ECLI:NL:GHDHA:2025:357

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
200.343.836/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herroeping van een beschikking inzake arbeidsovereenkomst en volmacht in het kader van een afsplitsing van een onderneming

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek tot herroeping ingediend tegen een eerdere beschikking van het Gerechtshof Den Haag, waarin zijn verzoek om vernietiging van de opzegging van een arbeidsovereenkomst met EY Advisory Netherlands LLP (EYAN) was afgewezen. De rechtbank Rotterdam had zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen, omdat EYAN een arbitrageverweer had gevoerd. Het hof bekrachtigde deze beslissing. In de herroepingsprocedure stelde [verzoeker] dat EYAN bedrog had gepleegd in de procedure die leidde tot de bestreden beschikking. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van bedrog, omdat de volmacht die [verzoeker] had verleend aan [betrokkene 2] geldig was, ongeacht de door [verzoeker] aangevoerde nieuwe feiten. Het hof concludeerde dat de volmacht rechtsgeldig was verleend en dat de EYAN-overeenkomst, inclusief het arbitraal beding, rechtsgeldig was gesloten. Het verzoek tot herroeping werd afgewezen, en [verzoeker] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.343.836/01
Zaaknummer hoofdzaak : 200.300.375/01
beschikking van 18 maart 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. M.A.M. Lem te Breda,
tegen:
EY Advisory Netherlands LLP,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk) en kantoorhoudende te Rotterdam,
verweerder,
hierna te noemen: EYAN,
advocaat: mr. Y. El Harchaoui te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

[verzoeker] heeft in een verzoekschrift aan de rechtbank Rotterdam vernietiging verzocht van wat volgens hem de opzegging was van een tussen hem en EYAN gesloten arbeidsovereenkomst, en verzocht om loondoorbetaling met nevenvorderingen, subsidiair betaling van een transitievergoeding, en afgifte van bepaalde bescheiden. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen op grond van een door EYAN gevoerd arbitrageverweer. Bij beschikking van 20 december 2022 (hierna ook: de bestreden beschikking) heeft dit hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. [verzoeker] verzoekt in deze procedure herroeping van de bestreden beschikking op de grond dat EYAN bedrog heeft gepleegd in de procedure. Het hof wijst het verzoek tot herroeping af omdat van bedrog geen sprake is.

2.Het geding

2.1.
Het verloop van het geding blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van 1 mei 2024, waarmee [verzoeker] herroeping heeft verzocht van de bestreden beschikking, met producties 1-8
  • het verweerschrift van EYAN, met producties 1-35
  • de producties 9-15 van [verzoeker]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 januari 2025.
2.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele opmerkingen van feitelijke aard over het proces-verbaal te maken. [verzoeker] heeft van die gelegenheid binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt. Bij brief van 25 februari 2025 heeft mr. Harchaoui namens EYAN opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal, over een drietal uitlatingen van zijn kant. Het hof hecht deze brief aan het proces-verbaal; deze maakt hiermee deel uit van de gedingstukken. De voorgestelde correcties zijn niet te herleiden tot de aantekeningen van de griffier. Het hof kan er echter van uitgaan dat mr. Harchaoui zijn uitlatingen heeft gedaan en/of heeft bedoeld zoals hij in zijn brief schrijft; voor de beoordeling van het geschil maakt het niet uit.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft gelijktijdig met de mondelinge behandeling in zaak 200.295.291/02, tussen dezelfde partijen, plaatsgevonden. In die zaak wordt heden arrest gewezen.

