ECLI:NL:GHLEE:2005:AT0474

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 317/03 Waterschapsbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen waterschapsomslag 2002

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de belanghebbende, een eigenaar van meerdere percelen, en de ambtenaar van het waterschap Noorderzijlvest over de rechtmatigheid van de opgelegde aanslagen waterschapsomslag voor het jaar 2002. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die op 31 juli 2002 zijn opgelegd, en deze zijn door de ambtenaar bij uitspraak van 26 maart 2003 deels gegrond verklaard. De aanslag voor het perceel c-weg 1051 is vernietigd, maar de overige aanslagen zijn gehandhaafd. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat op 7 maart 2005 uitspraak doet.

Tijdens de procedure heeft het gerechtshof vragen gesteld aan de ambtenaar en is het onderzoek ter zitting geschorst. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de percelen al geruime tijd zijn gekraakt, waardoor zij geen genot meer heeft van de onroerende zaken. Het gerechtshof oordeelt echter dat de belanghebbende niet voldoende feiten heeft aangevoerd om deze stelling te onderbouwen. Het hof concludeert dat de registratie in het kadaster, waaruit blijkt dat de belanghebbende eigenaar of beperkt gerechtigde was van de percelen, niet is weerlegd.

Het gerechtshof komt tot de conclusie dat de aanslagen waterschapsomslag terecht zijn opgelegd en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken door de voorzitter van het hof, mr. H.H.A. Fransen, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. BK 03/317 7 maart 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (de belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van het waterschap Noorderzijlvest (de ambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de ten aanzien van haar genomen aanslagen waterschapsomslag voor het jaar 2002.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 31 juli 2002 heeft de ambtenaar aan de belanghebbende aanslagen voor de waterschapsomslag 2002 opgelegd tot een bedrag van in totaal € 51,30 ter zake van de percelen a-weg 10, b-weg 14, c-weg 1051 en d-weg 2 .
1.2. Een tegen deze aanslagen door de belanghebbende ingediend bezwaarschrift, door de ambtenaar ontvangen d.d. 10 september 2002, is door de ambtenaar bij uitspraak van 26 maart 2003, gegrond verklaard. De opgelegde aanslag voor ’t Zand G 1051 is vernietigd en de overige aanslagen zijn onverkort gehandhaafd.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende bij een door het gerechtshof op 4 april 2003 ontvangen beroepschrift (met bijlagen) beroep ingesteld.
1.4. Het verweerschrift (met bijlagen) van de ambtenaar is op 9 juli 2003 door het gerechtshof ontvangen.
1.5. De eerste mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van het gerechtshof van 26 mei 2004 te Groningen, alwaar namens de ambtenaar mr. A is verschenen. Hij heeft de ter zitting voorgelezen pleitnota overgelegd. Ook de belanghebbende is in persoon verschenen.
1.6. Het gerechtshof heeft aan de ambtenaar enkele vragen gesteld en op grond van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek ter zitting geschorst. Bij brief van 6 augustus 2004, op 9 augustus 2004 door het gerechtshof ontvangen, heeft de ambtenaar geantwoord. Bij brief van 15 augustus 2004, op 31 augustus 2004 door het gerechtshof ontvangen, heeft ook belanghebbende nadere informatie ingezonden.
1.7. Vervolgens heeft op de zitting van 13 december 2004 te Leeuwarden wederom een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verweerder en belanghebbende zijn beiden niet verschenen, terwijl zij het aangetekend schrijven van het hof waarin zij worden opgeroepen voor de zitting tijdig hebben ontvangen.
1.8. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast.
Op basis van de kadastrale registratie was belanghebbende bij het begin van het onderhavige belastingjaar eigenaar, althans beperkt gerechtigde, van de percelen b-weg 14 te L, a-weg 10 te M, d-weg 2 te M en c-weg1051 in de gemeente N .
