Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 24 augustus 2023, waarmee Marcan in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2023;
- de memorie van grieven van Marcan, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Ace & Tate;
- de akte met bijlagen die Marcan ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
- nummer [nr. 1] : een begane grond van circa 68,50 m2 en een (niet voor publiek toegankelijke) kelder van circa 30 m2.
- nummer [nr. 2] : een begane grond van circa 99 m2 en een (grotendeels voor publiek toegankelijke) kelder van circa 71 m2.
om het gehuurde te gaan herontwikkelen / een andere invulling te gaan geven. Meer specifiek mede door samenvoeging/toevoeging van de naast het gehuurde gelegen winkel ( [adres] [nr. 1] )”. De opzeggingsbrief is op 30 augustus 2022 aan Ace & Tate betekend, tegelijk met de dagvaarding waarmee deze procedure is gestart.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Ontvankelijkheid
na de opzeggingheeft bericht met de beëindiging in te stemmen, maar die termijn is vooral gesteld om te voorkomen dat de huurder al meteen op kosten wordt gejaagd doordat de verhuurder direct na opzegging een gerechtelijke procedure start. Een verhuurder die nog binnen deze zes weken een beëindigingsvordering instelt, loopt het risico dat de proceskosten voor zijn rekening komen als de huurder alsnog binnen die termijn instemt met de beëindiging. In dit geval heeft in 2019 al een huuropzegging plaatsgevonden op vrijwel dezelfde gronden als vermeld in de brief van 30 augustus 2022. Ace & Tate heeft naar aanleiding van deze eerdere opzegging laten weten dat dat zij daarmee niet instemt en dat het haar intentie is om de huurovereenkomst na de eerste vijfjaarstermijn voort te zetten. Partijen waren dus al bekend met elkaars standpunten ten aanzien van de opzegging. In die situatie heeft Marcan de opzegbrief tegelijk met de dagvaarding aan Ace & Tate kunnen laten betekenen en leidt die handelwijze niet tot niet-ontvankelijkheid.
aannemelijkworden gemaakt. De verhuurder hoeft de dringende noodzaak niet met objectieve gegevens aan te tonen en hij hoeft die dringende noodzaak niet te
bewijzenzoals Ace & Tate heeft betoogd. Algemene bedrijfseconomische motieven kunnen op zichzelf voldoende zijn om een dringende noodzaak aannemelijk te achten. Dat neemt echter niet weg dat naarmate de huurder de door de verhuurder gestelde bedrijfseconomische motieven specifieker bestrijdt, van de verhuurder mag worden verwacht dat hij meer inzicht geeft in de gegevens die aan zijn verwachtingen ten grondslag liggen. Verder is van belang dat een na renovatie verwachte rendementsverbetering niet hoofdzakelijk het gevolg mag zijn van de mogelijkheid om na renovatie tegen de markthuur te kunnen verhuren, omdat anders de matigende werking die artikel 7:303 BW (de procedure tot nadere vaststelling van de huurprijs) op de huurprijs heeft zou worden omzeild. In hoger beroep is dan ook terecht niet bestreden het uitgangspunt van de kantonrechter dat voor de beoordeling of na renovatie sprake zal zijn van een rendementsverbetering een vergelijking moet worden gemaakt tussen enerzijds de huurprijs die [adres] [nr. 1] en [nr. 2] elk afzonderlijk zouden opbrengen op basis van de huidige marktprijzen, en anderzijds de huurprijs die de na samenvoeging van deze panden ontstane bedrijfsruimte zou opbrengen.