3.Feiten

3.1.
Afsplitsing EYAN van EYA.[verzoeker] B.V. (hierna ook: [de vennootschap]), van welke vennootschap [verzoeker] bestuurder en enig aandeelhouder is, was voorheen partner bij EY Accountants LLP (hierna: EYA) en Ernst & Young Nederland LLP (EYNL). In 2019 heeft de EY-organisatie besloten de consultancyactiviteiten af te splitsen van EYA en onder te brengen in EYAN.
3.2.
Informatievoorziening.Een e-mail van de heer [betrokkene 1] van 11 februari 2019 aan alle EYA-partners met een link naar een FAQ geeft een nadere beschrijving van deze afsplitsing, en vermeldt dat onder meer de heer [betrokkene 2] ([betrokkene 2]) deel zal gaan uitmaken van het bestuur van EYAN. Een brief van EYA van 21 maart 2019 aan alle EYA-partners die naar EYAN zouden gaan overgaan, met verdere informatie over de afsplitsing, vermeldt als bijlage onder meer een volmacht. Later heeft EYA nog volmachten nagezonden, die naast de partner-rechtspersoon de DGA daarvan als volmachtgever vermeldt.
3.3.
Volmacht [verzoeker] (BV).Op 29 maart 2019 heeft [verzoeker] namens [de vennootschap] en op 30 maart 2019 opnieuw namens [de vennootschap] en ook voor zichzelf de volmachten getekend aan ieder lid van de besturen (
member of the boards) van EYA en/of EYAN om, kort gezegd, [de vennootschap] als partner te laten uittreden bij EYA en te laten toetreden bij EYAN(als
EYAN Partner), en ook [verzoeker] bij die toetreding partij te laten worden (als
EYAN Professional).
3.4.
EYAN-overeenkomst.Een op 1 april 2019 gedateerd stuk dat als partijen EYAN, [de vennootschap] en [verzoeker] vermeldt (hierna ook: de EYAN-overeenkomst) wil die toetreding belichamen. Het stuk is voor alle drie de partijen getekend door [betrokkene 2]: voor [de vennootschap] en [verzoeker], zo vermeldt het stuk, krachtens volmacht. [betrokkene 2] was per 31 maart 2019 bestuurder van EYAN geworden (en was overigens nimmer bestuurder van EYA).
3.5.
Arbitraal beding.De EYAN-overeenkomst verklaart onder meer de zogenaamde AN Rules toepasselijk, die in de daarvan deel uitmakende Fundamental Rules een arbitraal beding bevatten.
3.6.
Opzegging door EYAN.Bij brief van 24 december 2020, geadresseerd aan [de vennootschap] t.a.v. [verzoeker], heeft EYAN medegedeeld de EYAN-overeenkomst op te zeggen per 1 juli 2021.
3.7.
Verzoeken [verzoeker].[verzoeker] heeft in een verzoekschrift aan de rechtbank Rotterdam vernietiging verzocht van wat volgens hem de opzegging van was van een tussen hem en EYAN gesloten arbeidsovereenkomst, en loondoorbetaling met nevenvorderingen, subsidiair betaling van een transitievergoeding, en afgifte van bepaalde bescheiden. De rechtbank heeft zich bij beschikking van 31 augustus 2021 onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen vanwege het door EYAN gevoerde arbitrageverweer. Met de bestreden beschikking heeft dit hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Bij beschikking van 2 februari 2024 heeft de Hoge Raad de door [verzoeker] en EYAN tegen de bestreden beschikking ingestelde cassatieberoepen verworpen.

4.Verzoek en grondslagen

[verzoeker] verzoekt herroeping van de bestreden beschikking. Hij voert daartoe aan dat EYAN bedrog heeft gepleegd in de procedure die tot die beschikking heeft geleid (hierna ook: de hoofdzaak). Dit bedrog heeft volgens [verzoeker] bestaan, samengevat, uit
  • bedrog over de exacte gang van zaken rond de afsplitsing van EYAN; en
  • bedrog over de (arbeidsrechtelijke) aard van die afsplitsing.