Bij aanslagbiljet met de dagtekening 31 juli 2002 zijn aan de belanghebbende door de ambtenaar aanslagen waterschapsomslag 2002 voor de percelen b-weg 14, a-weg 10, d-weg 2 en c-weg1051 gemeente N opgelegd.
De ambtenaar heeft het tegen die aanslagen gerichte bezwaar van belanghebbende bij de uitspraak op bezwaar van 26 maart 2003 gegrond verklaard. De aanslag voor het perceel c-weg is vernietigd, aangezien het een tuin, behorende bij het pand aan de d-weg 2 te N, betreft. Het totaal te betalen bedrag wordt verminderd met een bedrag van € 3,51. Voor het overige zijn de aanslagen gehandhaafd.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of voor de objecten b-weg 14, a-weg 10 en d-weg 2 terecht en tot een juist bedrag aanslagen waterschapsomslag zijn opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de ambtenaar bevestigend is beantwoord.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ingevolge artikel 116 van de Waterschapswet kunnen ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van taken die het waterschap zijn opgedragen omslagen worden geheven van hen die (...) krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht het genot hebben van gebouwde of ongebouwde onroerende zaken. Het onderhavige waterschap heeft deze bepaling neergelegd in artikel 3, lid 1, en artikel 8, lid 1, van de Verordening op de waterschapsomslagen Waterschap Noorderzijlvest 2002 (de verordening)
4.2 Op grond van het tweede lid van genoemde artikelen wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de desbetreffende kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij/zij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
4.3 Naar het oordeel van het gerechtshof heeft belanghebbende de juistheid van de registratie in het kadaster, inhoudende dat zij bij het begin het belastingjaar eigenaar, althans beperkt gerechtigde, was van de onderhavige percelen, niet weten te weerleggen. Het hof gaat er derhalve van uit dat zij bij het begin van het belastingjaar eigenaar, althans beperkt gerechtigde, was van deze panden. Ter zake van haar stelling, inhoudende – kort gezegd - dat de panden al geruime tijd zijn gekraakt en dat bij haar dientengevolge in het onderhavige jaar het genot krachtens zakelijk recht ontbreekt, heeft belanghebbende naar het oordeel van het gerechtshof onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd en aannemelijk gemaakt om deze stelling te kunnen volgen. Derhalve rust de omslagplicht met betrekking tot de onderhavige percelen in het onderhavige jaar op belanghebbende.
4.4 Voor het gerechtshof is er gaan aanleiding aan te nemen dat de ambtenaar de aanslag van het perceel c-weg ten onrechte of op een onjuiste wijze heeft vernietigd.
4.5 Het gerechtshof is ook overigens niet gebleken dat de aanslagen ten onrechte of tot een onjuist bedrag zijn opgelegd. Dat er door middel van het onderhavige aanslagbiljet geen aanslag is opgelegd voor het perceel e-straat 106 in O, kan in de onderhavige procedure niet aan de orde komen. Weliswaar zijn op het aanslagbiljet achter de betreffende percelen geen plaatsnamen opgenomen, doch het hof is niet gebleken dat belanghebbende door het achterwege laten van de plaatsnamen in haar (processuele) belangen is geschaad. Evident is immers dat het voor haar na ontvangst van het aanslagbiljet direct duidelijk is geweest om welke percelen het gaat. Tenslotte heeft het – ter informatie – meezenden van een blanco aanslagbiljet met de uitspraak op bezwaar, niet tot gevolg dat belanghebbende niet belastingplichtig is. In de uitspraak wordt immers duidelijk en begrijpelijk aangegeven dat de reden voor het meezenden van het blanco aanslagbiljet informatief is.
5. De conclusie
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is.
6. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld te Leeuwarden op 7 maart 2005 door
mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.S. Bartstra en mr. P.W. van Straalen, allen raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door mr. H.H.A. Fransen in tegenwoordigheid van de griffier dhr J.M. Gerrits en door hen beiden ondertekend.
Afschriften aan aangetekend aan beide partijen
gezonden op: 16 maart 2005