Rolnummer: 22-001293-23
Parketnummer: 71-029041-22
Datum uitspraak: 16 januari 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 3 februari 2022 in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans een aan IS en/of Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
2.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2014 tot en met 3 februari 2022 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de (meermalen) te plegen misdrijven:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door terroristische organisaties zoals de Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en Jabhat al Nusra (JaN) (later Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of. Jabhat Fateh Al-Sham), althans (telkens) een aan IS en Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (een)organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door een terroristische organisatie (zoals JaN en IS(IS/IL), althans een hieraan gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied en/of gedurende enige tijd verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of
D. zich gevoegd bij een of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens) perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of is zij, verdachte (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan en heeft zij een gezamenlijk huishouden gevoerd met [echtgenoot], die (als strijder) (eveneens) deelnam aan IS(IS/IL), althans een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
E. met één of meer mededader(s) in Syrië en/of Irak deelgenomen aan ideologische en/of (gevechts)trainingen en/of trainingskampen en/of opleiding(en) gevolgd (tot scherpschutter) bij (een) Jihadistische strijdgroep(en) en deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS, althans (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
F. zich (middels internet/social mediakana(al(en)/mediaplatform(s)) geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd en/of berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, met betrekking tot en/of inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of (pro)IS-gerelateerde content;
G. in Syrië en/of Irak (vuur)wapens en/of explosieven voorhanden gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 669 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn overgelegde requisitoir op het standpunt gesteld dat de verdachte heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL)/ Islamitische Staat (IS) in de periode van 9 september 2015 tot 21 januari 2018 (
feit 1). Daartoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Door uit te reizen naar het kalifaat van IS met als doel daar te trouwen, daar vervolgens met een IS-strijder te trouwen, een gezamenlijke huishouding met hem te voeren, de beschikking te hebben over het vuurwapen van haar man en een bomgordel voorhanden te hebben, heeft de verdachte ondersteuning geboden aan de gedragingen van haar man die strekten tot de verwezenlijking van het terroristisch oogmerk van IS.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het plegen van terroristische misdrijven in de periode van 1 februari 2015 tot 21 januari 2018, met uitzondering van de onderdelen E en F (
feit 2). Daartoe is – kort gezegd – (primair) aangevoerd dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van haar handelingen in combinatie met het gedachtegoed van verdachte met voldoende bepaaldheid is komen vast te staan dat verdachte is uitgereisd met het oogmerk om de gewelddadige jihad te ondersteunen, mede door te trouwen met een strijder, dan wel daar zelf aan deel te nemen en te sterven als martelaar. Subsidiair is in ieder geval sprake van oogmerk in de zin van noodzakelijkheidsbewustzijn. De verdachte moet hebben beseft dat haar gedragingen de voorbereiding en/of bevordering van de terroristische misdrijven zoals omschreven in de tenlastelegging tot gevolg hadden.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte naar IS gebied is vertrokken om te gaan werken in een ziekenhuis. Toen de verdachte in Syrië aankwam werd zij echter niet naar het ziekenhuis gebracht, maar meteen in een madafa (vrouwenhuis) gezet. Alleen door te trouwen met een IS-er kon zij de madafa verlaten. Zij heeft vervolgens weliswaar een gezamenlijk huishouden gevoerd met haar echtgenoot, die een IS strijder was, maar zij heeft geen activiteiten verricht die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de terroristische organisatie.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS niet eigen heeft gemaakt voor haar vertrek en evenmin heeft deelgenomen aan gevechtstrainingen of propaganda heeft verstuurd. Zij heeft niet het oogmerk gehad om de in de tenlastelegging genoemde terroristische misdrijven voor te bereiden of te bevorderen. De aanwezigheid van het vuurwapen van haar man en de bomgordel moest verdachte dulden. Primair was haar opzet niet gericht op het aanwezig hebben van het vuurwapen en de bomgordel, subsidiair bevond zij zich in een overmachtssituatie.
Het hof beoordeelt hierna de vragen of de verdachte heeft
deelgenomen aan — kort gezegd — een terroristische organisatie en of zij voorbereidingshandelingen tot het plegen van terroristische misdrijven heeft gepleegd.
Eerst zal hiertoe het toepasselijke juridisch kader worden uiteengezet, daarna de feitelijke gang van zaken beschreven, vervolgens zal het hof eerst feit 2 bespreken en daarna feit 1.