ECLI:NL:GHDHA:2025:616

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
200.341.232/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheden van werknemer onder bewind in relatie tot arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een werknemer wiens goederen onder bewind zijn gesteld. Budget Solutions B.V. fungeert als bewindvoerder en is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kantonrechter in Rotterdam. De kern van het geschil betreft de bevoegdheden van de werknemer en de bewindvoerder met betrekking tot de arbeidsovereenkomst. Het hof oordeelt dat een arbeidsovereenkomst geen goed is in de zin van het Burgerlijk Wetboek, maar dat er wel rechten en verplichtingen uit voortvloeien. Dit betekent dat de werknemer in beginsel zelfstandig een arbeidsovereenkomst kan aangaan, maar dat de werkgever de aanzegging aan de werknemer zelf moet richten. Het hof bevestigt dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer van rechtswege is geëindigd en dat de bewindvoerder niet betrokken hoeft te worden bij de aanzegging. De kantonrechter had eerder de verzoeken van Budget Solutions afgewezen, en het hof bekrachtigt deze beslissing. Budget Solutions wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.341.232/01
Zaak-rekestnummer rechtbank : 10817259 VZ VERZ 23-10000
Beschikking van 22 april 2025
in de zaak van
Budget Solutions B.V. q.q., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam],
gevestigd in Rotterdam,
verzoeker,
advocaat: mr. E. Kattestaart, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
TotaalVERS B.V.,
gevestigd in Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
verweerster,
advocaat: mr. L.W. Engelman, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna Budget Solutions, respectievelijk [naam] en TotaalVERS noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak betreft een werknemer met een tijdelijke arbeidsovereenkomst wiens (toekomstige)goederen onder (beschermings)bewind zijn gesteld als bedoeld in art. 1:431 lid 1 sub b BW. Partijen strijden over de vraag welke bevoegdheden aan de werknemer zelf toekomen en welke toekomen aan de bewindvoerder, en wat – in dit concrete geval – de gevolgen daarvan zijn.
1.2
Het hof is – met de kantonrechter – van oordeel dat een arbeidsovereenkomst geen goed is als bedoeld in art. 1:431 en 1:434 BW, maar dat uit de arbeidsovereenkomst wel rechten en verplichtingen voortvloeien (in het bijzonder het recht op loon) die moeten worden aangemerkt als een dergelijk “goed”. Dit brengt met zich dat de werknemer die onder bewind staat in beginsel zelfstandig een arbeidsovereenkomst mag aangaan en de werkgever de aanzegging als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW dient te richten aan de werknemer. Een uitzondering op het vorenstaande geldt slechts indien hierdoor (een of meer van) de onder bewind staande goederen nadelig worden geraakt.
1.3
Het hof toetst of hiervan in dit geval sprake is en oordeelt dat dit mogelijk het geval was bij de eerste verlenging van de arbeidsovereenkomst, maar dat hiervan in ieder geval geen sprake meer is door de (rechtsgeldige) tweede verlenging van de arbeidsovereenkomst.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ter griffie ingekomen op 7 mei 2024, is Budget Solutions in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2024. TotaalVERS heeft een verweerschrift ingediend dat op 13 augustus 2024 is ontvangen ter griffie van het hof.
2.2
Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2025. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vervolgens is een datum voor de beschikking bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn niet door partijen bestreden, zodat ook het hof die feiten bij de beoordeling tot uitgangspunt zal nemen. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. Blijkens een uittreksel uit het Centraal Curatele- en Bewindregister heeft de kantonrechter te Rotterdam op 30 oktober 2019 ingaande 31 oktober 2019 een (beschermings)bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [naam], geboren op [geboortedatum], op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Op 30 augustus 2021 is [naam] door bemiddeling van een werkadviseur van de gemeente Nissewaard in dienst getreden bij TotaalVERS in de functie van magazijnmedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde duur van zeven maanden tegen een salaris van € 1.829,- bruto per maand (excl. vakantiebijslag en emolumenten). De voormalig bewindvoerder heeft met het deze arbeidsovereenkomst ingestemd.
[naam] is na ommekomst van deze arbeidsovereenkomst in dienst gebleven bij TotaalVERS. Zijn laatstverdiende loon bedroeg € 2.191,-- bruto per maand (excl. vakantiebijslag en emolumenten).
