ECLI:NL:GHDHA:2025:322

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
BK-24/641
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de betekenis van maximale aanmeldduur versus maximale parkeerduur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Den Haag. De belanghebbende had op 30 januari 2023 zijn auto geparkeerd aan de [straat] te [woonplaats], waar betaald parkeren gold voor een maximale aanmeldduur van 120 minuten. Na het verstrijken van deze periode had de belanghebbende zich opnieuw moeten aanmelden om parkeerbelasting te voldoen. De Heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op van € 75,40, bestaande uit € 2,50 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten. De Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.

Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat de term 'maximale aanmeldduur' niet hetzelfde is als 'maximale parkeerduur'. De belanghebbende had na 120 minuten opnieuw moeten aanmelden om zijn parkeerrecht te behouden. Het Hof bevestigde dat de lokale regelgeving dit vereiste en dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van deze verplichting. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-24/641

Uitspraak van 27 februari 2025

in het geding tussen:

[X] , te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 28 mei 2024, nummer SGR 23/3537.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag opgelegd ten bedrage van € 75,40 bestaande uit € 2,50 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten ter zake van de naheffingsaanslag.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband hiermee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een nader stuk, met dagtekening 7 november 2024, ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 januari 2025. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een productie overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling zijn tevens behandeld de zaken BK-24/632, BK-24/284, BK-24/626 en BK-24/623. Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd wordt geacht in de andere zaken te zijn aangevoerd tenzij dat uitsluitend betrekking heeft op de ene zaak.

Lokale regelgeving

2.1.
De raad van de gemeente Den Haag heeft in zijn openbare vergadering van 4 november 2021 de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 (de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 23 december 2021 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2021, nummer 470965 en in werking getreden op 1 januari 2022.
2.2.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (B en W) heeft bij besluit van 21 december 2021 de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 vastgesteld (de Regeling). De Regeling is op 23 december 2021 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2021, nummer 471695 en in werking getreden op 1 januari 2022.
2.3.
In de Regeling is, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende opgenomen:

“Hoofdstuk 5 Wijze van betalen

Artikel 5.1 Wijze van betalen en betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel
1. De belastingplichtige stelt voor het betaald parkeren de parkeerapparatuur op straat in werking door het kenteken van het te parkeren motorvoertuig op te geven en voor de gewenste parkeerduur te betalen.
2. De belastingplichtige betaalt uitsluitend langs elektronische weg op de wijze die op de parkeerapparatuur is vermeld of uit parkeerapparatuur blijkt.
3. In afwijking van het eerste lid kan de belastingplichtige de parkeerapparatuur ook in werking stellen door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen. Hiervoor is de belastingplichtige geregistreerd bij een bedrijf dat diensten verleent op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel.
4. De belastingplichtige meldt de aanvang van het parkeren door het opgeven van het kenteken van het te parkeren motorvoertuig en de gebiedscode aan de centrale computer. Hij neemt de overige voorwaarden in acht van het bedrijf waarbij belastingplichtige geregistreerd is. Als niet aan voornoemde voorwaarden is voldaan, dan geldt het eerste lid. (…)”
2.4.
B en W heeft op 20 april 2022 besloten de Regeling te wijzigen met ingang van 1 juni 2022. De Regeling tot tweede wijziging van de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 (de Regeling tweede wijziging) is op 26 april 2022 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2022, nummer 186378 en luidt, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt:

“Toelichting

(…)
Daarnaast wordt de maximale parkeertijd gewijzigd in een maximale aanmeldduur, omdat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 11 maart 2022 heeft bepaald dat bij overschrijding van de maximale parkeertijd geen naheffingsaanslag kan worden opgelegd. Met de wijziging kan en moet de parkeerder na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw aangifte van parkeerbelasting doen om het parkeerrecht te behouden.
(…)”
Bijlage 1 bij de Regeling vermeldt na de wijziging bij de Regeling tweede wijziging:
Straat
Straatdeel
Tijdstip betaalde parkeren
Maximale aanmeldduur
Gebiedscode
parkeervergunning

