ECLI:NL:GHLEE:2003:AF5974

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 000291
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening voor hiv-besmetting door Factorate HT

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 maart 2003 een arrest gewezen in hoger beroep tussen de Stichting Sanquin Bloedvoorziening en de erfgenamen van een overleden hemofiliepatiënt. De Stichting Sanquin, gevestigd in Amsterdam, was appellante in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel. De erfgenamen, vertegenwoordigd door hun procureurs, waren in eerste aanleg eiseres en in hoger beroep geïntimeerden. De zaak draait om de aansprakelijkheid van Sanquin voor de hiv-besmetting van de patiënt door het gebruik van Factorate HT, een bloedproduct dat mogelijk niet voldoende was behandeld om het hiv-virus te elimineren.

De procedure kende een tussenarrest waarin het hof een kennelijke verschrijving corrigeerde met betrekking tot de voorzitter van de Commissie ex art. 1. Het hof verwees naar een brief van 8 november 1984, die relevant was voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Sanquin. De rechtbank had eerder vastgesteld dat in april 1986 duidelijk werd dat de hittebehandeling van Factorate HT mogelijk onvoldoende was. Dit werd bevestigd door een publicatie in 'The Lancet' waarin een besmetting van een Nederlandse hemofiliepatiënt werd gerapporteerd.

