ECLI:NL:GHDHA:2025:599

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
200.331.505/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geldvorderingen op basis van leningsovereenkomst en onrechtmatige daad

In deze zaak vordert de appellante, wonend in [woonplaats], van de geïntimeerde, ook wonend in [woonplaats], de betaling van diverse geldbedragen, in totaal € 58.423,81, op basis van een leningsovereenkomst en onrechtmatige daad. Het hof heeft in zijn arrest van 15 april 2025 geoordeeld dat de vorderingen van de appellante deels gegrond zijn. Het hof heeft € 57.575,- toegewezen, met rente, en heeft de vorderingen van de geïntimeerde tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen afgewezen. De procedure in hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de vorderingen van de appellante gedeeltelijk had toegewezen. De appellante heeft in hoger beroep haar vorderingen verder onderbouwd, terwijl de geïntimeerde zijn verweer heeft gehandhaafd. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde zich in de periode van de relatie met de appellante heeft voorgedaan als een ander, wat heeft geleid tot de vordering op basis van onrechtmatige daad. Het hof heeft de bewijsvoering van beide partijen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de appellante recht heeft op de gevorderde bedragen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.331.505/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/638882 / HA ZA 22-999
Arrest van 15 april 2025
in de zaak van
[appellante],
wonend in [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S. Meeuwsen, kantoorhoudend in Gorinchem,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof noemt partijen hierna [appellante] en [geïntimeerde] .

1.De zaak in het kort

1.1
[appellante] vordert van [geïntimeerde] de betaling van diverse geldbedragen wegens bedrog en op grond van een lening, voor in totaal € 58.423,81‬, met rente. In dit arrest wijst het hof daarvan € 57.575,- toe, met rente.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 augustus 2023 waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis in verzet van de rechtbank Den Haag van 28 juni 2023;
  • het arrest van dit hof van 31 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • de producties 9 tot en met 12 en 13 die [appellante] in het geding heeft gebracht ter gelegenheid van deze mondelinge behandeling;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 december 2023;
  • de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen;
  • de memorie van antwoord, tevens houdende grieven in incidenteel hoger beroep, van [geïntimeerde] ;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van [appellante] .

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Partijen hebben elkaar medio 2021 leren kennen en hebben daarna een affectieve relatie gekregen. Vervolgens is tussen hen een geschil ontstaan over geld en auto’s.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellante] heeft [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd dat de rechtbank hem veroordeelt tot betaling van in totaal € 58.423,81,‬ te vermeerderen met wettelijke rente over € 57.078,06 vanaf 16 juli 2022, met veroordeling in de proceskosten. Die vorderingen bestaat uit verschillende deelvorderingen waar zij het volgende aan ten grondslag heeft gelegd:
(i)
Bedrag voor het vinden van woningenad € 13.800,-: [appellante] heeft [geïntimeerde] dit bedrag gegeven toen zij elkaar hadden leren kennen en hij de valse naam [alias] (hierna: [alias] ) gebruikte, omdat zij dacht dat hij haar zou helpen bij het vinden van een woning voor haar en haar moeder; hij moet haar dat bedrag daarom terugbetalen uit hoofde van onrechtmatige daad, omdat sprake is van oplichting, dan wel onverschuldigde betaling;
(ii)
Leningad € 39.200,-: [geïntimeerde] heeft dit bedrag van [appellante] geleend om daar een restaurant mee te kopen; hij moet haar daarom dat bedrag terugbetalen;
(iii)
Verkochte autoad € 3.500,-: [geïntimeerde] heeft zonder toestemming van [appellante] haar auto verkocht aan een garagebedrijf en moet haar daarom dit bedrag aan schadevergoeding betalen uit hoofde van onrechtmatige daad dan wel wanprestatie;
(iv)
Ten onrechte ten naam gestelde autoad € 578,06: Nadat [geïntimeerde] zonder toestemming van [appellante] een andere auto op haar naam had gezet, heeft zij voor dat bedrag boetes en een aanslag wegenbelasting ontvangen; [geïntimeerde] moet haar dat bedrag terugbetalen;
(v)
Buitengerechtelijke incassokostenad € 1.345,75.
Het bedrag van € 57.078,06 waarover [appellante] de wettelijke rente vordert is het totaal van de deelvorderingen (i) tot en met (iv).
