BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-03/01000 19 november 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
de inspecteur Belastingdienst Noord/kantoor Groningen (: de inspecteur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aan-slag Inkomstenbelasting /Premie Volksverzekeringen 2002.
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 10 september 2003 een aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 2002 opgelegd.
1.2. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bij een op 20 oktober 2003 bij de inspecteur binnengekomen bezwaarschrift bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 5 november 2003 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.4. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 22 december 2003 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen.
1.5. Het verweerschrift (met bijlagen) van de inspecteur is op 16 februari 2004 bij het hof binnengekomen.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 juli 2004, gehouden te Groningen, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de inspecteur.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.8. Het hof heeft in deze zaak op 2 augustus 2004 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 16 augustus 2004, aan partijen is verzonden.
1.9. Bij een op 8 september 2004 bij het hof binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.10. Het verschuldigde griffierecht is op 14 oktober 2004 voldaan.
2. De feiten
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde op de zitting staat als onbetwist, althans niet voldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. De envelop waarin het beroepschrift is ontvangen is afgestempeld op 18 december 2003 te 15:54 uur.
2.2. Op de zitting heeft de belanghebbende verklaard dat hij op die dag het beroepschrift bij het postkantoor heeft aangeboden.
3. De ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (:AWB) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
3.2. Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vangt de termijn aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur.
3.3. Ingevolge artikel 6:11 AWB blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4. Nu het door belanghebbende ingediende beroep is gericht tegen een uitspraak van de inspecteur van 5 november 2003 had dit beroep uiterlijk 17 december 2003 bij het hof binnen moeten zijn. Vast is komen te staan dat het beroepschrift eerst op 18 december 2003 ter post is bezorgd, derhalve na ommekomst van de beroepstermijn.
Gelet op vorenoverwogene kan ook het bepaalde in artikel 6:9, lid 2, AWB belanghebbende niet baten (“bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen”)
3.5. Nu belanghebbende, daartoe in de gelegenheid gesteld, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, is de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep. Het hof komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
4. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing.
Het hof:
verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Gedaan door mr Van der Meer, raadsheer, voorzitter, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 19 november 2004, door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma mr G.M. van der Meer
Afschrift per aangetekende post
aan partijen verzonden op: 24 november 2004