Bij beschikking van 20 maart 2023 van de kantonrechter te Rotterdam is de toenmalige bewindvoerder ontslagen en is Budget Solutions benoemd als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [naam].
Op 28 of 29 september 2023 heeft TotaalVERS een brief gedateerd op 28 september 2023 aan [naam] overhandigd, waarin staat:
”(...) Middels dit schrijven willen wij u informeren over de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst van rechtswege, ondanks het te laat aanzeggen van deze beëindiging conform de geldende arbeidswetgeving.
Conform de regels van de arbeidswetgeving zijn werkgevers verplicht om hun werkgevers tijdig schriftelijk op de hoogte te stellen van het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Het spijt mij u te moeten meedelen dat we er niet in zijn geslaagd om tijdig aan deze aanzegtermijn te voldoen Dit was niet onze intentie, en we bieden onze oprechte excuses aan voor deze nalatigheid. Desondanks zullen wij de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst van rechtswege handhaven waardoor uw laatste werkdag voor onze organisatie zal zijn op 30 september 2023.
(...)
Wij zullen u de wettelijke vergoeding die wij u verschuldigd zijn vanwege het niet naleven van de aanzegverplichting vergoeden met de eindafrekening van uw salaris.
(...)“
In oktober 2023 raakte [naam] uit het zicht van Budget Solutions. Budget Solutions heeft geprobeerd via TotaalVERS met [naam] in contact te komen, maar vernam toen van TotaalVERS dat het dienstverband van [naam] per 30 september 2023 was geëindigd.
TotaalVERS lichtte het einde van de arbeidsovereenkomst desgevraagd als volgt aan Budget Solutions toe: de op 30 augustus 2021 gesloten arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden is per 30 maart 2022 verlengd voor een duur van zes maanden (dus tot 30 september 2022), en is vervolgens per 30 september 2022 nogmaals verlengd voor de duur van één jaar. Deze laatste arbeidsovereenkomst is per 30 september 2023 van rechtswege geëindigd wegens het bereiken van de overeengekomen duur.
Budget Solutions was het hiermee niet eens. Bij brief van 9 november 2023 schreef de gemachtigde van Budget Solutions aan TotaalVERS:
“Partijen zijn op of omstreeks 27 augustus 2021 een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd, voor de duur van 7 maanden te weten tot uiterlijk 30 maart 2022. Cliënt is per 30 augustus 2021 bij u in dienst getreden in de functie van magazijnmedewerker.
Op of omstreeks 1 november 2023 is de bewindvoerder van cliënt op de hoogte gesteld van de inhoud van uw schrijven d.d. 28 september 2023, waarbij u cliënt (rechtstreeks) informeert over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van rechtswege.
Vooropgesteld geldt dat op grond van artikel 1:440 jo 1:12 lid 2 BW wanneer iemands goederen onder bewind staan, zoals in casu het geval is, volgt deze persoon de woonplaats c.q. vestigingsplaats van de bewindvoerder voor de uitoefening van dit bewind. Oftewel voornoemd schrijven had u niet (enkel) aan cliënt zelf rechtstreeks moeten richten, doch aan het bij u welbekende adres van de bewindvoerder. Ditzelfde geldt voor overige opvolgende arbeidsovereenkomsten, jaaropgaven en loonstroken.
Thans geldt dat de voormalig bewindvoerder LC Bewindvoering slechts op de hoogte is gebracht van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd d.d. 27 augustus 2023. Dat betekent dat het betreffende contract tweemaal van rechtswege is verlengd, oftewel tot en met 30 september 2022, respectievelijk 30 april 2023. Op grond van artikel 7:668 lid 4 jo 7:668a lid 1 onder b BW is er derhalve per 1 mei 2023 sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Anders dan u stelt in uw brief d.d. 28 september jl. is derhalve de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege beëindigd. Het gegeven ontslag per voornoemde datum is derhalve niet rechtsgeldig en wordt - buiten rechte - vernietigd. Gesteld noch gebleken is dat u over de vereiste toestemming van het UWV beschikte ten (…) tijde van het gegeven ontslag. Ik geef u daarom
in overweging om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst c.q. het ontslag in te trekken.
Cliënt is bereid en beschikbaar voor het verrichten van de tussen partijen bedongen arbeid. Graag ontvang ik (…) van u een schriftelijke bevestiging dat u het gegeven ontslag intrekt en tevens waar en bij wie en wanneer cliënt zich (…) mag melden om weer aan de slag te gaan.
