4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Blijkens artikel 2.7, lid 1, onder a,. van de Wet IB 2001 wordt de verschuldigde belasting onder andere berekend over het belastbare inkomen uit werk en woning. Volgens artikel 3.1, lid 2, van de Wet IB 2001 bestaat het belastbaar inkomen uit werk en woning onder andere uit het belastbaar loon en het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. In artikel 3.81 van de Wet IB 2001 en de daarop rustende bepalingen wordt onder het begrip loon verstaan: loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting, met dien verstande dat, voor zover nodig in afwijking van die bepalingen, fooien en dergelijke prestaties van derden in aanmerking worden genomen voor het werkelijk genoten bedrag.
4.2 Op grond van artikel 2 juncto artikel 4, letter a, van de Wet op de loonbelasting 1964 juncto artikel 2b, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als dienstbetrekking aangemerkt de arbeidsverhouding van degene die als thuiswerker arbeid verricht.
4.3 Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur de werkzaamheden van belanghebbende bij D, zoals deze zijn omschreven onder punt 2, terecht aangemerkt als zijnde een arbeidsverhouding van degene die als thuiswerker arbeid verricht. De verdiensten uit deze werkzaamheden vallen onder de loonheffing, zoals ook door de werkgever D is gedaan, terwijl deze verdiensten door belanghebbende als belastbaar inkomen uit werk en woning moeten worden aangegeven.
Het hof merkt nog op dat indien geen sprake zou zijn geweest van een dienstbetrekking maar van freelance werkzaamheden, zoals door belanghebbende wordt gesteld, de inspecteur ook dan het gelijk aan zijn zijde heeft. Immers in dat geval betreft het op grond van artikel 3.94 van de Wet IB 2001 resultaat uit een werkzaamheid waarover
- nu van kosten niet gebleken is- eveneens IB/PV is verschuldigd tot het door de inspecteur berekende bedrag.
4.4 Met betrekking tot de door belanghebbende geclaimde reisaftrek van € 884,-- overweegt het hof dat belanghebbende een dergelijke kostenaftrek niet aannemelijk heeft gemaakt. Evenmin heeft hij de ingevolge artikel 3.87, lid 9 van de Wet IB 2001 vereiste openbaar-vervoerverklaring aan de inspecteur overgelegd.
4.5 Belanghebbende heeft naar het oordeel van het hof evenmin het feitelijk drijven van een onderneming aannemelijk weten te maken, zodat van aftrekbare ondernemingskosten geen sprake kan zijn, nog daargelaten dat belanghebbende geen nota's en/of betalingsbewijzen heeft kunnen overleggen van het bedrag van € 1.000,- dat belanghebbende voor zijn bedrijf zegt te hebben geïnvesteerd in computers en inventaris.