In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende alimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de verzochte kinder- en partneralimentatie niet kan betalen, ondanks de betwisting door de vrouw. De rechtbank Rotterdam had eerder bepaald dat de man € 480,- per maand kinderalimentatie en € 2.000,- per maand partneralimentatie aan de vrouw moest betalen. De man is in hoger beroep gekomen van deze beschikking, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep ging tegen de beslissingen over de alimentatie. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 11 juli 2023 € 870,- per maand kinderalimentatie en met ingang van 19 februari 2024 € 4.747,- per maand partneralimentatie aan de vrouw moet betalen. Het hof oordeelde dat de man zijn inkomen onvoldoende had onderbouwd en dat de schatting van de belastingdienst het meest betrouwbare aanknopingspunt was voor de behoefteberekening. De vrouw heeft aangetoond dat zij afhankelijk is van een bijstandsuitkering, waardoor haar behoeftigheid gelijk is aan haar huwelijkse behoefte. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.