ECLI:NL:GHLEE:2004:AR8308

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 738/03 Motorrijtuigenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting na constatering gebruik van geschorst voertuig

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de vraag centraal of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting terecht is opgelegd aan de belanghebbende. De belanghebbende ontving op 20 juni 2003 een naheffingsaanslag, die was gebaseerd op de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, en een boetebeschikking. Na het indienen van bezwaar door de belanghebbende, handhaafde de inspecteur de naheffingsaanslag bij uitspraak op 22 augustus 2003. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2004, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 februari 2003 constateerde een ambtenaar van de politie dat de belanghebbende met zijn motorrijtuig, een Mercedes C220, gebruik maakte van de openbare weg terwijl er een schorsing gold. De belanghebbende was als houder van het voertuig ingeschreven in het kentekenregister per 29 augustus 2002. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op over de periode van 30 augustus 2002 tot en met 4 april 2003, met een totale belasting van € 852,--, inclusief een boete van € 426,--.

Het hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende het motorrijtuig had gebruikt terwijl het geschorst was. De belanghebbende voerde aan dat de schorsing op 6 februari 2003 om 09:08 uur was opgeheven, maar het hof hechtte meer waarde aan het onderzoek van de inspecteur, waaruit bleek dat de schorsing pas om 12:06 uur was opgeheven. Het hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de beslissing van de inspecteur.

De uitspraak werd op 24 december 2004 gedaan door mr. G.M. van der Meer, voorzitter van de zesde enkelvoudige belastingkamer, en is op 29 december 2004 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
BK-03/00738 24 december 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X wonende te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de inspecteur Belastingdienst/Centrale administratie autoheffingen te Apeldoorn (: de inspecteur)
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting.
1. De procesgang
1.1. Aan de belanghebbende is op 20 juni 2003 een naheffingsaanslag
motorrijtuigenbelasting opgelegd op grond van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, alsmede een boetebeschikking.
1.2. Op het tijdig ingediende bezwaar van de belanghebbende heeft de
inspecteur bij bestreden uitspraak d.d. 22 augustus 2003 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende bij een op 9 september 2003 (met bijlage) bij het hof binnengekomen beroepschrift beroep ingesteld.
1.4. Van de inspecteur is op 26 november 2003 een verweerschrift met
bijlagen binnengekomen.
1.5. Op 4 december 2003 is van de inspecteur een aanvulling met bijlagen op het verweerschrift ontvangen.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting
van 6 december 2004 te Leeuwarden, alwaar zijn verschenen de belanghebbende en de inspecteur.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend.
2.3. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de beroepen uitspraak.
2.4. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
Daaraan zijn door partijen ter zitting geen nadere gronden aangevoerd.
3. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
3.1. Op 6 februari 2003 te 10.45 uur heeft een ambtenaar van Politie, regio Friesland, geconstateerd dat een motorrijtuig Mercedes C220, kleur groen, kenteken YY-YY-00, rijdend gebruik heeft gemaakt van de openbare weg de A-32 ter hoogte van Idaerd, terwijl voor dat motorrijtuig een schorsing gold als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
3.2. De belanghebbende is per 29 augustus 2002 als houder van het motorrijtuig kenteken YY-YY-00 ingeschreven in het kentekenregister.
3.3. Op grond van het voorgaande heeft de inspecteur aan de belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd over de periode 30 augustus 2002 tot en met 4 april 2003.
De nageheven belasting bedraagt € 426,--
De boete bedraagt € 426,--
De naheffingsaanslag bedraagt in totaal € 852,--
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, kan belasting worden nageheven bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
4.2. Nu op grond van de vaststaande feiten kan worden aangenomen dat belanghebbende met zijn motorrijtuig YY-YY-00 de A-32 ter hoogte van Idaerd op 6 februari 2003 om 10.45 uur heeft gebruikt terwijl dat motorrijtuig was geschorst, is aan belanghebbende terecht een naheffingsaanslag opgelegd.
4.3. De belanghebbende heeft aangevoerd dat van het motorrijtuig de schorsing op 6 februari 2003 op het postkantoor in Sneek te 09.08 uur is opgeheven en dat hij ten bewijze daarvan een fotokopie van het kentekenbewijs deel II, met daarop het tijdstip van de opheffing naar het bureau van politie te Grou heeft gefaxt.
4.4. Uit de van de inspecteur ontvangen aanvulling op het verweerschrift blijkt uit een nader onderzoek dat op het postkantoor te Sneek de schorsing van het motorrijtuig met het kenteken YY-YY-00 op 6 februari 2003 om 12:06 uur is opgeheven. Tevens blijkt uit dat onderzoek dat aldaar op vorengenoemde dag maar één ontschorsing had plaatsgevonden.
4.5. Gelet op vorenoverwogene, alsmede op de omstandigheid dat belanghebbende het tijdstip van opheffing van de schorsing doet blijken uit een fax van een fotokopie deel II en desgevraagd niet een origineel heeft getoond, hecht het hof meer waarde aan de verklaring van de inspecteur en acht het hof het door belanghebbende opgegeven tijdstip van 09.08 uur niet geloofwaardig en derhalve niet aannemelijk.
4.6. Nu er tevens sprake is van een betalingsverzuim als bedoeld in artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is, mede gelet op paragraaf 34, onderdeel 2, van het Beskuit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, een boete van 100% geïndiceerd.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit acht het hof de opgelegde boete passend en geboden.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Vastgesteld op 24 december 2004 door mr. Van der Meer, raadsheer als voorzitter, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, en op die dag ter openbare zitting van het gerechtshof Leeuwarden uitgesproken door voornoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma mr. G.M. van der Meer
Op 29 december 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.