4.2
Na verstek, toewijzend verstekvonnis en verzet door [geïntimeerde] heeft de rechtbank in haar bestreden vonnis het verstekvonnis vernietigd, de vorderingen van [appellante] toegewezen tot € 31.075,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022, en de kosten gecompenseerd. Zij oordeelde daartoe als volgt:
(i)
Bedrag voor het vinden van woningen: [appellante] heeft na gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd dat zij hem € 13.800,- heeft betaald voor het vinden van een woning;
(ii)
Lening: [geïntimeerde] heeft bevestigd dat hij geld heeft geleend van [appellante] , maar hij heeft betwist dat hij meer heeft geleend dan € 30.000,- en [appellante] heeft daarna de lening voor dat meerdere niet voldoende onderbouwd, waardoor deze deelvordering toewijsbaar is tot € 30.000,-, met opeisbaarheid zes weken nadat [appellante] aan [geïntimeerde] te kennen heeft gegeven dat zij tot opeising overgaat (artikel 7:129e BW), dat wil zeggen per 29 juli 2022;
(iii)
Verkochte auto: Na betwisting door [geïntimeerde] heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd dat hij haar auto heeft verkocht;
(iv)
Ten onrechte ten naam gestelde auto: [appellante] heeft erkend dat zij eraan heeft meegewerkt dat de andere auto op haar naam is gezet;
(v)
Buitengerechtelijke incassokosten: op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten is in verband met de toewijsbare hoofdsom van € 30.000,- € 1.075,- toewijsbaar aan buitengerechtelijke incassokosten.
In het dictum ligt besloten dat de rechtbank de door [appellante] gevorderde wettelijke rente heeft toegewezen over het totaal van de toegewezen € 30.000,- ten titel van lening en € 1.075,- aan buitengerechtelijke incassokosten. Bij deze uitkomst hoorde volgens de rechtbank dat iedere partij haar eigen kosten moet dragen.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellante] vordert dat het hof haar vorderingen alsnog geheel toewijst. Haar klachten tegen het bestreden vonnis hebben betrekking op de deelvorderingen (i)
Bedrag voor het vinden van een huis, (ii)
Leningen (iii)
Verkochte auto, alsmede op de compensatie van de kosten in eerste aanleg.
5.2
[geïntimeerde] vordert dat het hof de vorderingen alsnog geheel afwijst en [appellante] veroordeelt tot terugbetaling van al datgene wat hij haar ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald. Hij heeft één bezwaar tegen het bestreden vonnis, met betrekking tot het oordeel van de kantonrechter over de (ii)
Lening.

6.Beoordeling in hoger beroep

Waar gaat het in hoger beroep nog om?

6.1
[appellante] heeft niet uitgelegd waarom zij het er niet mee eens is dat de rechtbank haar deelvordering (iv)
Ten onrechte ten naam gestelde autoheeft afgewezen en haar deelvordering (v)
Buitengerechtelijke incassokostenheeft toegewezen voor alleen € 1.075,-. [geïntimeerde] heeft op zijn beurt niet geklaagd over de toewijzing van dat laatste bedrag. Het gaat daarom in hoger beroep alleen om de hiervoor onder 5.1 bedoelde deelvorderingen (i) tot en met (iii), waarbij de bezwaren van partijen over en weer met betrekking tot deelvordering (ii)
Leninggezamenlijk kunnen worden behandeld.
Oplichting
6.2
[appellante] stelt in het algemeen dat [geïntimeerde] haar heeft opgelicht (punt 44 memorie van grieven). Hij heeft zichzelf volgens haar wederrechtelijk willen bevoordelen doordat hij haar door het aannemen van een valse identiteit en een samenweefsel van verdichtsels heeft bewogen tot afgifte van geld en haar auto. Daardoor heeft hij volgens haar tevens onrechtmatig jegens haar gehandeld. Het hof zal hier eerst het verwijt beoordelen dat [geïntimeerde] zich jegens [appellante] aanvankelijk als een ander heeft voorgedaan, en zal hierna per deelvordering beoordelen of daarnaast sprake is geweest van andere verdichtsels.
6.3
Volgens [appellante] heeft zij [geïntimeerde] leren kennen via een site waarop hij zich aan haar heeft voorgesteld als [alias] en heeft zij vervolgens onder die naam geruime tijd met hem gecorrespondeerd en een affectieve relatie gekregen. Volgens haar is zij pas in 2022 achter zijn werkelijke identiteit gekomen, toen zij zijn mobiele telefoonnummer via het handelsregister kon koppelen aan [geïntimeerde] . Tot dan toe had [geïntimeerde] zich steeds voorgedaan als [alias] . Zij is vervolgens op 10 mei 2022 met een vriend naar het (naar het hof begrijpt: in het handelsregister vermelde) adres van [geïntimeerde] gegaan. Daar deed volgens [appellante] een vrouw open die kenbaar maakte dat op dat adres geen [alias] woonde, maar die na het tonen van een foto (naar het hof begrijpt: van [geïntimeerde] ) bevestigde dat dit haar echtgenoot was.
6.4
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg betwist dat hij zich bij [appellante] als een ander heeft voorgedaan of haar anderszins heeft getracht te misleiden: volgens hem is [alias] een bekende die hij enkele keren in een
loungein Amsterdam had gezien, heeft [appellante] in mei 2022 een bezwaarschrift voor [geïntimeerde] opgesteld en heeft hij in de periode mei tot en met september 2021 meermaals zijn rijbewijs bij haar achtergelaten.