5.Beoordeling

Juridisch kader
5.1.
Een beschikking waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, kan – tenzij de aard van de beschikking zich hiertegen verzet, maar dat is hier niet aan de orde – op verzoek van een partij worden herroepen (onder meer) als het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd (art. 390 Rv in verbinding met 382 aanhef en onder a Rv). Van bedrog in deze zin is onder meer sprake wanneer een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van de procedure zou hebben kunnen leiden (HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2162). Een vordering tot herroeping kan niet met succes worden ingesteld tegen een uitspraak die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, als het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt (HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0393).
Termijn
5.2.
Het antwoord op de tussen partijen omstreden vraag of het herroepingsverzoek binnen de door artikel 393 Rv in verbinding met artikel 383 lid 1 Rv gestelde termijn is gedaan kan het hof in het midden laten, omdat het herroepingsverzoek op inhoudelijke gronden strandt.
Eerste herroepingsgrond: exacte gang van zaken afsplitsing EYAN
5.3.
[verzoeker] heeft het bedrog als volgt omschreven. EYAN heeft in haar verweerschrift in de hoofdzaak gesteld dat [de vennootschap] per 1 april 2014 is toegetreden als partner tot EYA, waarna per 1 april 2019 de consultancyactiviteiten zijn ondergebracht bij EYAN en het partnerschap van [de vennootschap] is voortgezet bij EYAN door middel van het tekenen van de EYAN-overeenkomst (waarvan het arbitraal beding deel uitmaakte). Dit alles terwijl EYAN wist of behoorde te weten, aldus [verzoeker], dat hij op dat moment niet wist, en in redelijkheid ook niet kon weten, hoe de (exacte) gang van zaken was geweest rondom de afsplitsing van de consultancyactiviteiten, hoe de bevoegdheden van de diverse functionarissen van de per 2 januari 2019 nieuw op te richten LLP EYAN waren/zijn geregeld, en hoe dientengevolge de overdracht van de overeenkomst tussen [de vennootschap] en EYA respectievelijk EYAN exact was geweest.
5.4.
[verzoeker] heeft in de hoofdzaak het standpunt ingenomen dat het arbitraal beding niet aan hem kan worden tegengeworpen. In het verzoekschrift heeft hij hiervoor een nieuw argument aangedragen, dat op het volgende neerkomt:
  • toen [verzoeker] volmacht verleende – of: dacht volmacht te verlenen – aan [betrokkene 2] voor de overstap naar EYAN, was [betrokkene 2] nog geen bestuurder en had EYAN ook overigens geen bestuur;
  • de volmacht kan dus niet geacht worden te zijn gegeven;
  • daarom is de EYAN-overeenkomst, of althans het daarvan deel uitmakende arbitraal beding, niet rechtsgeldig (schriftelijk) tussen [verzoeker] en EYAN overeengekomen.
5.5.
Zou EYAN in de hoofdzaak duidelijkheid hebben gegeven over (onder meer) dit ontbreken van een bestuur van EYAN ten tijde van de volmachtverlening, zo begrijpt het hof het standpunt van [verzoeker], dan zou al in die procedure – zie hiervoor,5.4– duidelijk zijn geworden dat tussen [verzoeker] en EYAN geen arbitraal beding gold. De uitkomst zou volgens [verzoeker] dus anders zijn geweest.
5.6.
Naar het oordeel van het hof is het verzoek op deze grond niet toewijsbaar, om (ten minste) twee redenen: (i) de volmacht is geldig ongeacht de door [verzoeker] in deze herroepingsprocedure nieuw aangevoerde feiten, en (ii) er is geen sprake van bedrog. Het hof licht dit als volgt toe.
5.7. (
(i) Volmacht is geldig.[verzoeker] was ermee bekend dat [betrokkene 2] bestuurder van EYAN zou worden. Dit stond de e-mail van Boogaart van 11 februari 2019 aan alle partners (hiervoor, 3.2). De enkele mededeling van mr. Lem op de mondelinge behandeling dat dit stuk eerst met de conclusie van antwoord (als productie daarbij) aan [verzoeker] bekend is geworden is niet te rijmen met de omstandigheid dat hijzelf deze e-mail als productie 4 bij het inleidend verzoekschrift in de hoofdzaak heeft overgelegd. Hoe dan ook, [verzoeker] heeft doen bepleiten dat hij een volmacht heeft gegeven aan [betrokkene 2].
5.8.
