ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ7428
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op aftrek voor uitgaven levensonderhoud in het kader van de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 20 augustus 2004, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op aftrek voor uitgaven van levensonderhoud tot een bedrag van € 1.224,--. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, berekend naar een verzamelinkomen van € 40.836,--. Na bezwaar werd de aanslag verlaagd naar € 40.047,--, maar de aftrekpost voor levensonderhoud werd door de inspecteur geweigerd. De belanghebbende, die werkzaam is bij B BV, had deze aftrek opgevoerd voor haar stiefdochter, die een basisbeurs ontving voor haar MBO-opleiding.
De belanghebbende betoogde dat de uitgaven voor levensonderhoud van haar stiefdochter, die door haar echtgenoot worden betaald, recht geven op aftrek, ongeacht de basisbeurs. De inspecteur daarentegen stelde dat de wettelijke bepalingen van de Wet inkomstenbelasting 2001, specifiek artikel 6.14, de aftrek uitsluiten wanneer het kind recht heeft op een basisbeurs. Het Gerechtshof oordeelde dat de wetgever het recht heeft om ouders niet verder te faciliteren via een persoonsgebonden aftrek als het kind al een basisbeurs ontvangt. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de aftrekpost terecht had geweigerd.
Het Gerechtshof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 25 augustus 2004 aan beide partijen aangetekend verzonden.