6.5
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in deze betwisting. In hoger beroep heeft [appellante] weersproken dat zij het rijbewijs van [geïntimeerde] heeft gezien en dat zij namens hem een bezwaarschrift heeft opgesteld, waarna [geïntimeerde] niet op deze kwesties is teruggekomen, bijvoorbeeld door het overleggen van een kopie van dat bezwaarschrift. Daarnaast vermeldt het uittreksel uit het handelsregister van de eenmanszaak van [geïntimeerde] dat [appellante] in het geding heeft gebracht (bijlage 1 bij inleidende dagvaarding), zoals [appellante] stelt, een mobiel telefoonnummer, en [geïntimeerde] heeft niet betwist dat dat hetzelfde nummer is als dat waarmee partijen met elkaar gebeld en geWhatsappt hebben. [geïntimeerde] heeft evenmin betwist dat [appellante] bij hem thuis is langs geweest, daar met zijn vrouw heeft gesproken, naar [alias] heeft gevraagd en een foto van [geïntimeerde] heeft laten zien. De stelling van [appellante] wordt ten slotte bevestigd doordat zij [geïntimeerde] in de Whatsappcorrespondentie die zij heeft overgelegd inderdaad tot aan mei 2022 steeds aanduidt als “ [alias] ”, “ [alias] ” of “ [alias] ”, zonder dat hij haar op dat punt verbetert. Als [appellante] [geïntimeerde] na mei 2022 met zijn ware identiteit confronteert, ontkent hij dat hij [geïntimeerde] heet, maar hij heeft in deze procedure niet betwist dat die Whatsappcorrespondentie inderdaad heeft plaatsgevonden tussen [appellante] en hem.
6.6
Daarmee staat tussen partijen vast dat [geïntimeerde] zich tot mei 2022 naar [appellante] heeft voorgedaan als een ander.
(ii) Bedrag voor het vinden van een woning
6.7
Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] haar aan het begin van hun relatie, toen hij zich nog voordeed als [alias] , ten onrechte voorgehouden dat hij ervoor kon zorgen dat zij en haar moeder snel een andere woning zouden kunnen krijgen in [woonplaats] . Zij stelt dat zij hem onder dat mom € 13.800,- heeft betaald. Zij wijst daarvoor op onderstaande passages uit de tussen haar en [geïntimeerde] gevoerde Whatsappcorrespondentie:
Augustus 2021
[geïntimeerde]
Geef mij gewoon ff deze week
[appellante]
Ja aub
[geïntimeerde]
Na volgende week heb ik alles geregeld
(…)
[appellante]
(…) Ook van die huizen toch
[geïntimeerde]
Ja incha Allah
September 2021
[appellante] [in vervolg op haar eerdere vraag “Wat zei hij”:]
Maar hij gaat het wel terug geven toch
Hij moet gewoon teruggeven je weet dat ik gelijk heb, het heeft te lang geduurd en heeft sowieso niks gedaan alleen het geld aangenomen
[geïntimeerde]
Nu ga je weer dingen zeggen die niet kloppen
Ik heb toch gezien wat hij gedaan heeft
Ben toch zelf naar die afspraken gegaan
Mohim ik ga met hem praten
Maar hoeveel heb je minimaal nodig
[appellante]
Hij moet sowieso alles teruggeven
(…)
[appellante]
Gaan die woningen nog door of niet
(…)
Ik wil hier niet meer blijven wil weg
Ik haat het hier
[geïntimeerde]
Ik heb hem gezegd wat je van me vroeg
Dat je wou stoppen
En daarna heb ik hem niet meer gesproken
Hij zou weekje weggaan
En als die terug kwam dan zou hij er mee aan de slag gaan
(…)
[appellante]
[alias] je moet wel toegeven dat het allemaal te lang duurt met die woningen
[geïntimeerde]
[appellante] luister het heeft te lang geduurd maar voor nu weet ik niks tot ik hem heb gesproken
(…)
[appellante]
Kan hij nog hetzelfde woningen regelen
[alias] ik wil weg van hier
Ik wil mijn eigen huis mijn eigen inschrijfadres
April 2022
[geïntimeerde]
Accepteer gewoon dat overmaken
Dan is dat opgelost en afgesloten
[appellante] [in reactie op een eerder bericht van [geïntimeerde] “Aub [appellante] , dat is voor hem extra reden om langer te doen”:]
Is al een jaar aan de gang toch iets je langer mag ook wel
(…)
Maar wat is alles
[geïntimeerde]
Bijna 14 toch?
