ECLI:NL:GHDHA:2025:356

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
200.295.291/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herroeping
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van een eerder arrest inzake bedrog en volmacht in een civiele procedure

In deze zaak heeft [eiser] in een kort geding bij de rechtbank Rotterdam afgifte gevorderd van bescheiden die volgens hem bij EY Advisory Netherlands LLP (EYAN) berusten. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd op basis van een door EYAN gevoerd arbitrageverweer. Het Gerechtshof Den Haag bekrachtigde dit vonnis op 15 maart 2022. In de onderhavige procedure vordert [eiser] herroeping van dit arrest, stellende dat EYAN bedrog heeft gepleegd. Het hof wijst de vordering tot herroeping af, omdat van bedrog geen sprake is. Het hof oordeelt dat de volmacht die [eiser] heeft verleend aan EYAN geldig was, ongeacht de door [eiser] aangevoerde feiten. Tevens is er geen bewijs van bedrog door EYAN, aangezien het hof concludeert dat EYAN niet opzettelijk heeft geprobeerd om de rechter of [eiser] te misleiden. De vordering tot herroeping wordt afgewezen en [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.295.291/02
Zaaknummer hoofdzaak : 200.295.291/01
arrest van 18 maart 2025
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.A.M. Lem te Breda,
tegen:
EY Advisory Netherlands LLP,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk) en kantoorhoudende te Rotterdam,
verweerder,
hierna te noemen: EYAN,
advocaat: mr. Y. el Harchaoui te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft in een kort geding bij de rechtbank Rotterdam afgifte gevorderd van een aantal bescheiden die volgens hem bij EYAN berusten. De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen op grond van een door EYAN gevoerd arbitrageverweer. Bij arrest van 15 maart 2022 (hierna ook: het bestreden arrest) heeft dit hof het vonnis bekrachtigd. [eiser] vordert in deze procedure herroeping van dit arrest op de grond dat EYAN bedrog heeft gepleegd in de procedure. Het hof wijst de vordering tot herroeping af omdat van bedrog geen sprake is.

2.Het geding

2.1.
Het verloop van het geding blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 31 oktober 2023, waarmee [eiser] herroeping heeft gevorderd van het bestreden arrest
  • de conclusie van antwoord van EYAN, met producties 1-32
  • de producties 9-15 van [eiser]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 januari 2025.
2.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele opmerkingen van feitelijke aard over het proces-verbaal te maken. [eiser] heeft van die gelegenheid binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt. Bij brief van 25 februari 2025 heeft mr. Harchaoui namens EYAN opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal, over een drietal uitlatingen van zijn kant. Het hof hecht deze brief aan het proces-verbaal; deze maakt hiermee deel uit van de gedingstukken. De voorgestelde correcties zijn niet te herleiden tot de aantekeningen van de griffier. Het hof kan er echter van uitgaan dat mr. Harchaoui zijn uitlatingen heeft gedaan en/of heeft bedoeld zoals hij in zijn brief schrijft; voor de beoordeling van het geschil maakt het niet uit.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft gelijktijdig met de mondelinge behandeling in zaak 200.343.836/01, tussen dezelfde partijen, plaatsgevonden. In die zaak wordt heden beschikking gegeven.