Namens cliënt wordt voorts aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon vanaf oktober 2023. Namens cliënt verzoek ik (…) daarom om het netto equivalent van het brutoloon over de maand oktober 2023 per omgaande (…) over te maken (…), onder overlegging van een correcte bruto/ netto specificatie. (…)”
i. Bij brief van dezelfde datum heeft TotaalVERS aan Budget Solutions geantwoord dat zij geen aanleiding ziet tot doorbetaling van het loon. Bij e-mail van 14 november 2023 voegde de gemachtigde van TotaalVERS hieraan toe dat [naam] inmiddels van TotaalVERS een eindafrekening (inclusief transitievergoeding) heeft ontvangen.
TotaalVERS heeft op 29 november 2023 de aanzegvergoeding aan [naam] betaald.
Desgevraagd heeft TotaalVERS op 27 december 22023 de loonstroken waarop de transitievergoeding en de aanzegvergoeding zijn vermeld en de jaaropgaaf 2022 aan Budget Solutions verstrekt.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Bij verzoekschrift van 27 november 2023 heeft Budget Solutions – zakelijk weergegeven – de kantonrechter in de rechtbank verzocht
primair:
- het gegeven ontslag nietig te verklaren c.q. de opzegging van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:681 BW te vernietigen;
- TotaalVERS – onder last van een dwangsom – te gelasten [naam] weder te werk te stellen in zijn huidige functie;
- TotaalVERS te veroordelen tot loondoorbetaling / nabetaling van het sedert oktober 2023 verschuldigde loon, en al het overige dat TotaalVERS aan [naam] verschuldigd is, of nog zal worden tot de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging dan wel de aanzegvergoeding;
subsidiair:
-TotaalVERS ex artikel 7:668 BW te veroordelen tot betaling van een volledig bruto maandloon aan aanzegvergoeding;
alsmede zowel primair als subsidiair:
- TotaalVERS – onder last van een dwangsom – te bevelen binnen twee weken na betekening een deugdelijke specificatie van de betalingen te verstrekken;
- TotaalVERS te veroordelen in de proceskosten.
4.2
Budget Solutions stelt zich op het standpunt dat zij op grond van artikel 1:441 BW jo artikel 1:12 BW door TotaalVERS op de hoogte had moeten worden gesteld van de verlengingen van de arbeidsovereenkomst, omdat zij – tijdens de onderbewindstelling van [naam] – [naam] in en buiten rechte vertegenwoordigt voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft. Nu TotaalVERS de (voormalige) bewindvoerder niet op de hoogte heeft gebracht van het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst van 30 augustus 2021 en over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst is voortgezet, terwijl [naam] de bedongen werkzaamheden na 30 maart 2022 heeft voortgezet, betekent dit dat de arbeidsovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 7:668 lid 4 BW wordt geacht voor dezelfde tijd (te weten 7 maanden) te zijn voortgezet, dus tot 30 oktober 2022). Doordat de bewindvoerder ook over het al dan niet voortzetten van die tweede arbeidsovereenkomst en de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet is geïnformeerd, is deze opnieuw voor dezelfde tijd (7 maanden) verlengd, dus tot 30 mei 2023. Ook deze arbeidsovereenkomst is op dezelfde wijze voortgezet. Gelet op de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 onder b BW is daarom per 30 mei 2023 sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. TotaalVERS heeft deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ten onrechte bij brief van 28 september 2023 opgezegd, omdat geen sprake is van een dringende reden, terwijl het UWV evenmin een ontslagvergunning heeft verleend. Budget Solutions meent daarom dat de opzegging niet in stand kan blijven. Subsidiair verzoekt Budget Solutions om toekenning van een aanzegvergoeding.
4.3
TotaalVERS stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij met [naam] een drietal opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd heeft gesloten, te weten:
een overeenkomst voor de duur van 7 maanden, te weten van 30 augustus 2021 tot 30 maart 2022 (arbeidsovereenkomst 1);
een overeenkomst voor de duur van zes maanden, te weten van 30 maart 2022 tot 30 september 2022 (arbeidsovereenkomst 2); en
een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, te weten van 30 september 2022 tot 30 september 2023 (arbeidsovereenkomst 3).