Het hof oordeelde dat Sanquin niet kon worden gevolgd in haar betoog dat er sprake was van een evidente vergissing in de eerdere beslissingen. Het hof concludeerde dat Sanquin onrechtmatig had gehandeld indien zij Factorate HT bleef leveren terwijl zij wist of had moeten weten dat het product als onveilig moest worden beschouwd. Het hof besloot dat er een comparitie van partijen moest plaatsvinden om te proberen tot een minnelijke regeling te komen. De comparitie zou plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Leeuwarden, waarbij alle partijen aanwezig moesten zijn, inclusief vertegenwoordigers van betrokken verzekeraars. Het hof bepaalde dat beroep in cassatie kon worden ingesteld voordat het eindarrest was gewezen en hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 maart 2003
Rolnummer 000291
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
eerste kamer voor burgerlijke zaken, heeft het volgende arrest gewezen inzake:
De Stichting Sanquin Bloedvoorziening,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Sanquin,
procureur: mr J.V. van Ophem,
voor wie gepleit heeft mr L.J.F.E. de Wijkerslooth, advocaat te Arnhem,
tegen
De erfgenamen van wijlen [overledene],
te weten:
1.[geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres bij monde van wijlen [overledene],
toevoeging nr. 5AT1968
(eigen bijdrage: (f 205,--)
verder te noemen: [geïntimeerde 1],
procureur: mr J.S. Bauer,
voor wie gepleit heeft mr M.L. Stroink, advocaat te Groningen,
2.[geï[vertegenwoordigde 2],
wonende te [woonplaats],
en [geïntimeerde 2a] en [geïntimeerde 2b] q.q. als wettelijke vertegenwoordiger van [vertegenwoordigde 1] en [vertegenwoordigde 2] q.q. als wettelijk vertegenwoordiger van [vertegenwoordigde 3] en [vertegenwoordigde 4],
geïntimeerden in het principaal appel,
in eerste aanleg: eisers bij monde van wijlen [overledene],
verder gezamenlijk aan te duiden als: [geïntimeerden],
procureur: mr F. Van der Hoef;
De inhoud van het tussenarrest van 28 augustus 2002 wordt hier overgenomen.
Het verdere verloop van de procedure
De bij bedoeld tussenarrest bevolen comparitie van partijen heeft geen doorgang gevonden.
Sanquin heeft een akte genomen, zulks onder overlegging van een tweetal producties.
[geïntimeerde 1] heeft een antwoord-akte genomen, waarbij een drietal producties is overgelegd.
Partijen hebben andermaal de stukken gefourneerd en arrest gevraagd.
De verdere beoordeling
1. In rechtsoverweging 13 van zijn tussenarrest heeft het hof abusievelijk de voorzitter van de Commissie ex art. 1 aangeduid als zijnde de hoofddirecteur van Gezondheidszorg aangemerkt. Duidelijk is dat het hof in bedoelde overweging refereert aan de stelling van [geïntimeerde 1] onder 8.9 van de memorie van antwoord in hoger beroep en dat derhalve gedoeld wordt op de brief d.d. 08-11-1984 van de voorzitter van de Commissie ex art.1 aan de hoofddirecteur van Gezondheidsbescherming, welke brief door het AZG bij haar laatste akte is overgelegd. Deze kennelijke verschrijving wordt hierbij gerectificeerd.
2. Sanquin betoogt in haar laatste akte dat het hof op deze eindbeslissing terug dient te komen nu er - in haar visie - sprake is van een evidente vergissing van het hof, althans van een situatie waaruit thans blijkt dat de feitelijke grondslag van de beslissing onjuist is.
3. Het hof kan Sanquin in dat betoog niet volgen. Blijkens het door [geïntimeerde 1] gestelde onder 8.9 van de memorie van antwoord in appel was bedoelde brief (waarover het hof op het moment van het wijzen van het tussenarrest niet beschikte) een reactie op een eerder rondschrijven van de firma Armour aan de behandelaars waarin Factorate IP als een goedkoper en kwalitatief veel minder goed product (dan Hemofil T en Factorate HP) werd aangemerkt. Dat bedoelde brief van 08-11-1984 een waarschuwing terzake bevatte heeft het hof afgeleid (en kunnen afleiden) uit het gestelde onder 8.10 van bedoelde memorie van antwoord. Voorzover uit de brief zelve al geen waarschuwing kan worden afgeleid, houden de desbetreffende stellingen van [geïntimeerde 1] (welke tot dan toe niet door Sanquin waren weersproken) toch in ieder geval in dat een dergelijke waarschuwing valt te lezen in het eerdere schrijven van de firma Armour aan de behandelaars, een schrijven waarvan Sanquin (ook bij haar nadere akte) niet betwist dat zij daarmee bekend was. Indien het derhalve juist is dat Sanquin destijds niet op de hoogte was van de inhoud van bedoelde brief van 08-11-1984, leidt dat niet tot een voor Sanquin gunstiger beslissing, te weten een latere datum als door het hof bedoeld in de laatste zin van overweging 13 van het tussenarrest.
4. De rechtbank heeft in het beroepen vonnis onder de vaststaande feiten onder meer het volgende vermeld:
In de loop van april 1986 werd in de medische wereld duidelijk dat de wijze van hittebehandeling zoals toegepast bij Factorate HT (mogelijk) onvoldoende was om het hiv-virus volledig te elimineren. Op 5 april 1986 verscheen in "The Lancet" een Nederlandse Publicatie, waarin werd bericht dat een Nederlandse hemofiliepatiënt uit het Academisch Medisch Centrum (AMC) met het hiv-virus besmet was geraakt door gebruik van Factorate HT.
5. Het hof heeft - mede naar aanleiding van het gestelde in grief I - in overweging 11 van zijn tussenarrest vastgesteld dat bedoelde brief "slechts betrekking heeft op Armour Factorate VIII HT (IP)". In dat verband verwijst het hof hier ook nog naar hetgeen Sanquin dienaangaande in de toelichting op grief I op pagina 11 (2e alinea) van haar memorie van grieven heeft gesteld. Vervolgens heeft het hof (onder 12) overwogen "dat Sanquin slechts onrechtmatig jegens [overledene] heeft gehandeld indien zij Armour Factorate HT (IP) aan het AZG is gaan of blijven leveren op het moement dat zij wist, althans had moeten weten dat dat product als onveilig moest worden beschouwd". Tegen die achtergrond gaat het hof voorbij aan de bij haar laatste akte door Sanquin geponeerde stelling dat op het gebied van de virusveiligheid geen onderscheid zou zijn te maken tussen Factorate HT (HP) en Factorate HT (IP).
6. Onder verwijzing naar hetgeen het hof in het tussenarrest onder 19 heeft overwogen, acht het hof termen aanwezig om andermaal een comparitie van partijen te gelasten, voor het beproeven van een minnelijke regeling. In verband met dat laatste is het noodzakelijk dat alle partijen, derhalve ook [geïntimeerden] ter comparitie (in persoon dan wel deugdelijk vertegenwoordigd) aanwezig zijn. Het verdient aanbeveling ter comparitie ook een vertegenwoordiger van de betrokken verzekeraar(s) aanwezig te doen zijn.
7. Gelet op het principiële karakter van de tot op heden genomen beslissingen, bepaalt het hof dat beroep in cassatie kan worden ingesteld voordat het eindarrest is gewezen
Beslissing
Het gerechtshof:
gelast partijen (Sanquin deugdelijk vertegenwoordigd) vergezeld van hun raadslieden te verschijnen voor het verschaffen van inlichtingen en het beproeven van een schikking;
bepaalt dat de comparitie van partijen zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nader in overleg met partijen vast te stellen datum en tijdstip, ten overstaan van de raadsheer in dit hof, mr. K.E. Mollema, te dezen benoemd tot raadsheer-commissaris;
verwijst de zaak voor dagbepaling van de comparitie van partijen naar de rol van woensdag 2 april 2003;
bepaalt dat Sanquin, als meest gerede partij, uiterlijk twee weken tevoren het volledige procesdossier ter griffie van het hof doen bezorgen, bij gebreke waarvan de procureur van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden] alsnog de gelegenheid hebben uiterlijk één week voor de vastgestelde datum de processtukken over te leggen;
bepaalt dat beroep in cassatie kan worden ingesteld voordat eindarrest is gewezen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Verschuur en Falkena, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Mellink als griffier, ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 19 maart 2003.