ECLI:NL:GHLEE:2005:AS4666

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 47203 Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag in premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1999. De inspecteur had belanghebbende aangeslagen naar een premie-inkomen van f 84.000,- en een verzuimboete van f 750,- opgelegd wegens het niet indienen van de aangifte. Na bezwaar werd de aanslag gehandhaafd, maar de verzuimboete werd verminderd tot f 250,-. Belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 13 december 2004 werd de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. Belanghebbende voerde aan dat de inspecteur ten onrechte de correctie had toegepast. Het hof stelde vast dat belanghebbende geen aangifte had gedaan binnen de gestelde termijn en dat de alsnog ingediende aangifte niet als de vereiste aangifte kon worden beschouwd. Het hof oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de uitspraak op het bezwaar onjuist was. De omstandigheden rondom de faillietverklaring van een debiteur in 2003 gaven onvoldoende inzicht in de situatie van belanghebbende in 1999. Het hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 28 januari 2005 door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 472/03 28 januari 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1999.
1. Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende werd voor het jaar 1999 in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen aangeslagen naar een premie-inkomen Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (: Waz) van f 84.000,-. Daarbij werd een verzuimboete van f 750,- opgelegd wegens het niet doen van aangifte.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 29 april 2003 de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot op f 250,- .
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 2 juni 2003 is ingekomen.
De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 13 december 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de inspecteur.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
2.1 Het hof stelt op grond van de stukken en op grond van het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.2 Belanghebbende is gehuwd en dreef het gehele jaar een groothandel in bloemen. Het grootste gedeelte van de omzet werd in het buitenland behaald.
Daarnaast genoot hij uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid.
2.3 Voor de inlevering van het aangiftebiljet over 1999 werd op verzoek uitstel verleend tot 1 november 2001. Er werd binnen de verlengde termijn geen aangiftebiljet ingeleverd. Op
14 december 2001 werd een aanmaning verstuurd waarbij de belanghebbende nog tot en met 3 januari 2002 de gelegenheid werd gegeven het aangiftebiljet alsnog in te leveren. De belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.4 Ook over het jaar 1998 werd een aanmaning verstuurd. Het aangiftebiljet 1998 werd binnen de in de aanmaning genoemde termijn ingeleverd.
2.5 Met dagtekening 2 augustus 2002 werd een ambtshalve aanslag over 1999 opgelegd.
2.6 Gelijktijdig met het bezwaarschrift tegen deze aanslag werd alsnog het aangiftebiljet over 1999 ingediend. Uit het bij deze aangifte gevoegde rapport bleek van een forse toename van de voorziening wegens oninbaarheid debiteuren.
2.7 Daarop werd een verzoek om informatie toegezonden aan de toenmalige gemachtigde (bijlage 4 bij het verweerschrift). De toenmalige gemachtigde reageerde op 3 februari 2003 (bijlage 5 bij het verweerschrift). Naar aanleiding van deze reactie nam de behandelend ambtenaar telefonisch contact op. De gemachtigde deelde met betrekking tot de vorming van de voorziening mee dat het hier ging om één slecht betalende klant, waarbij per 31 december 1998 voor het per die datum gehele uitstaande bedrag een voorziening was gevormd van f 35.323,-. Op 31 december 1999 was de vordering op deze debiteur verder opgelopen en werd nog eens
f 53.520,- aan de voorziening toegevoegd. Na deze dotatie was wederom voor het totale bedrag van de schuld een voorziening gevormd. Voor meer informatie over eventuele ondernomen acties en dergelijke verwees de toenmalige gemachtigde naar belanghebbende. Hij was daarmee niet op de hoogte en was bovendien niet langer de gemachtigde. De belanghebbende zou inmiddels een andere adviseur hebben.
2.8 Daarom werd met dagtekening 10 februari 2003 aan de belanghebbende zelf een verzoek om informatie over de voorziening toegezonden met het verzoek te reageren voor 3 maart 2003 (bijlage 6 bij het verweerschrift).
2.9 Er werd geen reactie ontvangen, waarna op 11 maart 2003 nogmaals om de informatie werd gevraagd en de belanghebbende in de gelegenheid werd gesteld om alsnog voor 26 maart 2003 te reageren (bijlage 7 bij het verweerschrift).
2.10 Er werd wederom niet gereageerd.
2.11 Daarop werd het bezwaarschrift door de inspecteur afgedaan.
2.12 Belanghebbende was ambtshalve aangeslagen naar een premie-inkomen Waz van f 84.000,-.
Er werd een verzuimboete opgelegd uitgaande van een tweede verzuim.
2.13 Het bezwaarschrift gaf aanleiding de aanslag gedeeltelijk te herzien. In het met het bezwaarschrift alsnog ingeleverde aangiftebiljet werd een premie-inkomen Waz
aangegeven van f 37.234,-
de volgende correctie werd aangebracht:
geen extra toevoeging aan de voorziening
dubieuze debiteuren (: de correctie) f 53.520,-
vastgesteld premie-inkomen Waz na bezwaar f 90.754,-
2.14 Na deze correctie bleef het premie-inkomen Waz onveranderd het maximum bedrag van f 84.000,- en de heffingsgrondslag bleef onveranderd f 55.000,-.
2.15 Omdat bij de verzuimboete ten onrechte was uitgegaan van een tweede verzuim werd de verzuimboete teruggebracht tot een boete behorend bij een eerste verzuim.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht de correctie heeft toegepast. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3 Belanghebbende concludeert tot verlaging van de aanslag.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ingevolge artikel 75 Waz juncto artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor zover hier van belang, verklaart het gerechtshof, indien de vereiste aangifte niet is gedaan, het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.2 In het onderhavige geval is bij het bezwaar de alsnog de aangifte gevoegd. Deze aangifte kan echter niet meer als de vereiste aangifte gelden.
4.3 Belanghebbende heeft met het door hem gestelde niet doen blijken dat de uitspraak op het bezwaar onjuist is. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheid dat de betreffende debiteur in het begin van 2003 failliet is gegaan geeft onvoldoende inzicht in de situatie in 1999.
4.4 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht belastingzaken.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 28 januari 2005 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mw. mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 2 februari 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.