aan beide partijen aangetekend verzonden.