[appellante] (…)
Ja klopt
13.8
(…)
[appellante]
Dus jij wil mijn 53000 euro niet teruggeven (…)
[geïntimeerde]
Dan gaan we alles zeggen vanaf a tot nu
[appellante]
Wat wil je zeggen dan
[geïntimeerde]
Zorg alleen maar dat je moeder ook onderdak hebt
Dan gaan wij verder praten
(…)
[appellante]
(…)
Ik wil mijn 53000 euro terug
Het was een lening en die moet jij teruggeven
[geïntimeerde]
Dan moet je andere onderdak regelen voor hun
(…)
[appellante]
Jouw woord tegen de mijne, mijn moeder heeft hier niks mee te maken! Ik heb jou betaald ik heb het voor haar geregeld (…)
(…)
[geïntimeerde]
Ik heb alles nog
Zelfs de urgenties
Zelfs de brieven die je me gegevens hebt
(…)
[appellante]
Klopt dat heb ik jou overhandigd niet mijn moeder
(…)
[geïntimeerde]
Ik was net bij die Hollander van die huizen
Hij belt je zsm en stort dat geld maar je toe
Was naar hem toe gegaan om alles bij elkaar te verzamelen
(…)
[appellante]
Ik heb het niet overgemaakt ik heb het contant gegeven via jou en zou wil ik het ook terug
En hoeveel gaat ie teruggeven
(…)
[geïntimeerde]
Hij moet je terugbetalen
Dat is wat hij moet doen
(…)
6.8
[geïntimeerde] heeft een en ander in verzet betwist. Volgens hem heeft hij van [alias] opgevangen dat de voor hem onbekende [appellante] een woning zocht voor zichzelf en/of haar moeder. [geïntimeerde] kende een bemiddelaar, [bemiddelaar] (hierna: [bemiddelaar] ), die vaker als tussenpersoon optrad voor woningzoekenden en woningaanbieders en die bekend stond om zijn contacten op de woningmarkt in [woonplaats] . [geïntimeerde] heeft [appellante] daarom het nummer van [bemiddelaar] gestuurd, maar is daarna op geen enkele andere wijze betrokken geweest bij het vinden van een woonhuis voor haar of haar moeder. Toen hij van [appellante] te horen kreeg dat het ondanks haar betaling niet was gelukt om een nieuwe woning te vinden voelde hij zich daar rot over, omdat hij haar met [bemiddelaar] in contact had gebracht. Hij heeft daarom op vrijblijvende basis contact gezocht met [bemiddelaar] om deze ertoe te bewegen het bedrag terug te betalen. Dat is helaas niet gelukt, althans [bemiddelaar] was bereid dat bedrag over te maken maar [appellante] heeft dat geweigerd omdat zij erop stond het contant te ontvangen. Uit het hiervoor aangehaalde Whatsappgesprek, waarin naar een derde wordt verwezen, blijkt ook dat het niet [geïntimeerde] is geweest die het geldbedrag van € 13.800,- heeft ontvangen van [appellante] , maar die derde, en dat het ook die derde is die dat bedrag aan [appellante] moet terugbetalen. [geïntimeerde] betoogt dan ook dat hij nooit mee is geweest naar een bezichtiging van een huis en ontkent dat hij € 13.800,- ontvangen van [appellante] . Hij zou ook niet in staat zijn om te bemiddelen bij het vinden van een woning, omdat hij geen contacten heeft op de woningmarkt.
6.9
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in deze betwisting. Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat [geïntimeerde] zich in de betrokken periode voordeed als [alias] . Uit de tussen partijen gewisselde Whatsappcorrespondentie volgt verder dat:
- [geïntimeerde] (onder de naam [alias] ) aan [appellante] heeft toegezegd dat hij iets ging “regelen” met betrekking tot “huizen” voor [appellante] en haar moeder;
- [geïntimeerde] voor dat regelen over urgentieverklaringen van [appellante] en haar moeder beschikte en aan [appellante] heeft voorgehouden dat hij een “Hollander” heeft ingezet met wie hij naar afspraken is gegaan;
- [appellante] voor dat regelen € 13.800 in contanten heeft betaald;
- een en ander niet heeft geleid tot het vinden van een nieuwe woning;
- [geïntimeerde] (nog steeds onder de naam [alias] ) vervolgens aan [appellante] heeft voorgehouden dat hij met de Hollander in contact was getreden om ervoor te zorgen dat deze het door haar betaalde bedrag aan haar zou terugbetalen.
