ECLI:NL:GHDHA:2025:393

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
200.341.704/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De appellante, Stichting Woonbron, had in eerste aanleg vorderingen tot ontbinding en ontruiming van de woning afgewezen zien worden door de kantonrechter, die oordeelde dat de huurachterstand te gering was. Woonbron ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de huurachterstand inmiddels was toegenomen tot meer dan drie maanden. Het hof oordeelde dat de huurachterstand substantieel was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zich tegen ontbinding en ontruiming verzetten. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de ontbinding en ontruiming betrof en wees deze vorderingen alsnog toe. Tevens werd [geïntimeerde 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die op € 2.325,96 werden begroot. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.341.704/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10993628 RL EXPL 24-5887
Arrest van 25 maart 2025
in de zaak van
Stichting Woonbron,
gevestigd in Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. M.W. Kox, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerden,
niet verschenen.
Het hof noemt partijen hierna Woonbron en [geïntimeerde 1] c.s.

1.De zaak in het kort

1.1
[geïntimeerde 1] c.s. huren een woning van Woonbron. Woonbron heeft in eerste aanleg betaling van een huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter heeft [geïntimeerde 1] c.s. veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, maar heeft de gevorderde ontbinding en ontruiming afgewezen. Het hof wijst deze vorderingen alsnog toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 15 mei 2024, waarmee Woonbron in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 maart 2024, en de daarin opgenomen grieven.
[geïntimeerde 1] c.s. zijn niet in de procedure verschenen. Tegen hen is verstek verleend.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[geïntimeerde 1] c.s. huren op grond van een door hen ondertekende huurovereenkomst van 1 februari 2017 (hierna: de huurovereenkomst) met ingang van 17 augustus 2017 een woning van Woonbron aan de [adres] (hierna: de woning).

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Woonbron heeft [geïntimeerde 1] c.s. gedagvaard en het volgende gevorderd:
  • i) ontbinding van de huurovereenkomst;
  • ii) ontruiming van de woning;
  • iii) betaling van een huurachterstand van € 3.024,38, inclusief € 466,31 aan incassokosten,;
  • iv) een gebruiksvergoeding van € 934,23 voor iedere maand waarin [geïntimeerde 1] c.s. de woning na 1 april 2024 in bezit houden;
  • v) wettelijke rente over een huurachterstand van € 2.603,84 vanaf 1 februari 2024 tot de dag van betaling;
  • vi) een veroordeling in de proceskosten.
4.2
[geïntimeerde 1] c.s. zijn niet verschenen in de procedure. Tegen hen is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verstek verleend.
4.3
Bij vonnis van 21 maart 2024 heeft de kantonrechter de vorderingen onder (iii), (iv), (v) en (vi) toegewezen. De vorderingen onder (i) en (ii) heeft de kantonrechter afgewezen. Onder ‘Beoordeling van het geschil’ vermeldt het vonnis het volgende:
“De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze bij verstek wordt toegewezen als hierna te vermelden, met dien verstande dat aan gedaagde partij een ontruimingstermijn van 14 dagen zal worden gegeven.”
4.4
Woonbron heeft de kantonrechter verzocht het vonnis te herstellen, in die zin dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning alsnog in het dictum van het vonnis werden opgenomen. Bij brief van 11 april 2024 heeft de kantonrechter Woonbron geïnformeerd dat het verzoek tot herstel van het vonnis werd afgewezen, omdat het niet ging om een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leende. De kantonrechter heeft dat als volgt toegelicht:

Abusievelijk is de overweging dat de gevorderde ontbinding/ontruiming zal worden afgewezen vanwege een te geringe huurachterstand niet opgenomen en is ten onrechte de overweging met betrekking tot de ontruimingstermijn opgenomen
.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
Woonbron vordert vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. tot waartoe zij zijn veroordeeld in het vonnis, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het arrest en met veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. in de proceskosten in beide instanties.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Het hoger beroep van Woonbron richt zich uitsluitend tegen het feit dat de kantonrechter de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning niet heeft toegewezen.
6.2
Woonbron stelt dat de huurachterstand van [geïntimeerde 1] c.s. al ten tijde van het vonnis van de kantonrechter drie maanden bedroeg. Verder stelt Woonbron dat de huurachterstand nog altijd niet is betaald en dat de huur voor de maanden april en mei 2024 ook onbetaald is gebleven.
6.3
Het hof stelt vast dat, volgens de niet weersproken stellingen van Woonbron, de huurachterstand op dit moment in ieder geval aanzienlijk meer dan drie maanden bedraagt, en daarmee van een zodanige omvang is dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning in beginsel gerechtvaardigd is. [geïntimeerde 1] c.s. hebben ook in hoger beroep verstek laten gaan en niets aangevoerd dat zich tegen ontbinding en ontruiming verzet. Het hof is ook verder niet gebleken van (bijzondere) omstandigheden die aan een ontbinding van de huurovereenkomst in de weg zouden kunnen staan.
Conclusie en proceskosten
6.4
De conclusie is dat het hoger beroep van Woonbron slaagt. Woonbron heeft vernietiging van het bestreden vonnis gevorderd en naast de ontbinding en ontruiming gevorderd [geïntimeerde 1] c.s. opnieuw te veroordelen tot waartoe zij reeds waren veroordeeld in het vonnis. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigen, namelijk voor zover de kantonrechter onder 4. van zijn vonnis het meer of anders gevorderde heeft afgewezen. In plaats daarvan zal het hof de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijzen. Voor het overige zal het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. Het hof zal [geïntimeerde 1] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.5
Die proceskosten worden begroot op:
dagvaarding € 135,96
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 1.214,- (1 punt × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.325,96

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 maart 2024, voor zover de kantonrechter onder 4. het meer of anders gevorderde heeft afgewezen;
  • ontbindt de huurovereenkomst;
  • veroordeelt [geïntimeerde 1] c.s. om met al de hunnen en het hunne de woning te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van dit arrest;
  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;
  • veroordeelt [geïntimeerde 1] c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Woonbron begroot op € 2.325,96;
  • bepaalt dat als [geïntimeerde 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [geïntimeerde 1] c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Glazener, A.E.A.M. van Waesberghe en F. van der Hoek. en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.