Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 26 februari 2025
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
€ - 7.500
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de WOZ-waarde van een woning in Pijnacker-Nootdorp. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 340.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 januari 2025. De belanghebbende voerde aan dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat er sprake was van discriminatie. De Heffingsambtenaar heeft zijn waardering onderbouwd met een matrix van vergelijkbare woningen en een taxatierapport. De rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten goed bruikbaar waren. De rechtbank wees de stellingen van de belanghebbende af, waaronder de claim dat de waarde moest worden gebaseerd op de eigen aankoopprijs met inflatiecorrectie.
Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van de woning en de vergelijkingsobjecten. De waarde was vastgesteld volgens de regels van de Wet WOZ, en er was geen sprake van schending van rechtsbeginselen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.