deze[ [nr. 2] dus]
een iets minder aantrekkelijke maat heeft zoals in de verhuurpraktijk is gebleken. We hebben daarom een correctie op de meterprijs van Ace en Tate toegepast.” Ace & Tate heeft hier tegenover gesteld dat volgens Insight de markthuurwaarde (ongeveer) € 75.000,-- bedraagt. Insight heeft deze waarde toegelicht aan de hand van een vijftal referentietransacties van in de buurt verhuurde winkelpanden onder vermelding van de huurprijs, het aantal vierkante meters, de prijs per vierkante meter, de toegepaste weging/correctie voor kelders en verdiepingen en de ingangsdatum van de huur. Het hof is van oordeel dat, tegenover de door Ace & Tate overgelegde waardebepaling van Insight, Marcan de door haar gestelde huurprijswaarde met de verklaring van BRiQ onvoldoende heeft onderbouwd. BRiQ heeft deze waarde gebaseerd op slechts twee referentiepanden, die bovendien niet door BRiQ zijn geselecteerd maar door Marcan zelf. Een toelichting in hoeverre (alleen) deze panden vergelijkbaar zijn en welke correctie is toegepast ontbreekt. BRiQ legt ook niet uit waarom [nr. 2] een “
iets minder aantrekkelijke maat” zou hebben dan [nr. 3] en [nr. 4] ; dat dit “
in de verhuurpraktijk is gebleken” is te vaag. Uit het rapport van Insight maakt het hof op dat [nr. 3] (huurder Repeat) een oppervlakte heeft van circa 76 m2 (begane grond) plus circa 55 m2 (kelder) en dat de oppervlakte van [nr. 4] (huurder […] ) vrijwel identiek is aan die van [nr. 3] . Waarom de grotere oppervlakte van [nr. 2] minder aantrekkelijk zou zijn heeft noch BRiQ noch Marcan uitgelegd, dit terwijl in het rapport van Insight staat dat de maat van [nr. 2] courant is en dat veel retailers daarmee goed uit de voeten kunnen. Voor zover BRiQ heeft bedoeld te zeggen dat gebleken is dat voor [nr. 3] en [nr. 4] een hogere huurprijs is afgesproken, miskent BRiQ dat het niet juist is de huurprijs van [nr. 3] en [nr. 4]
per eind 2022/begin 2023te vergelijken met de huurprijs van [nr. 2]
per maart 2016zoals die daarna is geïndexeerd. Kortom, hoe de vergelijking met [nr. 3] en [nr. 4] kan leiden tot een huurprijswaarde van € 60.500,-- voor [nr. 2] is niet inzichtelijk gemaakt. Hierbij valt op dat Marcan in de memorie van grieven klaagt dat de kantonrechter haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op het rapport van Insight – zij had naar eigen zeggen in dat geval haar eigen deskundige van BRiQ op dat rapport hebben kunnen laten reageren – maar dat zij in de memorie van grieven niet alsnog inhoudelijk op dat rapport ingaat en ook geen nadere reactie van BRiQ overlegt. In het licht van het gemotiveerde rapport van Insight had van Marcan al in dat stadium wel een nadere toelichting mogen worden verwacht. Pas tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is zij alsnog met een reactie gekomen (zien hierna, onder 6.12).
(o)p basis van de huurwaardes die voor een gerenoveerde ruimte als deze bij dit aantal vierkante meters worden betaald komen wij op een totale huurwaarde van jaarlijks € 130.000 exclusief BTW.
Een dergelijk aantal vierkante meters is op dit moment op een gelijkwaardig punt (nabij Meent) als dit niet beschikbaar en gewild.”Daartegenover staat dat Insight de door haar bepaalde waarde van € 110.000,-- tot € 125.000,-- heeft gebaseerd op de genoemde vijf referentietransacties, met uitleg. Daarbij heeft Insight aangetekend dat de aanwezigheid van een kelderentree en vier forse kolommen in het midden van de nieuw gecreëerde winkel een waardedrukkend effect zullen hebben en dat het grotere formaat van de winkel niet per definitie tot meer vraag van retailers zal leiden (integendeel; volgens Insight is zo’n groot formaat veel minder courant). Marcan heeft niet op die gestelde waardedrukkende effecten gereageerd.
gelift”, dat branchebepaling en een “
betere invulling” nodig zijn en dat één grote winkel het verschil gaat maken en meer loop zal creëren. Voor zover deze stellingen mede bedoeld zijn om het dringend eigen gebruik te onderbouwen, geldt dat ook deze algemene stellingen niet nader zijn onderbouwd. In het licht van het voorgaande leggen zij onvoldoende gewicht in de schaal.
trekker-functie” zal vervullen en dat sprake zal zijn van een “
algeheel synergie-effect” voor de rest van haar vastgoed, maar die stellingen heeft zij onvoldoende concreet toegelicht en niet nader onderbouwd, zoals Ace & Tate terecht heeft aangevoerd en het hof hiervoor in 6.13 al heeft overwogen. De door Marcan gestelde algemene belangen dat zij weer over haar eigendom kan beschikken en dat Ace & Tate na tien jaar huren haar investering zal hebben kunnen terugverdienen en rekening heeft kunnen houden met het einde van de huurovereenkomst, acht het hof van onvoldoende gewicht om de belangenafweging in haar voordeel te doen uitslaan. Tegenover deze belangen staat immers het algemene belang van Ace & Tate bij het behouden van haar winkel op deze locatie. De stelling van Marcan dat de locatie voor Ace & Tate geen meerwaarde heeft en dat Ace & Tate niet aan deze locatie gebonden is doet daaraan onvoldoende afbreuk; nog daargelaten dat Ace & Tate deze stelling heeft betwist, heeft Ace & Tate er een algemeen belang bij niet te hoeven verhuizen. Daar komt bij dat Ace & Tate onweersproken heeft aangevoerd dat de door Marcan genoemde alternatieve winkelpanden niet voldoen aan haar eisen wat betreft onder meer het aantal vierkante meters, uitstraling en ligging ten opzichte van de Meent.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2023;
- veroordeelt Marcan in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Ace & Tate begroot op € 3.389,--;
- bepaalt dat als Marcan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Ace & Tate de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,--;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.