Arrest d.d. 20 augustus 2003
Rolnummer 0200191
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap Centraal Beheer Achmea Schadeverzekering N.V., voorheen geheten Centraal Beheer Schadevergoeding N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. de gemeente Goedereede,
waarvan de zetel is gevestigd te Goedereede,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: Goedereede c.s.,
procureur: mr J.V. van Ophem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zeevisserijbedrijf Lemmer 62 B.V.,
gevestigd te Lemmer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Lemmer 62,
procureur: mr H.N.M.M. van Wilgenburg.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis
uitgesproken op 3 april 2002 door de rechtbank te Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 april 2002 is door Goedereede c.s. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Lemmer 62 tegen de zitting van 22 mei 2002.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 3 april 2002 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van appellante toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de onderhavige procedure, daaronder begrepen de kosten gemaakt in eerste instantie."
Bij memorie van antwoord is door Lemmer 62 verweer gevoerd met als conclusie:
"appellanten in hun hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit als ongegrond te verwerpen, alsmede, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, het vonnis a quo te bekrachtigen, met veroordeling van appellanten in de kosten der beide instantiën, en het arrest voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren."
Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd.
De grieven
Goedereede c.s. hebben drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de vaststelling van de feiten zoals deze zijn weergegeven in rechtsoverweging 1 van het beroepen vonnis, zijn geen grieven aangevoerd noch is daartegen anderszins bezwaar aangevoerd. Mitsdien zal ook het hof van die feiten uitgaan.
2. De grieven I en II zijn - in essentie weergegeven - gericht tegen de overweging van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat het afbreken van de kompaspaal is veroorzaakt door de aanraking met de "Alida Natascha" (de LE 62), welk schip aan partij Lemmer 62 toebehoort, en dat het mitsdien aan Goedereede c.s. is om aan te tonen dat vier (van de vijf) poten van de kompaspaal als gevolg van de aanraking zijn gebroken.
3. Uit door beide partijen overgelegde eensluidende afschriften van een schriftelijk stuk, opgesteld door de Rivierpolitie te Rotterdam en voorzien van het kenmerk 08/07/97-8, welk stuk door beide partijen wordt aangemerkt als een "proces-verbaal", blijkt dat daarin door de rapporteurs [rapporteur 1] en [rapporteur 2] is opgetekend - kort weergegeven - dat de LE 62 tijdens het manoeuvreren met de achtersteven achteruit varend tegen de kompaspaal is aangevaren, welke paal daardoor scheef kwam te staan.
Daarnaast blijkt uit een brief van de Rivierpolitie te Rotterdam d.d. 18 april 2000, ondertekend door de brigadier van politie [rapporteur 1], dat genoemde [rapporteur 1] destijds heeft gezien dat de LE 62 achteruit varend met de spiegel tegen de kompaspaal aanzat, en dat hij de kompaspaal zag bewegen, alsmede dat hij tevens daarbij een krakend geluid hoorde. De echtheid van deze brief noch de juistheid van de daarin vervatte waarnemingen zijn tussen partijen in debat geweest.
4. Lemmer 62 heeft, na aanvankelijke ontkenning (punt 4 van de conclusie van dupliek in prima), naderhand erkend dat zich een aanraking heeft voorgedaan tussen de LE 62 en de kompaspaal, zij het dat Lemmer 62 heeft weersproken dat deze aanraking de door Goedereede c.s. gestelde schade (volledig) kan hebben veroorzaakt.
5. Naar het oordeel van het hof biedt het boven overwogene een genoegzame grond voor toepassing van het in art. 8:546 BW neergelegde bewijsvermoeden dat (de eigenaar van) het onderhavige schip aansprakelijk is voor de schade aan de kompaspaal, behoudens het geval dat de aanraking tussen de LE 62 en de kompaspaal niet is veroorzaakt door de "schuld van het schip". Nu het hof uit de stukken opmaakt (pleitnota 1e aanleg punt 3; punt 3.2.3. van de memorie van antwoord) dat (ook) Lemmer 62 zich op het standpunt stelt dat de schuld van het schip vast staat in die zin dat de LE 62 de aanraking met de kompaspaal had kunnen en moeten voorkomen, doet zich de in de vorige zin bedoelde uitzondering niet voor. Van enige omstandigheid die een toereikende grond zou kunnen bieden voor het oordeel dat de "schuld" van de LE 62 - zoals bedoeld begrip in recente rechtspraak van de HR invulling heeft gekregen (zie HR 30-11-2001, SES 2002,35) - in bovengenoemd verband afwezig zou zijn, is overigens uit de stukken niets gebleken.