3.Feiten

3.1.
Afsplitsing EYAN van EYA.[naam bedrijf] B.V. (hierna ook: [naam bedrijf] ), van welke vennootschap [eiser] bestuurder en enig aandeelhouder is, was voorheen partner bij EY Accountants LLP (hierna: EYA) en Ernst & Young Nederland LLP (EYNL). In 2018 heeft de EY-organisatie besloten de consultancyactiviteiten af te splitsen van EYA en onder te brengen in EYAN.
3.2.
Informatievoorziening.Een e-mail van de heer [naam 1] van 11 februari 2019 aan alle EYA-partners met een link naar een FAQ geeft een nadere beschrijving van deze afsplitsing, en vermeldt dat onder meer de heer [naam 2] ( [naam 2] ) deel zal gaan uitmaken van het bestuur van EYAN. Een brief van EYA van 21 maart 2019 aan alle EYA-partners die naar EYAN zouden gaan overgaan, met verdere informatie over de afsplitsing, vermeldt als bijlage onder meer een volmacht. Later heeft EYA nog volmachten nagezonden, die naast de partner-rechtspersoon de DGA daarvan als volmachtgever vermeldt.
3.3.
Volmacht [eiser] (BV).Op 29 maart 2019 heeft [eiser] namens [naam bedrijf] en op 30 maart 2019 opnieuw namens [naam bedrijf] en ook voor zichzelf de volmachten getekend aan ieder lid van de besturen (
member of the boards) van EYA en/of EYAN om, kort gezegd, [naam bedrijf] als partner te laten uittreden bij EYA en te laten toetreden bij EYAN (als
EYAN Partner), en ook [eiser] bij die toetreding partij te laten worden (als
EYAN Professional).
3.4.
EYAN-overeenkomst.Een op 1 april 2019 gedateerd stuk dat als partijen EYAN, [naam bedrijf] en [eiser] vermeldt (hierna ook: de EYAN-overeenkomst) wil die toetreding belichamen. Het stuk is voor alle drie de partijen getekend door [naam 2] : voor [naam bedrijf] en [eiser] , zo vermeldt het stuk, krachtens volmacht. [naam 2] was per 31 maart 2019 bestuurder van EYAN geworden (en was overigens nimmer bestuurder van EYA).
3.5.
Arbitraal beding.De EYAN-overeenkomst verklaart onder meer de zogenaamde AN Rules toepasselijk, die in de daarvan deel uitmakende Fundamental Rules een arbitraal beding bevatten.
3.6.
Onderzoek Van Doorne.Advocatenkantoor Van Doorne heeft in opdracht van de EY-organisatie onderzoek gedaan naar meldingen over misstanden door [eiser] .
3.7.
Opzegging door EYAN.Bij brief van 24 december 2020, geadresseerd aan [naam bedrijf] t.a.v. [eiser] , heeft EYAN medegedeeld de EYAN-overeenkomst op te zeggen per 1 juli 2021.
3.8.
Afgiftevordering.[eiser] heeft in kort geding bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam afgifte gevorderd van een aantal bescheiden die volgens hem bij EYAN berusten. De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen vanwege het arbitraal beding. Met het bestreden arrest heeft dit hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Naar het hof begrijpt heeft geen van partijen cassatieberoep aangetekend tegen dit arrest, zodat het op 16 juni 2022 in kracht van gewijsde is gegaan.

4.Vordering en grondslagen

[eiser] vordert herroeping van het bestreden arrest. Hij voert daartoe aan dat EYAN bedrog heeft gepleegd in de procedure die tot dat arrest heeft geleid (hierna ook: de hoofdzaak). Dit bedrog heeft volgens [eiser] bestaan, samengevat, uit
  • bedrog over de exacte gang van zaken rond de afsplitsing van EYAN; en
  • bedrog over de werkelijke aard van het onderzoek van Van Doorne.

5.Beoordeling

Producties bij de herroepingsdagvaarding maken geen deel uit van het procesdossier
5.1.
De in de herroepingsdagvaarding vermelde producties zijn niet meebetekend en ook niet aangebracht op de rol. Tegenover de betwisting van EYAN heeft [eiser] niet aangetoond dat deze producties wel anderszins in het kader van deze procedure aan EYAN zijn toegezonden. [eiser] heeft de producties wel gefourneerd, maar het hof kan ze om de hiervoor vermelde redenen niet rekenen tot het procesdossier. Overigens heeft dit geen relevantie voor de beoordeling van de zaak, omdat de gestelde inhoud van deze producties hetzij niet door EYAN is betwist, hetzij zonder betekenis is voor de voorliggende geschilpunten.
Juridisch kader
5.2.
Een (vonnis of) arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen (onder meer) als het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd (art. 382 aanhef en onder a Rv). Van bedrog in deze zin is onder meer sprake wanneer een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van de procedure zou hebben kunnen leiden (HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2162). Het rechtsmiddel moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en de eiser tot herroeping daarmee bekend is geworden. De termijn vangt niet aan dan nadat het (vonnis of) arrest in kracht van gewijsde is gegaan (art. 383 lid 1 Rv). Een vordering tot herroeping kan niet met succes worden ingesteld tegen een uitspraak die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, als het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt (HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0393).
Termijn
5.3.
Het antwoord op de tussen partijen omstreden vraag of de herroepingsdagvaarding binnen de door art. 383 lid 1 Rv gestelde termijn is uitgebracht kan het hof in het midden laten, omdat de herroepingsvordering op inhoudelijke gronden strandt.
Eerste herroepingsgrond: exacte gang van zaken afsplitsing EYAN
5.4.
[eiser] heeft het bedrog als volgt omschreven. EYAN heeft in de memorie van antwoord in de hoofdzaak gesteld dat [naam bedrijf] per 1 april 2014 is toegetreden als partner tot EYA, waarna per 1 april 2019 de consultancyactiviteiten zijn ondergebracht bij EYAN en het partnerschap van [naam bedrijf] is voortgezet bij EYAN door middel van het tekenen van de EYAN-overeenkomst (waarvan het arbitraal beding deel uitmaakte). Dit alles terwijl EYAN wist of behoorde te weten, aldus [eiser] , dat hij op dat moment niet wist, en in redelijkheid ook niet kon weten, hoe de (exacte) gang van zaken was geweest rondom de afsplitsing van de consultancyactiviteiten, hoe de bevoegdheden van de diverse functionarissen van de per 2 januari 2019 nieuw op te richten LLP EYAN waren/zijn geregeld, en hoe dientengevolge de overdracht van de overeenkomst tussen [naam bedrijf] en EYA respectievelijk EYAN exact was geweest.
5.5.
[eiser] heeft in de hoofdzaak het standpunt ingenomen dat het arbitraal beding niet aan hem kan worden tegengeworpen. In de herroepingsdagvaarding heeft hij hiervoor een nieuw argument aangedragen, dat op het volgende neerkomt:
  • toen [eiser] volmacht verleende – of: dacht volmacht te verlenen – aan het bestuur van EYAN voor de overstap naar EYAN, had EYAN nog geen bestuur;
  • de volmacht kan dus niet geacht worden te zijn gegeven;
  • daarom is de EYAN-overeenkomst, of althans het daarvan deel uitmakende arbitraal beding, niet rechtsgeldig (schriftelijk) tussen [eiser] en EYAN overeengekomen.
5.6.
Zou EYAN in de hoofdzaak duidelijkheid hebben gegeven over (onder meer) dit ontbreken van een bestuur van EYAN ten tijde van de volmachtverlening, zo begrijpt het hof het standpunt van [eiser] , dan zou al in die procedure – zie hiervoor, 5.5 – duidelijk zijn geworden dat tussen [eiser] en EYAN geen arbitraal beding gold. De uitkomst zou volgens [eiser] dus anders zijn geweest.
5.7.
Het hof oordeelt hierover als volgt. De vordering op basis van deze eerste herroepingsgrond ontbeert feitelijke grondslag omdat zij uitgaat van een aan ‘het bestuur’ van EYAN gegeven volmacht, terwijl [eiser] volmacht heeft gegeven aan iedere bestuurder (hiervoor, 3.3). Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn stellingname weliswaar aangepast door ook te spreken over de volmacht aan [naam 2] (als bestuurder van EYAN, wat hij ten tijde van de volmachtverlening echter nog niet was), maar in zoverre is de herroepingsgrond buiten de termijn van artikel 383 lid 1 Rv aangevoerd, zelfs als veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat de volmacht in kwestie pas ten tijde van de conclusie van antwoord in deze herroepingsprocedure (gedateerd 9 januari 2024) (als productie daarbij) aan [eiser] bekend is geworden.
5.8.
Ook overigens is echter op basis van de eerste herroepingsgrond (zoals aangepast op de mondelinge behandeling) de vordering niet toewijsbaar, om (ten minste) twee redenen: (i) de volmacht is geldig ongeacht de door [eiser] in deze herroepingsprocedure aangevoerde feiten, en (ii) er is geen sprake van bedrog. Het hof licht dit als volgt toe.
5.9. (
(i) Volmacht is geldig.[eiser] was ermee bekend dat [naam 2] bestuurder van EYAN zou worden. Dit stond de e-mail van [naam 1] van 11 februari 2019 aan alle partners (hiervoor, 3.2). De enkele mededeling van mr. Lem op de mondelinge behandeling dat dit stuk eerst met de conclusie van antwoord (als productie daarbij) aan [eiser] bekend is geworden is niet te rijmen met de omstandigheid dat hijzelf deze e-mail als productie 7 bij de inleidende dagvaarding in de hoofdzaak heeft overgelegd. Hoe dan ook, [eiser] heeft doen bepleiten dat hij een volmacht heeft gegeven aan [naam 2] .
5.10.
Het punt dat [eiser] maakt is dat hij die volmacht heeft gegeven aan [naam 2] als bestuurder van EYAN, maar dat die volmacht niet geldig was omdat EYAN op dat moment geen bestuur had. [eiser] bedoelt hiermee mede, naar het hof begrijpt, dat [naam 2] ten tijde van de volmacht geen bestuurder van EYAN was. Het hof is echter van oordeel dat EYAN de volmacht heeft mogen opvatten, zoals door haar bepleit, in die zin , kort gezegd, dat voor het in de volmacht vermelde bestuurderschap niet het moment van volmachtverlening maar dat van uitoefening beslissend was, met andere woorden dat de volmacht was gegeven (mede) aan [naam 2] voor het moment dat deze bestuurder van EYAN zou worden. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn eventuele maar alsdan onjuist gebleken veronderstelling dat [naam 2] reeds ten tijde van de volmachtverlening bestuurder van EYAN was, voor hem destijds relevant was voor het afgeven van die volmacht. In elk geval had EYAN (of [naam 2] ) geen reden om met die eventuele (onjuiste) veronderstelling rekening te houden of de volmacht anders op te vatten. Verder waren de beoogde, aan te gane verbintenissen waar de volmacht op zag ook voldoende bepaald. Van een nietige volmacht is dan ook geen sprake. [naam 2] was op 1 april 2019 bestuurder van EYAN en [eiser] kon op die datum dus schriftelijk en rechtsgeldig (bij volmacht) met EYAN de EYAN-overeenkomst aangaan, inclusief het arbitraal beding.
5.11. (
(ii) Geen bedrog.Zelfs als veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat de volmacht niet geldig was om de door [eiser] nu aangedragen redenen, betekent dat nog niet dat EYAN bedrog heeft gepleegd in de procedure. Daarvoor zou ten minste nodig zijn dat EYAN met het niet-vermelden dat [naam 2] ten tijde van de volmachtverlening nog geen bestuurder van EYAN was, het opzet had om de rechter (of [eiser] ) te misleiden, of dat EYAN wat dit betreft anderszins een oneerlijke proceshouding kan worden verweten. Uit niets blijkt evenwel dat hiervan sprake is. Hierbij is van belang dat EYAN ten minste kon veronderstellen – langs de hiervoor in 5.10 weergegeven lijnen – dat gewoon geldige volmacht was verleend en dat de EYAN-overeenkomst rechtsgeldig was gesloten. Dat EYAN desondanks oneerlijk is geweest bij het niet vermelden van de aanvangsdatum van het bestuurderschap van [naam 2] , is tegen die achtergrond niet aannemelijk. De door [eiser] gestelde toezichtrechtelijke verplichtingen van EYAN om kort gezegd transparant te zijn omtrent haar bestuursstructuur en -bezetting maken dit niet anders.
Tweede herroepingsgrond: werkelijke aard onderzoek Van Doorne
5.12.
[eiser] heeft het bedrog verder als volgt omschreven. EYAN heeft het in de memorie van antwoord in de hoofdzaak doen voorkomen alsof Van Doorne onafhankelijk onderzoek heeft gedaan naar de meldingen van misstanden door [eiser] . Dit onderzoek was volgens [eiser] echter niet onafhankelijk, en ook overigens voldeed het volgens hem niet aan de standaarden die de EY-organisatie in acht diende te (laten) nemen. Volgens [eiser] had het hof in de hoofdzaak geen rekening mogen houden met de volgens [eiser] bedrieglijke stellingen van EYAN op dit vlak.
5.13.
Het hof oordeelt hierover als volgt. Voor een geslaagd beroep op herroeping wegens bedrog moet ten minste aannemelijk zijn dat het bedrog weggedacht, de beslissing anders zou zijn uitgevallen. Daarvan is geen sprake. Het bestreden arrest geeft geen enkel aanknopingspunt dat de stellingen van EYAN omtrent het onderzoek door Van Doorne een rol hebben gespeeld bij de gegeven beslissing, noch is aannemelijk dat deze stellingen [eiser] hebben belet een andere en succesvolle proceshouding in te nemen ten aanzien van het arbitrageverweer van EYAN.
Overige stellingen
5.14.
[eiser] heeft in de herroepingsdagvaarding nog aangevoerd dat hij op het moment van aangaan van de EYAN-overeenkomst niet beschikte over de toepasselijke Fundamental Rules (waarin het arbitraal beding is opgenomen). Hij verbindt aan deze stelling echter geen duidelijke consequenties. Volledigheidshalve overweegt het hof dat EYAN onweersproken heeft aangevoerd dat [eiser] voorafgaand aan zijn volmachtverlening heeft getekend voor de concept-Fundamental Rules van EYAN, die EYAN vervolgens op 31 maart 2019 conform concept heeft vastgesteld. Op 1 april 2019 kon [naam 2] , toen inmiddels bestuurder van EYAN, dus mede namens [eiser] tekenen voor (ontvangst en/of kennisneming van) die Fundamental Rules.
5.15.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] opmerkingen doen maken met de strekking dat EYAN bedrog heeft gepleegd door het te doen voorkomen dat de afsplitsing van EYAN van EYA in arbeidsrechtelijke zin een overgang van onderneming behelsde, terwijl dat volgens [eiser] niet het geval was. [eiser] verwijst voor dit gestelde bedrog naar de e-mail met FAQ van [naam 1] van 11 februari 2019 en de met de brief van 21 maart 2019 meegezonden volmacht. [eiser] heeft daarbij echter niet (voldoende) duidelijk gemaakt waaruit het bedrog in de procedure volgens hem dan heeft bestaan. Hij heeft ook niet aangeduid dat en hoe, het gestelde bedrog in de procedure weggedacht, in de hoofdzaak tot een andere uitkomst zou zijn gekomen. Ook heeft [eiser] niet toegelicht waaruit zijn ontdekking van het gestelde bedrog heeft bestaan, en dat hij deze ontdekking niet reeds in de hoofdzaak had kunnen en moeten doen, althans eerder dan drie maanden voorafgaand aan de herroepingsdagvaarding zoals die nu is uitgebracht (vlg. hiervoor, 5.2). Overigens heeft [eiser] onvoldoende toegelicht dat en waarom geen sprake was van overgang van onderneming, dan wel wat er concreet mis was met de voorlichting van EYAN op dat vlak.
Proceskosten
5.16.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. EYAN heeft voor dat geval gevraagd om [eiser] te veroordelen in de volledige proceskosten, waarmee zij doelt op de kosten van haar advocaat, die volgens haar opgave € 19.283,50 bedragen, exclusief kantoorkosten, en de overige kosten van het geding. EYAN voert hiertoe aan dat [eiser] zich schuldig maakt aan onrechtmatig procederen. Volgens EYAN maakt [eiser] misbruik van procesrecht, gebruikt hij de herroepingsprocedure voor oneigenlijke doeleinden, en handelt hij in weerwil van het overeengekomen arbitraal beding. Meer in het bijzonder voert EYAN aan, samengevat, dat [eiser] al dan niet samen met [naam bedrijf] al vele gerechtelijke procedures tegen EYAN is gestart, dat die vooralsnog steeds zijn afgestuit op het telkenmale rechtsgeldig bevonden arbitraal beding, en dat [eiser] bij het vervolgens starten van de onderhavige herroepingsprocedure wist of althans moest weten dat deze (ook) kansloos was. Volgens EYAN is het nadeel dat zij door al deze procedures lijdt, in termen van kosten van verweer, onevenredig groot.
5.17.
Het hof oordeelt hierover als volgt. Er is een recht op volledige vergoeding van proceskosten indien sprake is van onrechtmatig procederen c.q. misbruik van procesrecht. Hiervan is sprake indien het instellen van de vordering gelet op de evidente ongegrondheid ervan in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had behoren te blijven. De eiser moet zijn vordering gebaseerd hebben op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. Dit geldt overeenkomstig ten aanzien van een verweerder die zich in een geding tegen de vorderingen van de eiser verdedigt.
5.18.
Deze aan de rechtspraak van de Hoge Raad ontleende regels zijn in overeenkomstige zin toepasbaar op het geschil tussen partijen verband houdende met het beroep van EYAN op het arbitraal beding en wat [eiser] daartegen heeft ingebracht, in het kader van de onderhavige herroepingsprocedure. Anders dan EYAN bepleit, levert niet het enkele voeren van een procedure in strijd met de verplichtingen uit een arbitrageovereenkomst een deugdelijke grondslag op voor een verzoek tot volledige vergoeding van proceskosten. Voor de toewijsbaarheid van een verzoek tot volledige vergoeding van proceskosten moet ook ten aanzien van het voeren van zodanige procedure de eis worden gesteld dat sprake is van onrechtmatig procederen c.q. misbruik van procesrecht.
5.19.
Gelet op de terughoudendheid die daarbij past, is het hof van oordeel dat in de onderhavige herroepingsprocedure niet is gebleken van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen aan de zijde van [eiser] . Het gaat uiteindelijk om de uitleg van de door [eiser] gegeven volmacht, die niet was overgelegd in de hoofdzaak waarin EYAN zich verweerde met een beroep op het arbitraal beding in de EYAN-overeenkomst dat krachtens die volmacht tot stand zou zijn gekomen, en de stelling van [eiser] dat hij zich tijdens de hoofdzaak niet bewust was geweest van (onder meer) het ontberen van de hoedanigheid van EYAN-bestuurder van [naam 2] ten tijde van de volmachtverlening. Hoewel het hof anders oordeelt (onder 5.10 hiervoor) over de geldigheid van de volmacht kan niet gezegd worden dat de door [eiser] bepleite nietigheid van de volmacht stoelt op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op door hem aangevoerde stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
5.20.
Hieruit vloeit voort dat de juridische kosten waarvan EYAN volledige vergoeding verzoekt slechts op basis van het liquidatietarief voor vergoeding in aanmerking komen.
Slotsom
5.21.
Het hof ziet geen aanleiding tot bewijslevering. [eiser] heeft ook geen specifieke stellingen ingenomen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. Het hof zal de vordering tot herroeping afwijzen en [eiser] veroordelen in de kosten van het geding volgens het toepasselijke liquidatietarief, aan de zijde van EYAN tot op heden begroot op € 783,- voor het griffierecht en € 2.428,- voor het salaris van de advocaat, totaal € 3.211,-. De nakosten begroot het hof zoals het dictum vermeldt.

6.Beslissing

Het hof:
  • wijst de vordering tot herroeping af;
  • veroordeelt [eiser] in de proceskosten van het geding, aan de zijde van EYAN begroot op € 3.211,- tot op heden, en op € 178,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de betreffende termijn van 14 dagen;
  • verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, M.D. Ruizeveld en B.R. ter Haar en
is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2025, in aanwezigheid van de griffier.