Feiten

3.1.
Op 30 januari 2023 om 16:13 uur stond de auto van belanghebbende met het kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan de [straat] te [woonplaats] . Deze locatie is door B en W aangewezen als een plaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting. Ter plaatse staat een blauw bord met een witte P en een onderbord met de dagen en tijdstippen waarbinnen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd en de vermelding ’max. 120 minuten’.
3.2.
Tijdens een controle is met behulp van een scanauto geconstateerd dat op 30 januari 2023 om 16.13 uur geen parkeerbelasting was voldaan en dat geen sprake was van parkeren met een geldige parkeervergunning. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd.
3.3.
In steden waar op kenteken wordt gecontroleerd, dient volgens de Algemene Voorwaarden Gebruikers GSM-parkeren het juiste kenteken geregistreerd te staan bij de centrale computer en dient de parkeeractie aangemeld te staan met de juiste tariefcode. In Den Haag vindt controle van het zogenoemde GSM-parkeren plaats op basis van het kenteken. De parkeercontroleur heeft op de genoemde datum en het genoemde tijdstip geconstateerd dat de auto niet voor GSM-parkeren stond aangemeld in de centrale computer van de gemeente Den Haag.
3.4.
Uit gegevens van het Q-NPR (Nationaal Parkeer Register) blijkt dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van GSM-parkeren voor de auto en parkeerbelasting heeft betaald in zone […] op 30 januari 2023 voor de duur van 12.55 uur tot 14:55 uur.
3.5.
Het is in de gemeente Den Haag technisch mogelijk om na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw parkeerbelasting te voldoen door zich aan te melden voor GSM-parkeren.
3.6.
Ter zitting heeft belanghebbende screenshots overgelegd van de informatie die drie parkeerapps weergeven ter zake van parkeren op de Scheveningseslag te Den Haag.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“3. Artikel 225, aanhef en eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat in het kader van de parkeerduurregeling een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij of krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
4. In dit geval hebben burgemeester en wethouders van Den Haag krachtens de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 bepaald dat op de [straat] tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd voor een maximale aanmeldduur van 120 minuten.
5. De rechtbank is van oordeel dat een maximale aanmeldduur iets anders is dan een maximale parkeerduur. Eiser had na ommekomst van 120 minuten het kenteken opnieuw moeten aanmelden of opnieuw parkeerbelasting moeten voldoen. Dit was technisch ook mogelijk. Nu eiser dat niet heeft gedaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5.1.
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Heffingsambtenaar bevestigend.
5.2.
Meer in het bijzonder is in geschil of de term ‘maximale aanmeldduur’ in bijlage 1 bij de Regeling zoals die luidt ná de Regeling tweede wijziging hetzelfde betekent als de term ‘maximale parkeerduur’ zoals die voorkwam in bijlage 1 bij de Regeling vóór de wijziging van de Regeling door de Regeling tweede wijziging. Die vraag beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.
5.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. Voorts verzoekt belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en de betaalde griffierechten en tot vergoeding van de wettelijke rente over deze bedragen, indien deze niet binnen vier weken na openbaarmaking van de uitspraak zijn betaald.
5.4.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het ten tijde van het parkeren mogelijk was om door middel van aanmelding bij de centrale computer voor maximaal 120 minuten parkeerbelasting op aangifte te voldoen, hetgeen belanghebbende ook heeft gedaan (van 12:55 uur tot 14.55 uur), en dat het vervolgens na deze maximaal 120 minuten mogelijk was om wederom door middel van aanmelding bij de centrale computer voor weer maximaal 120 minuten parkeerbelasting te voldoen (enzovoort, een en ander binnen de periode waarbinnen het betaald parkeren gold). Niet in geschil is tevens dat deze aanmeldduur van telkens maximaal 120 minuten steunt op geldige lokale regelgeving.
6.2.
Belanghebbende stelt dat het begrip ‘maximale aanmeldduur’ in de lokale regelgeving hetzelfde is als ‘maximale parkeerduur’ en hij niet gehouden is voor de periode na ommekomst van de 120 minuten zich opnieuw aan te melden om op aangifte parkeerbelasting te voldoen. Belanghebbende voert onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346, BNB 2022/78 aan dat naheffing van parkeerbelasting voor de periode na 120 minuten niet mogelijk is omdat artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de mogelijkheid tot naheffing beperkt tot belasting die op aangifte behoort te worden voldaan maar niet is betaald. Verder stelt belanghebbende dat hij uit de aanwezige bebording dan wel uit de door hem gebruikte app heeft mogen afleiden dat na de ommekomst van 120 minuten geen parkeerbelasting meer hoefde te worden voldaan. De Heffingsambtenaar heeft deze twee standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden.
6.3.