Op 28 september 2023 heeft zij [naam] mondeling te kennen gegeven dat zij zijn arbeidsovereenkomst niet zal verlengen. Zijn arbeidsovereenkomst is dus van rechtswege geëindigd per 1 oktober 2023. TotaalVERS heeft dit ook aan [naam] bevestigd in de aanzegbrief van 28 september 2023. [naam] heeft dit een en ander begrepen: hij heeft tot de einddatum zijn werk verricht en is na de einddatum niet meer op het werk verschenen. TotaalVERS wijst erop dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, dus niet door de aanzegging. Het niet voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste van de aanzegverplichting wordt bestraft met een boete, de zogeheten aanzegvergoeding. Omdat TotaalVERS de aanzegtermijn niet in acht heeft genomen, heeft zij aan [naam] naast de transitievergoeding ook de aanzegvergoeding betaald. [naam] heeft dus geen afstand gedaan van enig recht. Ook de gevorderde specificaties zijn reeds verstrekt.
4.4
TotaalVERS verzocht de kantonrechter om Budget Solutions te veroordelen in de werkelijke proceskosten, omdat sprake zou zijn van misbruik van recht. Volgens TotaalVERS had Budget Solutions op voorhand moeten begrijpen dat haar stellingen geen kans van slagen hadden, waarbij komt dat de gemachtigde van Budget Solutions bestuurder was van de voormalig bewindvoerder van [naam], welke omstandigheid ten grondslag zou liggen aan het besluit van Budget Solutions om deze procedure te entameren.
4.5
De kantonrechter heeft de verzoeken van Budget Solutions afgewezen en Budget Solutions in de kosten conform het liquidatietarief veroordeeld.
4.6
De kantonrechter overwoog daartoe dat Budget Solutions het gelijk niet aan haar zijde heeft waar zij betoogt dat een bewindvoerder altijd betrokken moet worden bij het aangaan of voortzetten van een arbeidsovereenkomst. Daarvoor is volgens de kantonrechter geen wettelijke grondslag aanwezig. Een arbeidsovereenkomst is immers geen goed in de zin van artikel 3:1 BW en valt dus niet onder het bewind. De bewindvoerder zal wel betrokken moeten worden bij een voortzetting van de arbeidsovereenkomst als de onder bewind gestelde werknemer daarbij afstand zou doen van bepaalde uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten die beogen de werknemer materieel voordeel te verschaffen, maar daarvan is in deze zaak geen sprake. [naam] heeft verklaard dat de handtekeningen op de eerste en derde arbeidsovereenkomst van hem zijn. Hoewel op de tweede arbeidsovereenkomst geen handtekening van [naam] staat, heeft [naam] niet verklaard dat hij die arbeidsovereenkomst niet kent. Hieruit leidde de kantonrechter af dat TotaalVERS en [naam] drie schriftelijke arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn aangegaan, zoals door TotaalVERS is gesteld. Het subsidiaire verzoek is afgewezen, omdat de aanzegvergoeding inmiddels was betaald. Dat gold ook voor de gevorderde specificaties, die waren inmiddels verstrekt.
4.7
De door TotaalVERS gevorderde werkelijke kostenvergoeding werd door de kantonrechter afgewezen, omdat niet gebleken is dat Budget Solutions misbruik heeft gemaakt van procesrecht. Het is volgens de kantonrechter haar goed recht om het standpunt dat Budget Solutions in deze procedure heeft ingenomen door een rechter te laten toetsen en het standpunt dat er sprake zou zijn van misbruik omdat Budget Solutions deze procedure heeft gestart omdat haar gemachtigde de bestuurder was van de voormalig bewindvoerder van [naam] achtte de kantonrechter niet navolgbaar. De kantonrechter stelde de proceskosten vast op € 814,- aan salaris gemachtigde en € 135,- aan nakosten.