Het punt dat [verzoeker] maakt is dat hij die volmacht heeft gegeven aan [betrokkene 2] als bestuurder van EYAN, maar dat die volmacht niet geldig was omdat EYAN op dat moment geen bestuur had. [verzoeker] bedoelt hiermee mede, naar het hof begrijpt, dat [betrokkene 2] ten tijde van de volmacht geen bestuurder van EYAN was. Het hof is echter van oordeel dat EYAN de volmacht heeft mogen opvatten, zoals door haar bepleit, in die zin, kort gezegd, dat voor het in de volmacht vermelde bestuurderschap niet het moment van volmachtverlening maar dat van -uitoefening beslissend was, met andere woorden dat de volmacht was gegeven (mede) aan [betrokkene 2] voor het moment dat deze bestuurder van EYAN zou worden. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn eventuele maar alsdan onjuist gebleken veronderstelling dat [betrokkene 2] reeds ten tijde van de volmachtverlening bestuurder van EYAN was, voor hem destijds relevant was voor het afgegeven van die volmacht. In elk geval had EYAN (of [betrokkene 2]) geen reden om met die eventuele (onjuiste) veronderstelling rekening te houden of de volmacht anders op te vatten. Verder waren de beoogde, aan te gane verbintenissen waar de volmacht op zag ook voldoende bepaald. Van een nietige volmacht is dan ook geen sprake. [betrokkene 2] was op 1 april 2019 bestuurder van EYAN en [verzoeker] kon op die datum dus schriftelijk en rechtsgeldig (bij volmacht) met EYAN de EYAN-overeenkomst aangaan, inclusief het arbitraal beding.
5.9. (
(ii) Geen bedrog.Zelfs als veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat de volmacht niet geldig was om de door [verzoeker] nu aangedragen redenen, betekent dat nog niet dat EYAN bedrog heeft gepleegd in de procedure. Daarvoor zou ten minste nodig zijn dat EYAN met het niet-vermelden dat [betrokkene 2] ten tijde van de volmachtverlening nog geen bestuurder van EYAN was, het opzet had om de rechter (of [verzoeker]) te misleiden, of dat EYAN wat dit betreft anderszins een oneerlijke proceshouding kan worden verweten. Uit niets blijkt evenwel dat hiervan sprake is. Hierbij is van belang dat EYAN ten minste kon veronderstellen – langs de hiervoor in 5.8 weergegeven lijnen – dat gewoon geldige volmacht was verleend en dat de EYAN-overeenkomst rechtsgeldig was gesloten. Dat EYAN desondanks oneerlijk is geweest bij het niet vermelden van de aanvangsdatum van het bestuurderschap van [betrokkene 2], is tegen die achtergrond niet aannemelijk. De door [verzoeker] gestelde toezichtrechtelijke verplichtingen van EYAN om kort gezegd transparant te zijn omtrent haar bestuursstructuur en -bezetting maken dit niet anders.
Tweede herroepingsgrond: (arbeidsrechtelijke) aard afsplitsing EYAN
5.10.
[verzoeker] stelt verder dat EYAN bedrog heeft gepleegd door het te doen voorkomen dat de afsplitsing van EYAN van EYA in arbeidsrechtelijke zin een overgang van onderneming behelsde, terwijl dat volgens [verzoeker] niet het geval was. [verzoeker] verwijst voor dit gestelde bedrog naar de e-mail met FAQ van Boogaart van 11 februari 2019 en de met de brief van 21 maart 2019 meegezonden volmacht. [verzoeker] heeft daarbij echter niet (voldoende) duidelijk gemaakt waaruit het bedrog
in de procedurevolgens hem dan heeft bestaan. Hij heeft ook niet aangeduid dat en hoe, het gestelde bedrog in de procedure weggedacht, in de hoofdzaak tot een andere uitkomst zou zijn gekomen. Ook heeft [verzoeker] niet toegelicht waaruit zijn ontdekking van het gestelde bedrog heeft bestaan, en dat hij deze ontdekking niet reeds in de hoofdzaak had kunnen en moeten doen (vlg. hiervoor, 5.1). Overigens heeft [verzoeker] tegenover de gemotiveerde betwisting van EYAN onvoldoende toegelicht dat en waarom geen sprake was van overgang van onderneming, dan wel wat er concreet mis was met de voorlichting van EYAN op dat vlak.
Stelling: geen aanbod
5.11.
[verzoeker] heeft nog aangevoerd dat [betrokkene 2] (het hof begrijpt: EYA) in de brief van 21 maart 2019 geen geldig aanbod heeft kunnen doen en ook niet heeft gedaan. Echter, of op 21 maart 2019 wel of geen aanbod is gedaan en of dat wel of niet mogelijk was is niet relevant: het gaat erom dat [betrokkene 2] bij rechtsgeldige volmacht namens [verzoeker] en EYAN de EYAN-overeenkomst heeft gesloten. Een voorafgaand aanbod van de zijde van EYAN was daarvoor niet nodig.
Proceskosten