Een en ander is niet te rijmen met het betoog van [geïntimeerde] dat hij, nadat hij [appellante] met [bemiddelaar] in contact had gebracht, geen enkele bemoeienis meer heeft gehad met de woningjacht van [appellante] . Gelet op de inhoud van de Whatsappcorrespondentie had van [geïntimeerde] verwacht mogen worden dat hij zijn alternatieve relaas zou onderbouwen, bijvoorbeeld door meer informatie te verschaffen over de Hollander/ [bemiddelaar] dan alleen zijn naam, over de contacten die hij daadwerkelijk met [bemiddelaar] heeft gehad in verband met het vinden van een nieuwe woning en over de omstandigheden waarin [appellante] de € 13.800 niet aan hem, maar aan [bemiddelaar] heeft betaald. Dat [appellante] in de Whatsappcorrespondentie één keer naar het totaalbedrag van € 53.000,- verwijst als zijnde een lening, terwijl dat bedrag mede de € 13.800,- omvat die zij hier vordert, kan [geïntimeerde] niet baten, omdat partijen dat laatste bedrag in die correspondentie allebei uitdrukkelijk in verband brengen met het vinden van een nieuwe woning en [appellante] slechts het verschil tussen deze twee bedragen vordert ten titel van terugbetaling van een lening.
6.1
Daarmee staat tussen partijen vast dat [geïntimeerde] [appellante] met een verzonnen verhaal heeft opgelicht voor € 13.800,-, die zij aan hem heeft betaald. Dat is schade die hij haar moet terugbetalen. Het hof zal hierna onder 6.24 de daarmee samenhangende rentevordering beoordelen.
Lening
6.11
Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] haar gevraagd hem geld te lenen voor het kopen van een restaurant in Osdorp en heeft zij hem toen € 39.200,- geleend. Zij verwijst daarvoor naar onderstaande passages uit de door haar overgelegde Whatsappcorrespondentie, waarin wordt gesproken over een totaal door [geïntimeerde] terug te betalen bedrag van € 53.000,-, waarvan € 13.800,- voor het vinden van een nieuwe woning:
Augustus 2021
[appellante]
Hoeveel geld zou jij mij overmaken
Dan wil ik vandaag mijn geld op mijn rekening hebbenAls je dat wil doen heel graag
Want moet mijn rekeningen betalen
[geïntimeerde]
Vandaag weet ik het niet zeker [appellante]
Ewa ja zie je
[geïntimeerde]
Ik zei je na weekend zeker
(…)
[appellante]
Ik wil weten hoeveel dat deel is
[geïntimeerde]
Deze maand heb je een deel dan heb ik mijn zaak ook geregeld en daarna heb je de rest
[appellante]
Hoeveel is dat deel dan
[geïntimeerde]
Weet niet precies hoeveel die mannetje gaat aanbetalen
Maar geen 2/3 duizend ofzo als je dat denkt
(…)
[appellante] [in vervolg op een eerder bericht van [geïntimeerde] : “Na volgende week heb ik alles geregeld”:]
Dat is wat jij zei vorige week ergens
[geïntimeerde]
Ja voor einde van de maand heb je deel terug ja
Dat was de afspraak
[appellante]
[alias] Dat heb je niet gezegd een deel
\ Hoeveel is dat deel dan
Ik ging ervan uit dat ik alles terug zou krijgen
(…)Je zou die zaak gewoon verkopen toch (…)
(…)
[geïntimeerde]
Moet ik opeens toveren heb toch tegen je gezegd dat ik eerst naar Marokko moet gaan dan heb je alles terug
Van je moeder eerder
En geef jou ook voor je weggaat
Maar rest als ik terug ben
(…)
(…)
[appellante]
Maar luister ff
Hoeveel heb ik jou geleend
Dus zonder die goud
Weet jij dat nog
Ik had het allemaal opgeschreven je had sowieso 33000 toen later die 6 toch
Of was het meer
(…)
[geïntimeerde]
53 totaal
Januari/februari 2022
[appellante]
Op de vraag wanneer ik mijn 53000 terug krijg, wil je nooit op reageren(…)
[geïntimeerde]
Ik heb je al duidelijk antw gegeven ik ga dat niet blijven herhalen
(…)
[geïntimeerde]
Je krijgt je geld Wollah
(…)
[appellante]
Oké maar wanneer
[geïntimeerde]
(…)
Deze maand sowieso
April 2022
[appellante]
Dus jij wil mijn 53000 euro niet teruggeven (…)
[geïntimeerde]
Dan gaan we alles zeggen vanaf a tot nu
[appellante]
Wat wil je zeggen dan
[geïntimeerde]
Zorg alleen maar dat je moeder ook onderdak hebt
Dan gaan wij verder praten
(…)
[appellante]
(…)
Ik wil mijn 53000 euro terug
Het was een lening en die moet jij teruggeven
[geïntimeerde]
Dan moet je andere onderdak regelen voor hun
(…)
[appellante]
Het is heel simpel [geïntimeerde]
Je gaat mijn 53000 euro teruggeven
[geïntimeerde]
Ik had gisteren al gezegd kom we gaan oplossing bespreken dan was de afspraak al ingegaan
Maar jij wilt weer zo nodig stoer doen en bijdehand doen
Waardoor het allemaal langer duurt
Mei 2022
[appellante] [J]
e hebt[onleesbaar]
z’n kop gezet (…) alleen omdat jij mijn 53000 euro wat ik jou heb geleend niet wil teruggeven!
