ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4245
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde van het woongenot van de ambtswoning van een predikant in de inkomstenbelasting
In deze zaak, uitgesproken op 15 oktober 2004 door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de berekening van de waarde van het woongenot van de ambtswoning van een predikant centraal. De belanghebbende, geboren in december 19.., was in het jaar 2000 als predikant verbonden aan een kerkelijke gemeente en ontving een traktement van f 70.104,-. Hij woonde met zijn gezin in een ambtswoning, maar was wegens chronische ziekte niet in staat zijn werkzaamheden te verrichten. De inspecteur van de Belastingdienst legde een aanslag op in de inkomstenbelasting, waarbij het voordeel uit vrij wonen werd vastgesteld op f 14.040,-, wat leidde tot een verhoging van het belastbaar inkomen met f 11.278,-. De belanghebbende was het niet eens met deze berekening en stelde dat er geen sprake was van een besparing, aangezien hij niet voor de ambtswoning had gekozen en meer tijd in ziekenhuizen doorbracht.
Tijdens de procedure werd er een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, omdat in een eerdere aanslag voor het jaar 2001 het huurwaardeforfait was geaccepteerd. Het hof oordeelde echter dat de inspecteur de waarde van de besparing niet te hoog had vastgesteld en dat de aanslag niet onterecht was opgelegd. De argumenten van de belanghebbende, waaronder zijn chronische ziekte en het langdurig verblijf in een ziekenhuis, werden niet als voldoende geacht om de hoogte van de besparing te verlagen. Het hof concludeerde dat de ambtswoning in 2000 permanent ter beschikking had gestaan en dat het voordeel onbelemmerd aan de belanghebbende was toegevloeid.
Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en het hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M. Van der Meer, in tegenwoordigheid van griffier mr. J. De Jong.