Voor zover belanghebbende stelt dat ‘maximale aanmeldduur’ hetzelfde is als ‘maximale parkeerduur’ overweegt het Hof het volgende. Ingevolge de Regeling en de daarbij behorende bijlage 1, is de [straat] (tussen [straat 2] en [straat 3] ), waar belanghebbende geparkeerd stond, aangewezen als een plaats waar van maandag tot en met zaterdag van 9:00 uur tot 17:00 uur ter zake van het parkeren parkeerbelasting wordt geheven. In de kolom ernaast is als ‘maximale aanmeldduur’ 120 minuten vermeld. In de toelichting bij de Regeling tweede wijziging (zie 2.4) is vermeld dat als gevolg van de wijziging van de Regeling de parkeerder na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw aangifte van parkeerbelasting kan en moet doen om het parkeerrecht te behouden. De bijlage bij de Regeling, gelezen in samenhang met de toelichting op de Regeling tweede wijziging, kan, anders dan belanghebbende stelt, niet anders worden opgevat dan dat op de plaats waar belanghebbende heeft geparkeerd van maandag tot en met zaterdag van 9:00 uur tot 17:00 uur mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting en dat men zich na ommekomst van 120 minuten opnieuw moet aanmelden. Aangezien belanghebbende zich had kunnen aanmelden en dat niet heeft gedaan, heeft hij voor de periode na ommekomst van de eerste 120 minuten ten onrechte geen parkeerbelasting voldaan.
6.4.1.
Ten aanzien van belanghebbendes stelling dat het voor hem uit de bebording ter plaatse en de informatie in de door hem gebruikte parkeerapp onvoldoende kenbaar was dat parkeerbelasting was verschuldigd, geldt het volgende. Belanghebbende heeft gegevens overgelegd van informatie met betrekking tot parkeren in zone 2100 (Scheveningseslag, Den Haag) zoals die voorkomt in drie parkeerapps. De Heffingsambtenaar heeft ter zitting bevestigd dat ervan mag worden uitgegaan dat die drie apps dezelfde informatie zullen verschaffen ter zake van parkeren op de [straat] en onweersproken gesteld dat de tekst die daarin wordt vermeld niet van de gemeente afkomstig is maar dat deze door de appbeheerder zelf wordt opgesteld.
6.4.2.
Belanghebbende heeft in de eerste plaats nagelaten gegevens aan te dragen op basis waarvan kan worden vastgesteld in welke parkeerapp – een van de drie parkeerapps waarvan hij screenshots heeft overgelegd of een andere parkeerapp - hij zich heeft aangemeld voor het parkeren op de [straat] en ook welke informatie de parkeerapp die hij heeft gebruikt concreet bevatte. In zoverre heeft belanghebbende niet voldaan aan zijn stelplicht.
6.4.3.
Zelfs als belanghebbende gebruik zou hebben gemaakt van een van de parkeerapps waarvan hij informatie heeft overgelegd, of van een andere app die vergelijkbare informatie bevat, en ervan uitgaande dat die apps vergelijkbare informatie bevatten ter zake van parkeren op de [straat] , valt uit die informatie niet af te leiden dat na ommekomst van 120 minuten parkeren geen parkeerbelasting meer is verschuldigd. De teksten “Let op: je mag hier maximaal 59 minuten staan en de parkeeractie wordt automatisch gestopt om [datum en tijd]” (Yellowbrick), “Na het bereiken van de maximum parkeerduur wordt de transactie automatisch beëindigd”, “Maximale parkeerduur 60 minuten Onderbreking 60 minuten!” (ANWB) en “Max parkeerduur” (Easypark) geven weliswaar aan dat na verloop van 120 minuten ( [straat] ) het betaald parkeren wordt beëindigd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat het een parkeerder vrij staat zijn auto daarna te laten staan zonder parkeerbelasting te voldoen.
6.4.4.
Ook uit de bebording ter plaatse kan niet afgeleid worden dat belanghebbende geen parkeerbelasting verschuldigd was. Tussen partijen staat vast dat ter plaatse een blauw bord met een witte P de tijd aangeeft gedurende wanneer betaald parkeren van kracht is en dat daaronder een maximale tijd van 120 minuten is vermeld. Naar het oordeel van het Hof kan uit die bebording niet afgeleid worden dat na ommekomst van 120 minuten geen parkeerbelasting meer is verschuldigd.
6.4.5.
Bovendien mag van een parkeerder worden verwacht dat hij na ommekomst van 120 minuten ofwel zijn auto weghaalt of de auto laat staan maar wel onderzoekt in de door hem gebruikte parkeerapp of de ter plaatse aanwezige parkeerapparatuur of hij op aangifte opnieuw parkeerbelasting moet voldoen. Als belanghebbende dat had gedaan dan had hij ontdekt dat hij zich opnieuw kon aanmelden (en zo de aangifte kon doen). De naheffingsaanslag was hem dan niet opgelegd.
6.4.6.
Het Hof komt tot de conclusie dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het op basis van informatie uit de door hem gebruikte parkeerapp en de aanwezige bebording onvoldoende kenbaar was dat parkeerbelasting verschuldigd was.
6.5.
Belanghebbendes ter zitting ingenomen standpunt dat het gevolg is dat op enig moment tussen de maximaal 120 minuten en de volgende maximaal 120 minuten er zich altijd een moment voordoet dat de auto geparkeerd staat ‘zonder parkeerbelasting’ en dat daarom sprake is van een maximale parkeerduur, wat daar ook van zij, verwerpt het Hof, omdat de Heffingsambtenaar onbetwist heeft gesteld dat de parkeerder na ommekomst van de eerste 120 minuten een redelijke tijd wordt gegund om zich wederom aan te melden, zodat geen naheffingsaanslag wordt opgelegd.
Slotsom
6.6.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door M.J.M. van der Weijden, in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema.
De griffier, De voorzitter,
Y. Postema M.J.M. van der Weijden
De beslissing is op 27 februari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.