[geïntimeerde]
Ik zei net al kom duidelijke afspraken maken
November 2023
[geïntimeerde]
(…) Het had allang al opgelost kunnen zijn maar we zijn idd 2 jaar verder doordat het op jouw manier is gegaan
[appellante]
Dus jij wil zeggen dat je altijd van plan was om mijn Euro 53000,- terug te geven? (…)
[geïntimeerde]
K heb je vanaf het begin gezegd je krijgt alles teug jij was degene die het dwars ging zitten telkens. (…)
6.12
[geïntimeerde] betwist primair dat hier sprake is van een lening. [appellante] heeft weliswaar geld betaald voor de aankoop van een Turks restaurant van de heer [betrokkene] , maar het ging daarbij niet om een lening, maar om haar aandeel in een gezamenlijke investering in dat restaurant. Zij hebben daarvoor beiden een bedrag in contanten aan [betrokkene] betaald, maar die aankoop heeft vervolgens geen doorgang gevonden. Omdat [geïntimeerde] de familie [betrokkene] kent heeft hij uit coulance tegen [appellante] gezegd dat hij zich zou inspannen om niet alleen zijn investering van [betrokkene] terug te krijgen, maar ook die van haar, zo betoogt nog steeds [geïntimeerde] .
6.13
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in deze betwisting, omdat deze niet is te rijmen met de hiervoor aangehaald passages. Aan het begin van die passages bevestigt [geïntimeerde] aan [appellante] dat hij haar geld moet terugbetalen, zij het dat hij dat in delen wil doen. Later bevestigt hij dat zij al haar geld zal terugkrijgen, zonder de toevoeging dat dat uit coulance is. [appellante] heeft het dan herhaaldelijk over een lening zonder dat [geïntimeerde] haar op dat punt tegenspreekt: hij dreigt dan alleen dat [appellante] in dat geval moet zorgen voor onderdak voor, naar het hof begrijpt, haar moeder en stelt voor dat [appellante] (duidelijke) afspraken met hem komt maken. Bovendien heeft [geïntimeerde] ook hier geen enkele onderbouwing gegeven voor zijn alternatieve relaas, zoals bijvoorbeeld gegevens over [betrokkene] en het betrokken restaurant. Daarmee staat tussen partijen vast dat [appellante] aan [geïntimeerde] geld heeft verstrekt op grond van een leningsovereenkomst.
6.14
[geïntimeerde] stelt subsidiair dat [appellante] en hij hebben afgesproken dat hij het geleende bedrag aan haar zou terugbetalen op het moment dat hij het restaurant zou hebben gekocht en verbouwd en met de exploitatie daarvan zou zijn begonnen. Nadien, toen duidelijk was geworden dat de koop van het restaurant niet doorging, hebben zij afgesproken dat hij haar het geld zou teruggeven wanneer hij het van [betrokkene] zou hebben teruggekregen. Daarmee zijn zij een opschortende voorwaarde overeengekomen, dan wel een door artikel 7:129f BW beheerste opschortende tijdsbepaling. Daarnaast is niet voldaan aan het vereiste van artikel 6:38 BW dat nakoming van een verbintenis meteen kan gevorderd indien geen tijd voor de nakoming is bepaald.
6.15
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit verweer. Zowel voor een opschortende tijdsbepaling als voor een opschortende voorwaarde geldt namelijk dat het daarbij gaat om bevrijdende verweren en dat de stelplicht en bewijslast met betrekking tot die tijdsbepaling dan wel voorwaarde daarom op de schuldenaar rusten, in dit geval [geïntimeerde] . [1] [appellante] heeft betwist dat zij met [geïntimeerde] die opschorting heeft afgesproken en [geïntimeerde] heeft geen enkel feitelijk aanknopingspunt (tijd, plaats, formulering) gegeven voor zijn stelling dat zij wel is afgesproken. Om dezelfde reden is niet komen vast te staan dat partijen een tijd voor de terugbetaling van de lening hebben bepaald.
6.16
[geïntimeerde] betwist ten slotte dat hij meer dan € 30.000,- van [appellante] heeft geleend. Volgens hem geeft [appellante] daarvan geen bewijs, terwijl zij in de Whatsappcorrespondentie verwijst naar een totaalbedrag van € 53.000,- waarvan € 13.800,- geen betrekking heeft op een lening en waarvan voor het overige niet duidelijk is waarom het een lening zou betreffen.
