Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
MVM Schiedam B.V.,
1.[curator],
Minerva Holding & Investments B.V.,
MV Nederland B.V.,
Hyperion Consultancy B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 11 mei 2022, waarmee de curator in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2022 (hierna ook: het bestreden vonnis)
- de memorie van grieven van de curator, met productie 1
- de memorie van antwoord van [curator] c.s.
- het tussenarrest van 6 februari 2024
- de producties 2-6 van de curator en de producties 9 en 10 van [curator] c.s.
3.Feitelijke achtergrond
vennootschapsstructuur
4.Procedure bij de rechtbank; vorderingen in hoger beroep
vorderingen curator
I. hoofdelijke veroordeling van Minerva en [curator] tot betaling van € 4.692.385,-, althans € 2.287.138,-, althans € 1.550.161,-, met rente;
II. de leveringen van producten door MVM aan MV Nederland in de maanden juni en juli 2017 respectievelijk de verrekening van de koopprijzen door MV Nederland met haar vorderingen op MVM (hiervoor, 3.20 en 3.21) als paulianeus en onrechtmatig te kwalificeren en te vernietigen;
III. veroordeling van MV Nederland tot betaling van € 973.161,-, met rente;
IV. de verpanding van voorraad en inventariszaken van 29 mei 2017 (hiervoor, 3.19) als paulianeus te kwalificeren en deze te vernietigen;
V. de kwijtscheldingsovereenkomst en de vuistpandovereenkomst van 21 juli 2017 (hiervoor, 3.22-3.23) als paulianeus te kwalificeren en deze te vernietigen;
VI. veroordeling van Hyperion tot betaling van € 577.625,-, met rente;
VII. hoofdelijke veroordeling van [curator] c.s. in de proceskosten;
VIII. veroordeling van [curator] in de beslagkosten.
5.Beoordeling in hoger beroep
voortzetten activiteiten na 31 december 2016 (vordering I)
“Voordat de onderneming daadwerkelijk kon gaan produceren was het noodzakelijk eerst de nodige certificaten te behalen om aan de kwaliteitsnormen te voldoen. Dus het eerste jaar was een jaar van investeringen in de toekomst.”
En in haar conclusie van antwoord in de onderhavige procedure stelde [curator] c.s., naar het hof begrijpt over de situatie in juli 2017:
“Zonder externe financiers en zonder de API-certificaten zou de exploitatie van de onderneming van [MVM] feitelijk onmogelijk zijn, omdat er véél meer geld dan EUR 10 miljoen nodig zou zijn en veel klanten (van MV Nederland) als voorwaarde stelden dat de producten waren voorzien van een API-certificering.”
“Voor veel klanten was een API-certificering weliswaar een punt van aandacht, maar dit dient vooral gezien te worden als ‘window dressing’. Het is onjuist dat een API-certificering voorwaarde is voor productie. Nagenoeg alle afsluiters die werden geproduceerd waren niet voorzien van een API-keurmerk, want op maat gemaakte afsluiters kunnen namelijk niet worden voorzien van een API-keurmerk als ze naar specificaties vervaardigd worden. Dat gold voor 90% van de geproduceerde afsluiters.”
MVM. De curator heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij in de administratie van MVM geen orderboek heeft aangetroffen. [curator] c.s. heeft daarop als reactie gegeven dat hij om technische redenen geen toegang meer kon krijgen tot de digitale administratie van MVM (en de stelling van de curator op dit punt in die zin niet kon falsificeren). Wat daarvan zij: [curator] c.s. heeft de curator niet om zijn assistentie gevraagd om die toegang te verkrijgen (die de curator wel had). Bovendien heeft [curator] c.s. er – desgevraagd – ook geen verklaring voor gegeven waarom hij vanuit de administratie van MV Nederland geen informatie heeft gegeven over bij MVM
geplaatsteorders (de tegenzijde van door MVM ingenomen orders, voor zover van toepassing). Bij deze stand van zaken moet het hof ervan uitgaan dat MVM, afgezien van orders die zij tot en met juli 2017 gereed heeft gemaakt, geen of geen noemenswaardige orders in portefeuille had.
verwachtingmocht hebben dat MVM externe financiering kon aantrekken, is zijn toelichting ontoereikend. [curator] c.s. heeft tegen de achtergrond van de hiervoor beschreven kengetallen, API-situatie, orderportefeuille, olieprijs(verwachting), en de te verwachten concurrentie van HQ binnen de groep, geen of onvoldoende objectieve aanknopingspunten gepresenteerd voor de mogelijkheid van een gerechtvaardigde verwachting dat MVM de benodigde externe financiering zou kunnen aantrekken.
verlaagdten opzichte van het begin van het jaar (hierna, 5.23). Klaarblijkelijk vond [curator] verdergaande financiering op dat moment niet meer verantwoord; naar zeggen van de CFO op de faillissementszitting zou verder doorgaan de groep op zichzelf in gevaar brengen. Tegen deze achtergrond is niet aannemelijk dat de (lange) financieringscapaciteit, althans -bereidheid van de groepsvennootschappen ultimo 2016 (noemenswaardig) beter was.
6.Beslissing
- vernietigt het bestreden vonnis (conventie en reconventie);
- veroordeelt [curator] en Minerva hoofdelijk tot betaling aan de curator van € 975.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, Hyperion hoofdelijk met hen tot het bedrag van € 406.245,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 en MV Nederland hoofdelijk met [curator] en Minerva tot het bedrag van € 973.161,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, steeds met dien verstande dat de totale hoofdelijke aansprakelijkheid van [curator] en Minerva niet uitgaat boven € 975.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017;
- veroordeelt [curator] en Minerva tot betaling van schadevergoeding aan de curator, op te maken bij staat, ter zake van toegenomen passief;
- veroordeelt [curator] c.s. tot terugbetaling aan de curator van wat deze ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hem heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling;
- veroordeelt [curator] in de beslagkosten, aan de zijde van de curator begroot op € 3.731,70;
- veroordeelt [curator] c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van de curator begroot op € 7.861,92;
- veroordeelt [curator] c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de curator begroot op € 12.638,14;
- bepaalt dat als [curator] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, hij de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad onder de voorwaarde dat de curator zekerheid stelt op een wijze als bedoeld in artikel 6:51 BW;
- bepaalt dat de curator hieraan kan voldoen door de deurwaarder de executieopbrengst rechtstreeks, dat wil zeggen zonder dat die op enig moment onvoorwaardelijk tot het vermogen van de boedel gaat behoren, op een kwaliteitsrekening te doen plaatsen ten titel van zekerheidstelling, totdat het arrest in kracht van gewijsde gaat;
- wijst het in conventie meer of anders gevorderde af.