6. Het voorgaande noopt voorts tot de conclusie dat het in de grieven I en II aangevallen oordeel van de rechtbank, dat het thans aan Goedereede c.s. is om aan te tonen dat vier (van de vijf) poten van de kompaspaal als gevolg van de aanraking zijn gebroken, nu zulks nog niet is komen vast te staan, geen stand kan houden. In de gegeven omstandigheden dient - tot aan geleverd tegenbewijs - ervan te worden uitgegaan dat genoegzaam is komen vast te staan dat bedoelde breuken het gevolg zijn van de aanraking met de LE 62.
7. De grieven treffen mitsdien doel.
8. Grief III sluit aan op de twee eerdere grieven, waar zij is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat een deskundigenbericht noodzakelijk is om te komen tot de beantwoording van de vraag of vier van de vijf poten van de kompaspaal zijn gebroken als gevolg van de aanraking met de LE 62.
9. Uit hetgeen naar aanleiding van de grieven I en II is overwogen, vloeit voort dat het thans niet aan Goedereede c.s. doch aan Lemmer 62 is om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit voortvloeit dat het causale verband tussen de aanraking en de breuk in vier van de vijf poten van de kompaspaal (geheel, of als gevolg van aan Goedereede c.s. toe te rekenen omstandigheden ten dele) afwezig is. In zoverre treft de grief doel. Het bewijsrisico met betrekking tot (de afwezigheid van) het causale verband ligt aan de zijde van Lemmer 62.
10. Overigens is daarmee het belang van Goedereede c.s. bij de grief uitgeput. Het is thans aan de rechtbank, die nog geen eindvonnis heeft gewezen, om met inachtneming van dit arrest de zaak verder te beoordelen. Nu het met de vraag of de aanraking met de LE 62 niet heeft geleid tot breuk in vier van de vijf poten van de kompaspaal, gaat om een technische kwestie, ligt te dezer zake een rapportage door (een) deskundige(n) meer voor de hand dan een bewijslevering door middel van getuigen. Voorzover in de grief van een daaraan afwijkende opvatting wordt uitgegaan, faalt zij. Een en ander sluit aan bij de opstelling van Lemmer 62 dat de benoeming van (een) deskundige(n) de voorkeur verdient. Het is aan de rechtbank om te zijner tijd, na het inwinnen van het deskundigenbericht, te beoordelen of (nader) bewijs door getuigen nodig is.
11. De slotsom luidt als volgt. Ofschoon de grieven in overwegende mate doel treffen, zal zulks niet kunnen leiden tot vernietiging van het beroepen vonnis, nu de in het dictum daarvan gegeven aanzet tot het inwinnen van een deskundigenbericht bijval verdient. Mitsdien zal het vonnis op de gronden als boven genoemd worden bekrachtigd. Bij de verdere beoordeling dient te worden uitgegaan van het boven reeds genoemde bewijsrisico ten nadele van Lemmer 62.
12. Lemmer 62 zal als de in hoger beroep overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze instantie.
13. Hetgeen partijen voorts nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt op de gronden als boven aangegeven het vonnis d.d. 3 april 2002, waarvan beroep;
verwijst de zaak naar de rechtbank te Leeuwarden, teneinde met inachtneming van het bepaalde in dit arrest te worden afgedaan;
veroordeelt Lemmer 62 in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Goedereede c.s. begroot op Euro 765,18 aan verschotten en
Euro 1.406,-- voor salaris, en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Bax-Stegenga en De Bock, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 20 augustus 2003.