ECLI:NL:GHDHA:2025:381
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- I. Reijngoud
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- W. de Wit
- Rechtspraak.nl
Partiële onverbindendheid van de Parkeerbelastingverordening van de gemeente Leiden in verband met naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Leiden. De belanghebbende had op 8 september 2022 geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen, wat resulteerde in een naheffingsaanslag van € 66,70. Na bezwaar werd deze aanslag met € 0,10 verminderd, maar de belanghebbende stelde dat de verordening die de kosten van de naheffing regelt, onverbindend was omdat deze een bedrag van € 66,60 vermeldde, terwijl het wettelijk maximum € 66,50 was. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de Parkeerbelastingverordening van de gemeente Leiden partieel onverbindend was, maar dat de reeds toegepaste vermindering van de naheffingsaanslag door de Heffingsambtenaar voldoende was om te voldoen aan de wettelijke eisen. Het Hof bevestigde dat de overschrijding van € 0,10 niet leidde tot een volledige vernietiging van de verordening, maar dat het bedrag van € 66,60 buiten toepassing werd verklaard. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.