Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven van Skellet, met producties;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, tevens houdende voorwaardelijke incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring van ODS, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van Skellet, met producties;
- de akte wijziging van eis van Skellet;
- de producties 73 tot en met 94 die Skellet ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- de producties 104 tot en met 108 die ODS ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
(…)
het recht toe aan Kloeckner, die aanvaardt, om Product(en) te kopen en te verkopen en zichzelf te identificeren als een erkende distributeur van de Producten.
BIJLAGE 1 Minimum afnamehoeveelheden
(…)
Machines voor het produceren van de eigen verbindingstukken (€ 1.456.000 - volgens bijgevoegd rekenmodel lopen deze afschrijvingen vanaf het jaar 2019)
Rolvormingslijn en gebouwen voor het produceren van de Skellet-profielen (€ 9.000.000 - volgens bijgevoegd rekenmodel lopen deze afschrijvingen vanaf het jaar 2021)
Zoals jullie weten zijn wij per 1 mei officieel gestart met het project Skellet vanuit de nieuwe afdeling New Business Development.
Contractueel hebben wij het recht om een minimumprijs van € 8 per ml aan te rekenen naar jullie toe voor het 100.1 profiel.
ODS Kloeckner heeft (...) besloten om de contractueel overeengekomen minimale hoeveelheden af te nemen. Dat betekent dat er bijgevoegd een inkooporder aan u wordt verstuurd met de totaal volumes van de eerste 3 contractjaren (600.000 meter) minus de reeds bestelde en verrekende aantal meters (63.110) conform uw eerdere berekening. Het totaal te leveren aantal meters is dus 536.890.Wij hebben gekozen om één soort profiel af te nemen, de 50.1 tegen de huidige MEPS index prijs van €3,29. Onze verkoopinspanningen zullen zich vanaf nu ook richten op dit profiel.De betaalde voorschotten over de jaren 1 en 2 van de overeenkomst (in totaal €947.560) zullen wij separaat in rekening brengen aan u.”
Wij kunnen ons niet vinden in de afrekening die u stuurt ten aanzien van de voorschotten voor jaar 3.
Vriendelijk verzoek ik u de door ons in jaar 3 verkochte meters (32667,30 meter) en gemaakte marge (€ 76.253,27) te verwerken. Ter onderbouwing van het voornoemde verwijs ik naar bijgevoegd overzicht.
Verder mis ik de door ons geplaatste order voor 536.890m Skellet profiel 50.1, welke inkooporder Skellet weigert na te komen. Deze order is nogmaals bijgevoegd. Hierdoor is er sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van Skellet, hetgeen wordt miskent in de berekening. Het gaat uiteraard niet aan om orders te weigeren, maar vervolgens wel aanspraak te maken op EUR 4 per lopende meter voor het verschil tussen de afgenomen hoeveelheid en de voorziene minimum afnamehoeveelheid voor het jaar. Immers afname van 536.890m is verhinderd door Skellet. Ik refereer aan de factuur van €947.560 die tot op de dag van vandaag niet door u is voldaan.
Tenslotte mis ik de nog openstaande facturen voor de producten die wij sinds 1/5/2021 geleverd hebben. Dit bedrag is inmiddels opgelopen tot €44.504,36. Het overzicht van deze facturen bijgevoegd.
(…)
4.Procedure bij de rechtbank
- ODS en [bestuurder ODS] hoofdelijk te veroordelen om een schadevergoeding aan Skellet te betalen van € 3.827.824,- (primair), dan wel € 1.131.634,80 en de wettelijke handelsrente daarover vanaf 19 mei 2022 (subsidiair), alsmede een bedrag van € 6.244.017,- (zowel primair als subsidiair) wegens omzetverlies en winstderving;
- ODS en [bestuurder ODS] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten en te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
- Het verweer van ODS dat de overeenkomst nietig is, omdat zij voorziet in verticale prijsbinding die in strijd is met het mededingingsrecht, faalt. Partijen hebben nooit uitvoering gegeven aan de bepalingen in artikel 27 van de overeenkomst met betrekking tot de verdeling van de marge en de bijlagen bij de overeenkomst waarin is opgenomen hoe de door ODS te betalen prijs wordt bepaald.