6.17
Het hof volgt [geïntimeerde] evenmin in deze betwisting. In de hiervoor aangehaalde Whatsappcorrespondentie vraagt [appellante] in augustus 2021 aan [geïntimeerde] hoeveel geld zij aan hem heeft uitgeleend, afgezien van goud dat zij blijkbaar ook aan [geïntimeerde] ter beschikking heeft gesteld. Zij denkt dat dat sowieso “33000” is, en dat daar later “6” bij is gekomen. Met het eerste bedrag bedoelt [appellante] , naar het hof begrijpt, € 33.000,-, en met het tweede € 6.000,-. Het zou namelijk ongerijmd zijn om in dit verband een bedrag van € 6,- te noemen of met “6” “600” te bedoelen. Dat is bij elkaar € 39.000,-. [geïntimeerde] antwoordt haar dat het in totaal gaat om 53, naar het hof begrijpt: € 53.000,-, namelijk een bedrag in duizenden euro’s, net als het door [appellante] genoemde bedrag “33000”. Later herhaalt [appellante] een aantal keer dat zij € 53.000,- van [geïntimeerde] terugkrijgt, zonder dat hij haar op dat punt tegenspreekt. Zij vermeldt daarbij één keer dat het bij dat bedrag om een lening ging, maar uit de passages in diezelfde correspondentie over de € 13.800,- die zij ter beschikking heeft gesteld voor het vinden van een woning volgt dat dat slechts geldt voor het verschil tussen die twee bedragen, namelijk € 39.200,-, hetgeen overeenkomt met deze deelvordering (zie hiervoor onder 6.9).
6.18
Tussen partijen staat daarom vast dat [geïntimeerde] zonder opschortende voorwaarde of tijdsbepaling € 39.200,- heeft geleend van [appellante] . Als wordt uitgegaan van de toepasselijkheid van artikel 7:129e BW heeft [geïntimeerde] niet geklaagd tegen het oordeel van de rechtbank dat deze lening opeisbaar was per 29 juli 2022. Dat oordeel blijft daarom staan.
Verkochte auto
6.19
[appellante] stelt dat zij op 9 september 2020 een Fiat Punto met kenteken [kenteken] heeft gekocht voor € 4.000,- en dat [geïntimeerde] die op 23 augustus 2021 zonder haar toestemming heeft verkocht aan een garagebedrijf. [geïntimeerde] zou de auto naar de garage brengen ter reparatie. Daarna heeft hij met haar besproken dat hij de auto met haar toestemming zou inruilen voor een andere auto, maar daarna heeft zij geen van beide auto’s ooit (terug)gezien. Om de Fiat Punto te kunnen verkopen had [geïntimeerde] , die zich toen nog voordeed als [alias] , alleen de tenaamstellingsstukken daarvan nodig. [appellante] voert aan dat [geïntimeerde] daarom haar Fiat Punto heeft verduisterd en dat zij daardoor € 3.500,- aan schade heeft geleden, te weten de geschatte verkoopsom.
6.2
[geïntimeerde] betwist dat. Hij heeft die auto voor haar ter reparatie naar de garage gebracht, maar heeft hem niet doorverkocht. Dat kon hij ook niet, omdat hij niet over de daarvoor benodigde tenaamstellingsstukken beschikte.
6.21
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in deze betwisting. Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat [geïntimeerde] zich in de betrokken periode nog naar [appellante] toe voordeed als [alias] . [appellante] heeft een kentekencheck overgelegd voor het kenteken [kenteken] . [geïntimeerde] heeft de echtheid daarvan niet betwist. Uit die check volgt dat het bij de betrokken auto inderdaad om een Fiat Punto gaat en dat deze inderdaad op 9 september 2020 op naam is gesteld van een particulier, waarna hij op 23 augustus 2021 is verkocht aan een garagebedrijf. Een en ander klopt met de stellingen van [appellante] . Daarnaast heeft [appellante] een kopie van het betrokken kentekenbewijs in het geding gebracht, met een kopie van een brief van RDW waarin de tenaamstellingscode voor een deel is voorgedrukt en voor het overige met de hand is ingevuld. Ten slotte heeft [appellante] de volgende Whatsappcorrespondentie in het geding gebracht, van 2 april 2022, waarvan [geïntimeerde] niet heeft betwist dat die correct is weergegeven:
[appellante]
Kan je mijn auto terug regelen dan zijn we ook klaar
Ik weet wel dat ie bij iemand is heb die rdw history
(…)
[geïntimeerde]
Wtf lul je nou allemaal
[appellante]
Nou mijn auto heeft een nieuwe eigenaar
Al maanden
Is mijn auto aan hem verkocht of niet
[geïntimeerde]
Ja dus
Hij staat nu stil heb ik je gezegd toch of niet
[appellante]
Oké kan je ''m teug halen dan aub
(…)
Je zou een inruil regelen, is niet gelukt is niet erg
Maar dan wil ik mij auto weer terug
Uit dit gesprek volgt dat partijen inderdaad met elkaar hebben afgesproken dat [geïntimeerde] de Fiat Punto voor [appellante] zou proberen in te ruilen en dat hij weet dat die ondertussen is verkocht aan een ander. [geïntimeerde] heeft niet aangevoerd dat hij in ruil voor die auto een andere heeft geregeld die hij aan [appellante] ter beschikking heeft gesteld, of dat [appellante] voor die auto een betaling heeft ontvangen. Daarmee heeft hij de stellingen van [appellante] niet weten te ontkrachten en staat tussen partijen vast dat hij de Fiat Punto van [appellante] heeft verduisterd. Hij moet haar daarom de daardoor ontstane schade vergoeden.
