2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1. De belanghebbende, geboren op 11 december 19.., dreef vanaf ongeveer 1987 een onderneming in de zin van de omzetbelastingwetgeving, bestaande uit het als standwerker verkopen van zemen, dweilen en vaatdoeken op week- en jaarmarkten en concoursen. Voordien werd door de belanghebbende andere markthandel gedreven.
2.2. Van 16 juli 19.. tot 8 juni 19.. heeft de belanghebbende samengewoond met mevrouw A, geboren 20 oktober 19... Vanaf 8 juni 1992 is de samenwoning verbroken. Bij convenant van 13 februari 1993 zijn partijen onder andere overeengekomen dat het geld dat in een bankkluis (: de kluis) is gedeponeerd, te weten f 102.000,-- aan contanten, aan mevrouw A zal worden toegescheiden. In augustus 1995 is de belanghebbende opnieuw gaan samenwonen, zij het met een andere partner.
2.3. In verband met de aanwezigheid van voornoemde contanten en de omstandigheid dat uit de aangiften omtrent deze contanten nimmer iets is gebleken, is in 1995 een boekenonderzoek gestart. Omdat het vermoeden ontstond dat sprake was van zwarte omzet is er een onderzoek gestart door de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (hierna: de Fiod) en zijn er in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek huiszoekingen gedaan. Nadat op 18 maart 1997 een kennisgeving van niet verdere vervolging aan de belanghebbende was afgegeven, is het in 1995 gestarte administratieve onderzoek weer opgepakt en afgerond met het op 26 augustus 1997 verschenen verslag daarvan. Bij voormelde onderzoeken en een in 2002 ingesteld onderzoek zijn de volgende zaken geconstateerd.
2.4. De kasadministratie van de belanghebbende bestaat uit een tabellarisch kasboek (: het kasboek) en voor de zakelijke uitgaven en ontvangsten per bank wordt een afzonderlijke girorekening gevoerd. In het kasboek worden niet de werkelijke uitgaven en ontvangsten aangetekend, maar wordt een overzicht gegeven van de resultaten per markt. Zo worden bijvoorbeeld de autokosten forfaitair bepaald (aantal kilometers x forfaitaire kilometervergoeding) en wordt een deel van de marktgelden vooraf voldaan terwijl ze in het kasboekje op de dag zelf worden aangetekend. In verband hiermee was een goede kascontrole niet mogelijk.
2.5. Uit een bij mevrouw A in beslag genomen Atlanta-kasboekje over de jaren 1984 tot en met 1987, met het handschrift van de belanghebbende, blijkt dat daarin meer markten worden verantwoord en hogere omzetbedragen/inkopen staan vermeld dan in het kasboek dat als basis gold voor het indienen van de aangiften over die jaren. Voor het jaar 1987 gaf het Atlanta-kasboekje een extra omzet van ƒ 100.197,-- bij een aangegeven omzet van ƒ 18.430,-- en vermelde het een bedrag van ƒ 35.568,-- aan inkopen tegenover ƒ 8.100,-- in het kasboek dat de basis vormde voor de aangiften. Ten aanzien van voornoemd Atlanta-kasboekje heeft mevrouw A op 19 maart 1996 als getuige verklaard dat belanghebbende zijn ontvangsten van de markt bijhield in het Atlanta-kasboekje, dat zij zeker weet dat hij meerdere van die boekjes had en dat hij na de markt altijd deze kleine boekjes invulde. Verder verklaart zij dat belanghebbende haar in december 1992 heeft verteld, toen hij met haar wilde praten om weer bij elkaar te komen, dat hij verschillende boekjes bijhield met lagere bedragen in verband met de belastingen. Het over de jaren 1990 tot en met 1992 getoonde (tabellarisch) kasboek herkent zij niet. Met betrekking tot de kluis verklaart zij dat deze is geopend om het zwarte geld, afkomstig van de markthandel, in te bewaren en dat er in de loop der jaren bedragen uit de kluis zijn gehaald voor aankopen in het huis, verblijfskosten van vakanties en giften aan de kinderen.
2.6. Toepassing van de chi-kwadraattoets op de omzetbedragen in het Atlanta-kasboekje over de jaren 1984 tot en met 1987 (met weglating van de eerste twintig ingevoerde afgeronde bedragen) en het kasboek over de jaren 1990 (volgens de belanghebbende 1991) tot en met 1995, geeft voor de jaren 1984 tot en met 1987 als resultaat dat geen sprake is van systematische afwijkingen en dat het kasboek acceptabel is. Voor de jaren 1990 (dan wel 1991) tot en met 1995 blijkt dat er met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wel systematische afwijkingen in de cijferreeks zitten.
2.7. In de bij de huiszoeking in beslag genomen agenda over het jaar 1992 staan meer markten vermeld dan in het kasboek over dat jaar.
Van de over het jaar 1991 aanwezige renseignementen van zes dagen dat de belanghebbende op de markt heeft gestaan, staan slechts drie dagen in het kasboek vermeld.
2.8. Over de jaren 1990 tot en met 1995 zijn de totale inkopen (en de bruto-winstmarges) zeer wisselend. Bovendien worden het ene jaar nauwelijks zemen ingekocht en het andere jaar nauwelijks vaatdoeken en dweilen. Over het jaar 1994 zijn door belanghebbende alleen zemen ingekocht voor een bedrag van ƒ 3.788,-. Belanghebbendes adviseur heeft over dat jaar een bedrag aan inkopen bijgeboekt van ƒ 5.000,--.
Volgens eerdergenoemde verklaring van mevrouw A werden (tot half 1992) gemiddeld vier keer per jaar dweilen en vaatdoeken in Duitsland ingekocht voor bedragen van ongeveer ƒ 10.000,-- tot 15.000,-- per keer. In het kasboek zijn door belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 1995 minder inkopen vermeld. In het kasboek staat over het jaar 1994 geen inkoop van deze goederen vermeld, over het jaar 1993 en 1995 respectievelijk één en drie inko(o)p(en) van in totaal ƒ 3.152,50 en ƒ 8.970,25.
2.9. Over de jaren 1990 tot en met 1995 zijn kasopstellingen gemaakt. Daarbij is gebleken dat in de loop van de jaren 1991 en 1993 het saldo van de gelden dat beschikbaar is voor privé respectievelijk 29 en 17 keer negatief is. De kasgelden beschikbaar voor onbenoemde privé-bestedingen zijn door de inspecteur over 1990 tot en met 1995 berekend op respectievelijk ƒ 9.349,--, ƒ 7.175,--, ƒ 6.430,--, ƒ 4.157,-- negatief, ƒ 12.655,-- en ƒ 4.636,--. Naar aanleiding van de door belanghebbende bij beroep verstrekte vermogensopstellingen, kapitaalsvergelijkingen (waarin de WAO-uitkering van mevrouw A als PM post is opgenomen) en privékasopstellingen over de jaren 1990/1991 tot en met 1995, heeft de inspecteur in 2002 een nader onderzoek ingesteld naar de juistheid en aanvaardbaarheid van die cijfers. Uitgaande van het volgens belanghebbende bij aanvang van het jaar in privé aanwezige geld, resteerden volgens de nieuwe berekening van de inspecteur de volgende kasbedragen voor onbenoemde privé-bestedingen: