ECLI:NL:GHLEE:2004:AP0407
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.H.A. Fransen
- G.M. van der Meer
- E. Läkamp
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag verontreinigingsheffing 2001 en de redelijkheid van de schatting door de ambtenaar
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te Leeuwarden op 28 mei 2004, staat de vraag centraal of de ambtenaar in redelijkheid tot de schatting van de verontreinigingsheffing 2001 heeft kunnen komen. De belanghebbende, een bedrijf dat stoffen afvoert vanuit zijn bedrijfsruimte, ontving een aanslag gebaseerd op een schatting van 9.500 vervuilingseenheden, wat resulteerde in een bedrag van € 252.585,39. De ambtenaar had deze schatting vastgesteld na het constateren dat er geen monsters waren afgehaald voor analyse in de maanden juni, augustus en september 2001. De belanghebbende had eerder vrijstelling gekregen voor het meten en analyseren van afvalwater, maar stelde dat de beschikbare meetgegevens representatief waren voor het gehele jaar.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2004 werd duidelijk dat de ambtenaar de aanslag had vastgesteld op basis van analysecijfers van goedgekeurde metingsdagen en een onderzoek uitgevoerd door het waterschap. De belanghebbende betwistte de representativiteit van de cijfers en stelde dat de ambtenaar had moeten uitgaan van de door hen zelf verzamelde gegevens. Het hof oordeelde echter dat de ambtenaar terecht de schatting had gemaakt, omdat de belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling. Het hof concludeerde dat de ambtenaar in redelijkheid tot de schatting van 9.500 vervuilingseenheden had kunnen komen, en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de belanghebbende in het naleven van de voorwaarden van de vrijstelling en de rol van de ambtenaar bij het vaststellen van de aanslag. De beslissing van het hof bevestigt dat de ambtenaar de schatting op goede gronden heeft gemaakt, en dat er geen aanleiding was voor een verlaging van de schatting.