Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
niet verschenen (verstek verleend).
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
A) ontbinding van de huurovereenkomst;
B) veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van de woning;
C) veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling
- van de huurachterstand tot en met januari 2024 van € 7.548,30, met wettelijke rente;
- van de maandelijkse huur vanaf februari 2024 tot het moment van ontbinding;
- van een maandelijkse schadevergoeding zolang [geïntimeerde] de woning tussen
ontbinding en ontruiming in gebruik houdt;
- van de proceskosten.
5.Grieven in hoger beroep
Grief 1 bevat met name klachten over de afwijzing op grond van het nieuwe beleid. Volgens grief 2 heeft de kantonrechter ten onrechte de ontbindings- en ontruimingsvorderingen afgewezen op de grond dat de gemeente heeft geadviseerd om een nieuwe melding te doen. Volgens grief 3 is de kantonrechter ten onrechte vooruit gelopen op het nieuwe beleid, dat pas na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding openbaar is gemaakt. Met grief 4 klaagt Woonstad over onjuiste toepassing van de tenzij-regel. Volgens Woonstad kan niet van een verhuurder gevergd worden dat deze gebonden blijft aan een huurder, die slechts drie van de twintig maanden huur heeft betaald.
6.Beoordeling in hoger beroep
Grief 1
Ik denk dat hij gebaat is bij een nieuwe aanmelding bij het Expertise Team Financiën. Mogelijk kunnen jullie nog meer informatie vergaren vanuit het wijkteam over dhr. [geïntimeerde]”is ontoereikend om (mede) als grond voor afwijzing te dienen. Dit geldt zeker in het licht van de eerdere Vroegmelding, die – voor de kantonrechter kenbaar – nauwelijks resultaat had gehad, en de (ook voor de kantonrechter redelijkerwijs kenbare) steeds verder oplopende ernstige huurachterstand. Het is immers aan de feitenrechter om te beoordelen of de tekortkoming van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden. De feitenrechter moet hierbij (ook in een verstekzaak) letten op de omstandigheden van het geval, waaronder enerzijds het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst en anderzijds (in dit geval) het belang van de sociale woningbouwvereniging om, ingeval van tekortkomingen van huurder de woning beschikbaar te krijgen ten behoeve van anderen die aangewezen zijn op een sociale huurwoning. De kantonrechter is ten onrechte niet aan deze afweging toegekomen.
Voor de volledigheid overweegt het hof nog dat het gewicht van de tekortkoming van [geïntimeerde] dusdanig is dat zijn woonbelang hier niet tegen opweegt.
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 februari 2024, voor zover in hoger beroep bestreden;
- ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
- veroordeelt [geïntimeerde] om het gehuurde (aan de [adres]) binnen twee weken na betekening van dit arrest te ontruimen en te verlaten met al het zijne en de zijnen en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking aan Woonstad te stellen;
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van geldende maandelijkse huurtermijnen vanaf de maand februari 2024 tot heden;
- veroordeelt [geïntimeerde] vanaf heden tot het moment van de daadwerkelijke ontruiming tot betaling van een schadevergoeding wegens gederfde huurinkomsten ter hoogte van de geldende maandelijkse huur;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Woonstad begroot op € 2.326,72;
- bepaalt dat als [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [geïntimeerde] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
A. Dupain en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.