5.Verzoek in hoger beroep

5.1
Budget Solutions is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met de beschikking van de kantonrechter. Zij heeft verschillende bezwaren tegen de beschikking aangevoerd. Zij verzoekt – na vermindering van eis en zakelijk weergegeven – de beschikking te vernietigen en
  • het gegeven ontslag nietig te verklaren c.q. de opzegging van de arbeidsovereenkomst o.g.v. art. 7:681 BW te vernietigen;
  • te gelasten dat TotaalVERS [naam] binnen zeven dagen na heden weder te werk zal stellen, op straffe van een dwangsom;
  • TotaalVERS te veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf oktober 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging;
  • TotaalVERS te veroordelen in de kosten van beide instanties.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van Budget Solutions erop dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen algemene wettelijke regel geldt op basis waarvan een bewindvoerder altijd betrokken moet worden bij het aangaan of voortzetten van een arbeidsovereenkomst (grief 1), de arbeidsovereenkomst geen goed is in de zin van art. 3:1 BW (grief 2) en dat [naam] geen afstand heeft gedaan van bepaalde uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten (grief 3).
5.3
TotaalVERS heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt Budget Solutions in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van Budget Solutions af te wijzen met veroordeling van Budget Solutions in de werkelijke kosten van beide instanties, althans – zo begrijpt het hof na toelichting van TotaalVERS ter zitting – het hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
In deze procedure strijden partijen over de vraag welke bevoegdheden die samenhangen met de tussen [naam] en TotaalVERS gesloten arbeidsovereenkomsten aan [naam] zelf toekomen en welke bevoegdheden toekomen aan Budget Solutions, nu de kantonrechter een (beschermings)bewind heeft ingesteld over de (toekomstige) goederen van [naam].
Wettelijk kader
6.2
Ingevolge het bepaalde in art. 1:431 BW kan de kantonrechter onder bepaalde omstandigheden een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. In de beschikking dient de kantonrechter te vermelden welke goederen onder bewind worden gesteld (art. 1:434 BW). Tussen partijen is niet in geschil dat de kantonrechter ingaande 31 oktober 2019 een bewind heeft ingesteld over alle (toekomstige) goederen van [naam], op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden en dat TotaalVERS hiervan op de hoogte was.
6.3
Dit bewind brengt op grond van het bepaalde in art. 1:438 lid 1 BW met zich dat het beheer over de onder bewind staande goederen niet toekomt aan [naam], maar aan Budget Solutions. Uit art. 1:438 lid 2 BW volgt dat [naam] tijdens het beschermingsbewind slechts met medewerking van de Budget Solutions of, indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter over de onder bewind staande goederen kan beschikken. Dit betekent dat – zo volgt uit art. 1:441 BW – Budget Solutions gedurende het bewind bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt voor zover het handelingen betreft in verband met de onder bewind gestelde goederen. [naam] is echter door het ingestelde bewind niet handelingsonbekwaam geworden, zoals het geval zou zijn geweest als hij onder curatele zou zijn gesteld. Hij is alleen niet bevoegd tot beheer en slechts beperkt beschikkingsbevoegd ten aanzien van de onder bewind gestelde goederen.
6.4
De eerste vraag die dus dient te worden beantwoord is of een arbeidsovereenkomst is aan te merken als een (onder bewind gesteld) “goed” in de zin van in art. 1.431 en 1:434 BW.
Een arbeidsovereenkomst is geen goed
6.5
Naar het oordeel van het hof is de arbeidsovereenkomst geen “goed” als bedoeld in art. 1.431 en 1:434 BW. Het is immers geen (stoffelijke) zaak en evenmin een vermogensrecht. Dat neemt niet weg dat uit de arbeidsovereenkomst wel rechten en verplichtingen voortvloeien die dienen te worden aangemerkt als vermogensrecht. Het meest in het oog springende recht in dat kader is het recht op loon.
6.6
Dat een arbeidsovereenkomst als zodanig geen goed is als bedoeld in art. 1:431 en 434 BW, brengt met zich dat [naam] – anders dan Budget Solutions betoogt – in beginsel zelf bevoegd is een arbeidsovereenkomst aan te gaan.
6.7
De omstandigheid dat uit de arbeidsovereenkomst rechten en verplichtingen voortvloeien die dienen te worden aangemerkt als vermogensrecht, maakt dat [naam] – hoewel een arbeidsovereenkomst geen “goed” is – in beginsel niet zelfstandig bevoegd is een arbeidsovereenkomst te beëindigen, voor zover hij daardoor het recht op loon, dan wel een ander onder het bewind vallende “goed” prijsgeeft, of zoals de kantonrechter het verwoord: afstand doet van bepaalde uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten. Voor een dergelijke handeling is dus wel de medewerking van Budget Solutions nodig.