- Ook het beroep van ODS op dwaling ten aanzien van de commerciële potentie van de producten faalt. ODS is een grote commerciële partij die de gelegenheid heeft gehad om zich een goed oordeel te vormen over de commerciële potentie van de producten voordat zij de overeenkomst aanging. Als zij is afgegaan op te optimistische verhalen van [bestuurder Skellett] , komt dat voor haar risico.
- Anders dan ODS heeft aangevoerd, is de overeenkomst niet beëindigd doordat Skellet vooruitbetaling heeft geëist voor de bestelling genoemd in 3.11.
- Het verweer van ODS dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet rechtsgeldig zijn overgedragen door Skellet Benelux aan Skellet is niet onderbouwd en hoeft niet te worden behandeld.
- De vorderingen tot schadevergoeding van € 3.827.824,- en € 6.244.017,- wegens omzetverlies en winstderving zijn ongegrond. Deze vorderingen gaan er vanuit dat de producten een commercieel succes zouden zijn geworden als ODS meer of andere verkoopinspanningen zou hebben verricht. Dat is niet aannemelijk, temeer aangezien Skellet er ook niet in is geslaagd om de producten met succes buiten de Benelux op de markt te brengen.
- De vordering van Skellet tot betaling van € 1.131.634,80 is wel toewijsbaar. ODS heeft niet voldaan aan haar minimum afnameverplichting door het plaatsen van de bestelling genoemd in 3.11. ODS mocht er niet van uitgaan dat zij deze producten voor een prijs van € 3,29 per ml kon afnemen. Bovendien mocht zij er niet vanuit gaan dat zij aan haar minimum afnameverplichting kon voldoen door producten in te kopen en op te slaan. Het verweer van ODS dat de minimum afnameverplichting in feite een niet-concurrentiebeding vormt dat in strijd is met het mededingingsrecht, is ongegrond omdat de producten van Skellet slechts een klein deel uitmaken van de grote markt van (onderdelen voor) stalen draagconstructies. Skellet heeft de eerste twee jaren bij de berekening van de vergoeding uit hoofde van de minimum afnameverplichting uit coulance rekening gehouden met de producten die zij zelf in de Benelux heeft afgezet. Skellet was niet gehouden dat ook voor het derde contractjaar te doen.
- De producten zijn in de praktijk niet zo commercieel succesvol gebleken als partijen bij het aangaan van de overeenkomst hadden gehoopt. Daardoor is de onevenwichtigheid van de overeenkomst steeds groter geworden. ODS heeft over de eerste drie contractjaren uit hoofde van de minimum afnameverplichting aanzienlijke bedragen moeten betalen. Gelet op het geringe commerciële succes van de producten kan ODS niet verwachten dat zij die bedragen nog zal kunnen terugverdienen. Onder die omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Skellet na de afrekening over het derde contractjaar aanspraak blijft maken op de vergoeding uit hoofde van de minimum afnameverplichting. De vordering van ODS om te bepalen dat zij na het derde contractjaar bevrijd is van de minimum afnameverplichting wordt dan ook toegewezen.
5.Vorderingen in hoger beroep
- primair, ODS te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 17.181.931,-, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de dagvaarding in hoger beroep;
- subsidiair, ODS te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en ODS te veroordelen om als voorschot op de nog op te maken schadevergoeding een bedrag van € 4 miljoen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dagvaarding in hoger beroep;
- meer subsidiair, ODS te veroordelen tot betaling van € 3.898.072,- aan vergoedingen uit hoofde van de minimum afnameverplichting voor het vierde, vijfde en zesde contractjaar, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dagvaarding in hoger beroep, onder instandhouding van de veroordeling tot betaling van € 1.131.634,80 in het vonnis van de rechtbank;
- ODS te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, inclusief nakosten.
