ECLI:NL:GHLEE:2004:AR3022
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatheffing en verzuimboete voor niet doen van aangifte door intermediairs
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 24 september 2004, staat centraal of de opgelegde verzuimboete voor het niet doen van de fosfaataangifte voor intermediairs terecht is. De belanghebbende, een vennootschap onder firma, ontving op 15 november 1999 een ambtshalve naheffingsaanslag fosfaatheffing voor het heffingsjaar 1998, alsook een verzuimboete van ƒ 250,-- voor het niet doen van aangifte. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaarschrift op 8 oktober 2002, bleef de verzuimboete gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing.
De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juni 2004, waarbij de inspecteur niet ter zitting verscheen en de belanghebbende ook niet aanwezig was. De inspecteur had eerder de belanghebbende verzocht om aangifte te doen, maar deze had hieraan geen gehoor gegeven, ondanks herinneringen. Het hof oordeelde dat de belanghebbende, gezien de ontvangen voorlichtingsmaterialen en eerdere communicatie, op de hoogte moest zijn van haar verplichting tot het doen van aangifte.
Het hof concludeerde dat de inspecteur niet onredelijk had gehandeld door de verzuimboete op te leggen, aangezien de aangifte niet tijdig was gedaan. De opgelegde boete van ƒ 250,-- was in overeenstemming met de wettelijke regeling en de beleidsregels. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen. De uitspraak werd op 29 september 2004 aangetekend verzonden aan beide partijen.