6.8
Dit is echter niet het geval bij een zogenoemde aanzegging.
De werkgever dient de aanzegging als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW te richten aan de werknemer zelf
6.9
Uit art. 7:667 lid 1 BW volgt dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, wanneer de tijd is verstreken waarvoor deze is aangegaan. Om de werknemer meer zekerheid te bieden en hem tijdig in de gelegenheid te stellen om te zien naar ander werk, is in art. 7:668 lid 1 BW bepaald dat de werkgever de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt dient te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en – bij voortzetting – over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten. Indien de werkgever deze verplichting niet tijdig nakomt, is hij – zakelijk weergegeven – aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon van één maand, zo volgt uit lid 3 van voornoemde bepaling.
6.1
Daar – zoals hiervoor overwogen – een arbeidsovereenkomst niet is aan te merken als een “goed” in de zin van art. 1:431 en 434 BW is – anders dan Budget Solutions meent – de werkgever niet gehouden de aanzegging te richten tot de bewindvoerder. Niet de aanzegging leidt immers tot het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar deze eindigt van rechtswege wanneer de tijd is verstreken waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Er wordt met deze aanzegging zelf, of het ontbreken daarvan, dus ook geen afstand gedaan van uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en er is daarmee geen sprake van enig beheer of beschikking over onder bewind gestelde goederen. Dit betekent dat de werkgever de aanzegging als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW dient te richten aan de werknemer zelf. Het enkele feit dat – als de werkgever niet aan deze verplichting voldoet – hij een aanzegvergoeding verschuldigd wordt, en het feit dat dit recht op de aanzegvergoeding zelf is aan te merken als een onder bewind gesteld goed, maakt dit niet anders. Dit maakt slechts dat de werkgever de aanzegvergoeding dient te voldoen aan de bewindvoerder. Het recht op de aanzegvergoeding ontstaat los van enige (rechts-)handeling van de werknemer zelf.
[naam] heeft (uiteindelijk) geen afstand gedaan van bepaalde uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten.
6.11
Uit art. 7:668 lid 4 BW volgt dat als de werkgever de aanzegverplichting als bedoeld in het eerste lid niet is nagekomen en de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na het verstrijken van die tijd wordt voortgezet, de arbeidsovereenkomst wordt geacht op de vroegere voorwaarden voor dezelfde tijd te zijn voortgezet.
6.12
Budget Solutions stelt – zo begrijpt het hof – dat omdat TotaalVERS zich (bij de eerste verlenging) niet gehouden heeft aan het bepaalde in art. 7:668 lid 1 BW de arbeidsovereenkomst conform het bepaalde in art. 7:668 lid 4 BW voor dezelfde periode (te weten: zeven maanden) is verlengd tot 30 oktober 2022, doordat [naam] na het verstrijken van de duur van arbeidsovereenkomst 1 is blijven doorwerken. Budget Solutions heeft daarbij ter zitting bevestigd dat zij zich in hoger beroep op het standpunt stelt dat er nooit een tweede arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen (anders dan van rechtswege).
6.13
TotaalVERS weerspreekt dit: zij stelt dat zij aan de aanzegverplichting heeft voldaan doordat zij tijdig arbeidsovereenkomst 2 aan [naam] heeft overhandigd.
6.14
Het hof overweegt dat gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen niet kan worden vastgesteld of en zo ja wanneer TotaalVERS aan de aanzegverplichting heeft voldaan. De schriftelijke arbeidsovereenkomst 2 waarop TotaalVERS zich beroept is immers niet gedateerd en niet getekend. Daarom valt niet uit te sluiten dat TotaalVERS deze eerst na 30 maart 2022 aan [naam] heeft overhandigd, en moet worden aangenomen dat deze eerst na die datum tot stand is gekomen.