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
Voor het geval er sprake is van een rechtsgeldige overdracht - waarover getwist kan worden, nu de heer [bestuurder Skellett] al geen partij meer was bij de Distributieovereenkomst en hij dus geen recht meer had ten tijde van de overeenkomst van 12 april 2021 en die dus ook niet heeft kunnen overdragen aan Skellet - geldt het volgende.” Daarna volgt een beroep op nietigheid van de overeenkomst wegens strijd met het mededingingsrecht. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat hierin geen duidelijk verweer tegen de contractsoverneming door Skellet valt te lezen. Afgezien daarvan gaat ODS eraan voorbij dat, als gevolg van de overdracht van de rechten en verplichtingen door [bestuurder Skellett] aan Skellet Benelux - en die contractsovername stelt ODS niet ter discussie, zie 2.24 van de conclusie van antwoord in eerste aanleg - Skellet Benelux [bestuurder Skellett] ook heeft opgevolgd in het recht uit hoofde van artikel 53 van de overeenkomst om haar rechten en verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst aan een ander over te dragen. Met gebruikmaking van dat recht kon Skellet Benelux haar rechten en verplichtingen daarom op haar beurt overdragen aan Skellet. Skellet heeft bovendien terecht aangevoerd dat, als de instemming van ODS voor deze tweede contractsovername al vereist zou zijn, ODS geacht kan worden die instemming te hebben gegeven door zonder enig voorbehoud bestellingen bij Skellet te plaatsen en facturen aan Skellet te richten.
Het product van Skellet is wel een prima product, een mooi product zelfs, maar het was niet verkoopbaar voor een distributeur als ODS. Alleen in het kader van projecten, zoals mezzaninevloeren, kon je iets met dit product.” Dit betoog van ODS is moeilijk te volgen. Als de producten goed te gebruiken zijn in mezzaninevloeren, waarom kon ODS de producten dan niet voor die toepassing verkopen? Die vloeren worden aangelegd door aannemers die de voor deze projecten benodigde materialen, waaronder de producten, inkopen bij bouwmaterialenhandelaren als ODS. Zonder nadere toelichting, die ODS niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom zij als distributeur de producten niet als losse producten heeft kunnen verkopen aan aannemers die de producten gebruikten voor projecten die zij uitvoerden. Dat Skellet haar producten in de afgelopen periode niet aan andere distributeurs heeft verkocht, maar aan derden die deze producten in projecten hebben ingezet, maakt het voorgaande niet anders. Skellet betoogt terecht dat deze derden daarvoor eigenlijk bij ODS hadden moeten kunnen aankloppen.
at arms’ length’ hebben plaatsgevonden. De naam wijst volgens haar op betrokkenheid van Skellet. Verder heeft zij opgemerkt dat de aandelen in die vennootschap (middellijk) worden gehouden door een stichting administratiekantoor, waardoor het niet mogelijk is te weten wie de
ultimate beneficiary owneris en een (middellijk) belang van [bestuurder Skellett] niet kan worden uitgesloten. Skellet heeft echter aangevoerd dat zij geen deelneming in of enig ander belang bij [naam] Skellet B.V. heeft. De bestaande groep [naam] heeft een aparte entiteit opgericht voor de activiteiten met de producten van Skellet en daar om publiciteitsredenen de naam van Skellet aan toegevoegd, met toestemming van Skellet. ODS heeft afgezien van de naam niets gesteld dat wijst op betrokkenheid van Skellet, zodat het hof er vanuit gaat dat het hier om reële verkopen gaat.
uit coulance” heeft gedaan.
Vanaf jaar 4 bedraagt de minimum afnamehoeveelheid 400.000 ml per jaar. In jaar 4 heeft ODS 15.546 ml verkocht. Skellet heeft 24.421 ml in jaar 4 verkocht. In jaar 4 komt ODS dus 400.000 - (15.546 + 24.421) = 360.033 ml tekort. Daarvoor is zij een vergoeding verschuldigd van 360.033 x € 4 = € 1.440.132,-.
In jaar 5 en de eerste zes maanden van jaar 6 heeft ODS 9.936 ml verkocht, en heeft Skellet 141.743 ml verkocht. De minimum afnamehoeveelheid voor deze periode bedraagt 400.000 ml voor jaar 5 en 200.000 ml voor de eerste zes maanden van jaar 6. Over deze periode komt ODS dus 600.000 - (9.936 + 141.743) = 448.321 ml tekort. De vergoeding verschuldigd voor jaar 5 en de eerste zes maanden van jaar 6 bedraagt daarmee 448.321 x € 4 = € 1.793.284,-.
In totaal is ODS op grond van de minimum afnameregeling voor jaar 3, 4 en 5 en de eerste zes maanden van jaar 6 daarom € 1.018.950,80 + € 1.440.132,- + € 1.793.284,- = € 4.252.366,80 verschuldigd.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 december 2022 voor het overige;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep betaalt;
- verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen van ODS uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het in eerste aanleg en in hoger beroep meer of anders gevorderde.