ECLI:NL:GHLEE:2004:AR8308
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.M. van der Meer
- M. Haarsma
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting na constatering gebruik van geschorst voertuig
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de vraag centraal of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting terecht is opgelegd aan de belanghebbende. De belanghebbende ontving op 20 juni 2003 een naheffingsaanslag, die was gebaseerd op de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, en een boetebeschikking. Na het indienen van bezwaar door de belanghebbende, handhaafde de inspecteur de naheffingsaanslag bij uitspraak op 22 augustus 2003. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2004, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 februari 2003 constateerde een ambtenaar van de politie dat de belanghebbende met zijn motorrijtuig, een Mercedes C220, gebruik maakte van de openbare weg terwijl er een schorsing gold. De belanghebbende was als houder van het voertuig ingeschreven in het kentekenregister per 29 augustus 2002. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op over de periode van 30 augustus 2002 tot en met 4 april 2003, met een totale belasting van € 852,--, inclusief een boete van € 426,--.
Het hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende het motorrijtuig had gebruikt terwijl het geschorst was. De belanghebbende voerde aan dat de schorsing op 6 februari 2003 om 09:08 uur was opgeheven, maar het hof hechtte meer waarde aan het onderzoek van de inspecteur, waaruit bleek dat de schorsing pas om 12:06 uur was opgeheven. Het hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de beslissing van de inspecteur.
De uitspraak werd op 24 december 2004 gedaan door mr. G.M. van der Meer, voorzitter van de zesde enkelvoudige belastingkamer, en is op 29 december 2004 aangetekend verzonden aan beide partijen.