5.12.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. EYAN heeft voor dat geval gevraagd om [verzoeker] te veroordelen in de volledige proceskosten, waarmee zij doelt op de kosten van haar advocaat, die volgens haar opgave € 23.361,50 bedragen exclusief kantoorkosten en btw, en de overige kosten van het geding. EYAN voert hiertoe aan dat [verzoeker] zich schuldig maakt aan onrechtmatig procederen. Volgens EYAN maakt [verzoeker] misbruik van procesrecht, gebruikt hij de herroepingsprocedure voor oneigenlijk doeleinden, en handelt hij in weerwil van het overeengekomen arbitraal beding. Meer in het bijzonder voert EYAN aan, samengevat, dat [verzoeker] al dan niet samen met [de vennootschap] al vele gerechtelijke procedures tegen EYAN is gestart, dat die vooralsnog steeds zijn afgestuit op het telkenmale rechtsgeldig bevonden arbitraal beding, en dat [verzoeker] bij het vervolgens starten van de onderhavige herroepingsprocedure wist of althans moest weten dat deze (ook) kansloos was. Volgens EYAN is het nadeel dat zij door al deze procedures lijdt, in termen van kosten van verweer, onevenredig groot.
5.13.
Het hof oordeelt hierover als volgt. Er is een recht op volledige vergoeding van proceskosten indien sprake is van onrechtmatig procederen c.q. misbruik van procesrecht. Hiervan is sprake indien het instellen van de vordering gelet op de evidente ongegrondheid ervan in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had behoren te blijven. De eiser moet zijn vordering gebaseerd hebben op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. Dit geldt overeenkomstig ten aanzien van een verweerder die zich in een geding tegen de vorderingen van de eiser verdedigt.
5.14.
Deze aan de rechtspraak van de Hoge Raad ontleende regels zijn in overeenkomstige zin toepasbaar op het geschil tussen partijen verband houdende met het beroep van EYAN op het arbitraal beding en wat [verzoeker] daartegen heeft ingebracht, in het kader van de onderhavige herroepingsprocedure. Anders dan EYAN bepleit, levert niet het enkele voeren van een procedure in strijd met de verplichtingen uit een arbitrageovereenkomst een deugdelijke grondslag op voor een verzoek tot volledige vergoeding van proceskosten. Voor de toewijsbaarheid van een verzoek tot volledige vergoeding van proceskosten moet ook ten aanzien van het voeren van zodanige procedure de eis worden gesteld dat sprake is van onrechtmatig procederen c.q. misbruik van procesrecht.
5.15.
Gelet op de terughoudendheid die daarbij past, is het hof van oordeel dat in de onderhavige herroepingsprocedure niet is gebleken van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen aan de zijde van [verzoeker]. Het gaat uiteindelijk om de uitleg van de door [verzoeker] gegeven volmacht, die niet was overgelegd in de hoofdzaak waarin EYAN zich verweerde met een beroep op het arbitraal beding in de EYAN-overeenkomst dat krachtens die volmacht tot stand zou zijn gekomen, en de stelling van [verzoeker] dat hij zich tijdens de hoofdzaak niet bewust was geweest van (onder meer) het ontberen van de hoedanigheid van EYAN-bestuurder van [betrokkene 2] ten tijde van de volmachtverlening. Hoewel het hof anders oordeelt (onder 5.8 hiervoor) over de geldigheid van de volmacht kan niet gezegd worden dat de door [verzoeker] bepleite nietigheid van de volmacht stoelt op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op door hem aangevoerde stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden
5.16.
Hieruit vloeit voort dat de juridische kosten waarvan EYAN volledige vergoeding verzoekt slechts op basis van het liquidatietarief voor vergoeding in aanmerking komen.
Slotsom
5.17.
Het hof ziet geen aanleiding tot bewijslevering. [verzoeker] heeft ook geen specifieke stellingen ingenomen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. Het hof zal het verzoek tot herroeping afwijzen en [verzoeker] vooroordelen in de kosten van het geding volgens het toepasselijke liquidatietarief, aan de zijde van EYAN tot op heden begroot op € 798,- voor het griffierecht en € 2.428,- voor het salaris van de advocaat, totaal € 3.226,-. De nakosten begroot het hof zoals het dictum vermeldt.

6.Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek tot herroeping af;
  • veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van het geding, aan de zijde van EYAN begroot op € 3.228,- tot op heden, en op € 178,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan de veroordeling in deze beschikking is voldaan en vervolgens betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de betreffende termijn van 14 dagen;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.W. Frieling, M.D. Ruizeveld en B.R. ter Haar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2025, in aanwezigheid van de griffier.