6.22
[geïntimeerde] heeft in verzet bij de rechtbank de hoogte van de gestelde schade ad € 3.500,- betwist, maar [appellante] heeft in hoger beroep met stukken onderbouwd gesteld dat zij voor de Fiat Punto € 4.000,- had betaald en een waardeberekening overgelegd die uitkomt op een waarde tussen € 3.689 (Handelswaarde) en € 4.589 (Aankoop adviesprijs). Zij heeft toegelicht dat die waardeberekening is gebaseerd op een schatting van de kilometerstand op de datum van verkoop door [geïntimeerde] , uitgaande van de kilometerstand op de datum van aankoop door haar. [geïntimeerde] is hier in hoger beroep niet op teruggekomen, waardoor de schade ad € 3.5000,- toewijsbaar is.
Hoofdsom en rente
6.23
Uit datgene wat het hof hiervoor onder 6.1 heeft overwogen, in combinatie met de voorgaande beoordeling van de deelvorderingen (i) tot en met (iii), volgt dat de deelvorderingen van [appellante] als volgt kunnen worden toegewezen en voor het overige moeten worden afgewezen:
(i)
Bedrag voor het vinden van woningen:€ 13.800,-
(ii)
Lening:€ 39.200,-
(iii)
Verkochte auto:€ 3.500,-
(v)
Buitengerechtelijke incassokosten: € 1.075,-.
6.24
[appellante] heeft over haar deelvorderingen (i) tot en met (iv) de wettelijke rente gevorderd vanaf 16 juli 2022. [geïntimeerde] heeft daar geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd.
6.24.1
Geen van partijen heeft in hoger beroep geklaagd over de toewijzing door de rechtbank van de wettelijke rente over de lening en de buitengerechtelijke incassokosten vanaf 29 juli 2022, waardoor die toewijzing blijft staan voor de reeds toegewezen bedragen. Het hof wijst die wettelijke rente ook toe over het toegewezen meerdere van de lening. Die wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 geldt daarom voor in totaal (€ 39.200,- + € 1.075,- =) € 40.275,-.
6.24.2
Wat de overige toegewezen deelvorderingen betreft is de rentevordering vanaf 16 juli 2022 toewijsbaar op grond van de wet. Het hof zal die daarom toewijzen voor in totaal (€ 13.800,- + 3.500,- =) € 17.300,-.
Slotsom en proceskosten
6.25
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellante] slaagt en dat van [geïntimeerde] niet. Gelet op het totaal aan toewijsbare vorderingen van [appellante] is [geïntimeerde] overwegend in het ongelijk gesteld. Het hof zal het bestreden vonnis daarom deels vernietigen, opnieuw recht doen zoals hierna bepaald, de vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald afwijzen en [geïntimeerde] veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
6.25.1
Het hof begroot de kosten van de procedure voor de rechtbank aan de zijde van [appellante] (in verstek en verzet) op:
dagvaarding € 127,42
griffierecht € 86,00
salaris advocaat € 2.366,00(2 punten × tarief IV per 28 juni 2023)
Totaal € 2.579,42.
6.25.2
Het hof begroot de kosten van de (principaal en incidenteel) hoger beroepen aan de zijde van [appellante] op:
dagvaarding € 129,14
griffierecht € 783,00
salaris advocaat € 4.426,00 (principaal hoger beroep: 2 punten × tarief IV)
€ 1.106,50 (incidenteel hoger beroep: 0,5 punt × tarief IV)
nakosten € 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.622,64

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 juni 2023 voor zover in punt 5.1 daarvan het verstekvonnis van 7 september 2022 is vernietigd, vernietigt het bestreden vonnis voor het overige, en, opnieuw recht doende:
o veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van € 57.575,-, te vermeerderen met de wettelijke rente:
- over € 17.300,- vanaf 16 juli 2022;
- over € 40.275,- vanaf 29 juli 2022;
o veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure voor de rechtbank (in verstek en verzet), aan de zijde van [appellante] begroot op € 2.579,42;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de hoger beroepen, aan de zijde van [appellante] begroot op € 6.622,64;
  • bepaalt dat als [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en [appellante] hem vervolgens dit arrest betekent, hij haar de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het in eerste instantie en in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.H. Speyart van Woerden, J.J. van der Helm en R.S. Le Poole en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2228 (