6.15
In het geval dat arbeidsovereenkomst 2 pas na 30 maart 2022 tot stand is gekomen geldt – veronderstellenderwijze, of deze situatie zich heeft voorgedaan staat immers niet vast – dat [naam] door aanvaarding van arbeidsovereenkomst 2, afstand zou hebben gedaan van de op grond van het bepaalde in art. 7:668 lid 4 BW reeds ontstane arbeidsovereenkomst voor zeven maanden. Hij zou aldus afstand hebben gedaan van het recht op één maand loon. Daar het recht op loon een vermogensrecht is, en dus een onder bewind gesteld “goed”, was [naam] hiertoe niet zelfstandig bevoegd. Dit zou betekenen dat in dat geval arbeidsovereenkomst 2 niet rechtsgeldig tot stand zou zijn gekomen. De arbeidsovereenkomst moet dan ingevolge het bepaalde in art. 7:668 lid 4 BW worden geacht te zijn verlengd voor een duur van zeven maanden, dus tot 30 oktober 2022 (in plaats van 30 september 2022). Het voorgaande is overigens niet het geval als het standpunt van Budget Solutions wordt gevolgd dat er nooit een tweede arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, anders dan van rechtswege: als [naam] niet akkoord is gegaan met arbeidsovereenkomst 2, heeft hij immers ook het recht op één maand langer werk en loon daardoor niet opgegeven.
6.16
Ruim voor het einde van de overeengekomen duur van deze (veronderstellenderwijs voor de eerste maal verlengde) arbeidsovereenkomst zijn TotaalVERS en [naam] echter arbeidsovereenkomst 3 overeengekomen. Deze overeenkomst is gedateerd op 31 augustus 2022 en door zowel [naam] als TotaalVERS ondertekend. In deze arbeidsovereenkomst staat dat het een (tweede) verlenging betreft voor de duur van één jaar en dat die van rechtswege eindigt op 30 september 2023. Aangezien [naam] door het aangaan van deze arbeidsovereenkomst geen recht op loon heeft prijsgegeven – sterker nog: door het aangaan van deze overeenkomst heeft hij zich ten opzichte van de veronderstellenderwijs geldende, voor de eerste maal verlengde arbeidsovereenkomst voorzien van elf extra maanden loon – was hij zelfstandig bevoegd deze arbeidsovereenkomst aan te gaan. Door het aangaan van arbeidsovereenkomst 3, is een eventuele benadeling als gevolg van het aangaan van arbeidsovereenkomst 2 dus meer dan goed gemaakt. Bovendien is met het aangaan van arbeidsovereenkomst 3 sprake van een uitdrukkelijke voorzetting en kan derhalve geen sprake (meer) zijn van een voortzetting in de zin van art. 7:668 lid 4 BW van de tweede arbeidsovereenkomst. De derde aangegane arbeidsovereenkomst eindigde daarom van rechtswege per 30 september 2023.
6.17
Van het prijsgeven van enig onder bewind staand goed is daarom – zelfs als dit wel het geval zou zijn geweest bij arbeidsovereenkomst 2 – na aanvaarding van arbeidsovereenkomst 3 geen sprake (meer). Dit betekent dat de grieven van Budget Solutions falen.
Conclusie en proceskosten
6.18
Nu het hoger beroep van Budget Solutions faalt, zal het hof de beschikking bekrachtigen. Het hof zal Budget Solutions als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Ter zitting heeft TotaalVERS bevestigd dat er geen incidenteel appel is ingesteld, ook niet voor zover het gaat om de beslissing van de kantonrechter over de proceskosten. Aan het hof ligt dus alleen nog de vraag voor of er in hoger beroep aanleiding is voor een veroordeling in de werkelijke proceskosten Voor vergoeding van de werkelijke kosten, zoals door TotaalVERS verzocht, ziet het hof geen enkel aanknopingspunt. Van misbruik van procesrecht door Budget Solutions is geen sprake. De enkele omstandigheid dat de beschikking van de kantonrechter volgens TotaalVERS
“goed gemotiveerd”en
“duidelijk”was, rechtvaardigt geenszins de conclusie dat sprake is van misbruik van recht door gebruik te maken van het recht om hoger beroep in te stellen. Van een situatie dat de stellingen van Budget Solutions
“al in meerdere procedures zijn behandeld en waarin hij steeds in het ongelijk is gesteld”is geen sprake. Van (andere) omstandigheden die aanleiding zouden kunnen vormen af te wijken van het gebruikelijke (liquidatiet)tarief, is niet gebleken.
6.19
De proceskosten worden daarom – conform dit tarief – begroot op:
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.404,-

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2024;
  • veroordeelt Budget Solutions in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van TotaalVERS begroot op € 3.404,-,
  • bepaalt dat als Budget Solutions niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en deze beschikking vervolgens wordt betekend, Budget Solutions de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van der Ven, A.F. Mollema en A.R. Houweling, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.