Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
.Woonbron heeft in eerste aanleg betaling van een huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, maar heeft de gevorderde ontbinding en ontruiming afgewezen. Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de kantonrechter, omdat de huurachterstand nauwelijks meer dan drie maanden bedraagt en Woonbron haar vorderingen ook overigens onvoldoende heeft onderbouwd.
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- i) ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning;
- ii) ontruiming van de woning;
- iii) betaling van een huurachterstand van € 2.774,06, inclusief € 303,11 aan incassokosten;
- iv) een gebruiksvergoeding van € 800,92 voor iedere maand waarin [geïntimeerde] de woning na 1 mei 2024 in bezit houdt;
- v) wettelijke rente over een huurachterstand van € 1.670,02 vanaf 1 maart 2024;
- vi) een veroordeling in de proceskosten.
.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
minnelijk resultaat” heeft opgeleverd, terwijl die dagvaarding nog geen twee weken na de melding is uitgebracht. En in de dagvaarding in hoger beroep staat niets over een mogelijk vervolg van deze melding.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 25 april 2024;
- veroordeelt Woonbron in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil.