ECLI:NL:GHDHA:2025:2719

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
200.351.206/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijk ernstig verwijt in het kader van onbetaald laten van factuur

In deze zaak heeft Autobedrijf Schalkoort B.V. (hierna: Schalkoort) in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. Schalkoort had een factuur gestuurd naar Global Green Living Group B.V. (hierna: GGLG), waarvan [geïntimeerde] de bestuurder en enig aandeelhouder is, voor reparatiewerkzaamheden aan een auto. De kantonrechter had de vordering tegen GGLG toegewezen, maar de vordering tegen [geïntimeerde] afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de vordering onbetaald bleef en onverhaalbaar was. In hoger beroep heeft Schalkoort echter aangetoond dat GGLG geen verhaal biedt en dat [geïntimeerde] als bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor het onbetaald laten van de factuur. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] een ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij op de hoogte was van de betaling door de verzekeraar aan GGLG, maar dit niet aan Schalkoort heeft gemeld. Hierdoor heeft hij bewerkstelligd dat GGLG haar verplichtingen niet nakwam. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en [geïntimeerde] hoofdelijk, tezamen met GGLG, veroordeeld tot betaling van de factuur.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.351.206/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 11133813 CV EXPL 24-14076
Arrest van 16 december 2025
in de zaak van
Autobedrijf Schalkoort B.V.,
gevestigd in Hoek van Holland,
appellante,
advocaat: mr. K.W. Janssen, kantoorhoudend in Leusden,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Het hof noemt partijen hierna Schalkoort en [geïntimeerde] .

1.De zaak in het kort

1.1
Schalkoort heeft in opdracht van [geïntimeerde] reparatiewerkzaamheden verricht aan een auto en de factuur daarvoor gestuurd naar een vennootschap waarvan [geïntimeerde] enig aandeelhouder en bestuurder is. De vennootschap heeft de factuur onbetaald gelaten. Schalkoort heeft zowel de vennootschap als [geïntimeerde] gedagvaard. Zij stelt dat zij met de vennootschap heeft gecontracteerd en dat deze gehouden is haar factuur te betalen. Zij stelt verder dat [geïntimeerde] naast de vennootschap aansprakelijk is omdat hij als bestuurder heeft bewerkstelligd dat de vennootschap de factuur onbetaald heeft gelaten en hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De vennootschap en [geïntimeerde] voeren onder meer als verweer dat Schalkoort de verkeerde vennootschap heeft gedagvaard. Volgens hen is een andere vennootschap (waarvan [geïntimeerde] eveneens bestuurder en aandeelhouder is) de opdrachtgever van Schalkoort.
1.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Schalkoort ervan mocht uitgaan dat zij een contract sloot met de vennootschap en heeft de vordering tegen de vennootschap toegewezen, maar de vordering tegen [geïntimeerde] afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat Schalkoort onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat de vordering van Schalkoort onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt. Schalkoort kan het vonnis namelijk ten uitvoer leggen tegen de vennootschap en zo haar schade vergoed krijgen, aldus de kantonrechter. In hoger beroep heeft [geïntimeerde] onderbouwd dat de vennootschap geen verhaal biedt. Omdat ook aan de andere voorwaarden voor persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] als bestuurder van de vennootschap is voldaan, wijst het hof de vordering tegen [geïntimeerde] alsnog toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 29 november 2024, waarmee Schalkoort in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2024, voor zover gewezen tussen haar en [geïntimeerde] ;
  • de memorie van grieven van Schalkoort, met bijlagen.
2.2
[geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Schalkoort exploiteert een autobedrijf. Zij handelt in personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, die zij ook professioneel repareert.
3.2
[geïntimeerde] is bestuurder en enig aandeelhouder van Global Green Living Group B.V. (hierna: GGLG).
3.3
[geïntimeerde] heeft aan Schalkoort opdracht gegeven schadeherstelwerkzaamheden te verrichten aan een Ford Transit met kenteken [kenteken 1] . Deze auto was verzekerd bij [verzekeraar] B.V. (hierna: de verzekeraar). Voorafgaand aan de reparatie heeft [geïntimeerde] de groene kaart van de auto naar Schalkoort gestuurd. Daarop is GGLG vermeld als ‘verzekerde (of houder van het motorrijtuig)’.
3.4
[geïntimeerde] heeft in een door hem ondertekende ‘akte van cessie’ gedateerd 14 april 2023, naar het hof begrijpt namens GGLG, verklaard dat Schalkoort in zijn opdracht werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat de verzekeraar het schadebedrag rechtstreeks op de rekening van Schalkoort mag overmaken.
3.5
Voor de verrichte werkzaamheden aan de Ford Transit heeft Schalkoort op 29 april 2023 aan GGLG een factuur van € 14.037,69 gestuurd.
3.6
De verzekeraar heeft het schadebedrag uitgekeerd aan GGLG voordat zij op de hoogte was van de cessie. In verband hiermee heeft verzekeraar Schalkoort bij brief van 15 augustus 2023 bericht:
‘U heeft ons gevraagd de schade af te wikkelen via akte van cessie. Uw verzoek, overigens zonder bijlagen, is op 2 mei 2023 in ons dossier gekomen. Op 29 april hebben wij het expertiserapport ontvangen en de schade op basis van de casco-condities afgewikkeld met verzekerde. (…).’
3.7
Bij e-mail van 7 juni 2023 heeft Schalkoort GGLG verzocht contact op te nemen in verband met het uitblijven van betaling. Diezelfde dag heeft [geïntimeerde] bij e-mail (vanaf e-mailadres [e-mailadres] ) geantwoord: ‘Factuur is reeds bij verzekeraar en heb daar niets meer van gehoord. Zal er deze week wel weer eens naar bellen!’ [geïntimeerde] heeft bij e-mail van 27 juni 2023 (vanaf e-mailadres [e-mailadres] ) aan Schalkoort bericht dat de verzekeraar nog geen uitkering had gedaan.
3.8
Bij aangetekende brief van 4 juli 2023 heeft Schalkoort GGLG gesommeerd de factuur binnen acht dagen te betalen. In die brief is verder vermeld:
‘Door u[w] verzekeringsmaatschappij [verzekeraar] B.V., is bevestigd dat er een schade-uitkering aan u is gedaan. Deze heeft u reeds in de maand mei ontvangen.’
De advocaat van Schalkoort heeft GGLG bij brief van 6 september 2023 (nogmaals) gesommeerd het factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, binnen een week te betalen. Betaling is uitgebleven.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Schalkoort heeft GGLG en [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 14.037,69 met wettelijke handelsrente en hen te veroordelen in de proceskosten.
4.2
Schalkoort heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij in opdracht van GGLG herstelwerkzaamheden aan de auto heeft verricht en dat GGLG gehouden is haar factuur te betalen. Zij stelt dat daarnaast [geïntimeerde] aansprakelijk is voor betaling van de factuur omdat hij als bestuurder van GGLG wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat de door hem bewerkstelligde handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden en dat aan [geïntimeerde] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Volgens haar is sprake van betalingsonwil.
4.3
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering tegen GGLG toegewezen, maar de vordering tegen [geïntimeerde] afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat tussen Schalkoort en GGLG een overeenkomst tot stand is gekomen en dat GGLG daarom gehouden is de factuur van Schalkoort te betalen. Ten aanzien van [geïntimeerde] heeft de kantonrechter overwogen dat Schalkoort onvoldoende (feiten en omstandigheden) heeft gesteld waaruit volgt dat de vordering onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt en dat [geïntimeerde] daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan Schalkoort het vonnis ten uitvoer laten leggen tegen GGLG en zo haar schade vergoed krijgen. Dat de liquiditeitspositie van GGLG niet gezond is, zoals Schalkoort stelt, is onvoldoende om nu al te zeggen dat Schalkoort schade zal lijden, aldus de kantonrechter.

5.Beoordeling in hoger beroepGrief

5.1
Schalkoort is het niet eens met de afwijzing van haar vordering tegen [geïntimeerde] . Zij voert in dit verband aan dat zij heeft geprobeerd het vonnis van de kantonrechter ten uitvoer te laten leggen, maar dat gebleken is dat GGLG geen verhaal biedt. Naar zij stelt, heeft een ten laste van GGLG gelegd derdenbeslag geen doel getroffen en heeft [geïntimeerde] (namens GGLG) op 28 oktober 2024 aan de deurwaarder laten weten dat geen enkele betaling zou kunnen plaatsvinden, allereerst omdat er geen geld is. In hoger beroep staat dus (wel) vast dat de vordering onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, aldus Schalkoort. Zij meent dat [geïntimeerde] als bestuurder van GGLG aansprakelijk is voor het onbetaald laten van de factuur. GGLG heeft van de verzekeraar betaling ontvangen ter hoogte van het gevorderde schadebedrag. GGLG heeft dit bedrag niet aan Schalkoort doorbetaald, zoals de bedoeling was, maar besteed aan andere zaken. [geïntimeerde] wist dat dit geld bestemd was voor Schalkoort. [geïntimeerde] heeft bovendien gelogen over de ontvangst van de betaling van de verzekeraar. Aldus heeft [geïntimeerde] doelbewust bewerkstelligd dat GGLG haar verplichtingen jegens Schalkoort niet kan nakomen. Dat maakt dat sprake is van betalingsonwil en verhaalsfrustratie. Op grond daarvan is [geïntimeerde] als bestuurder van GGLG persoonlijk aansprakelijk, aldus Schalkoort.
Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder; maatstaf
5.2
Uitgangspunt is dat alleen de vennootschap zelf aansprakelijk is voor haar schulden en dat de bestuurder niet in privé daarvoor kan worden aangesproken. Bij benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van zijn vordering kan, naast aansprakelijkheid van de vennootschap, mogelijk ook – afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval – grond zijn voor persoonlijke aansprakelijkheid van degene die als bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Hiervoor is vereist dat de bestuurder een voldoende ernstig verwijt moet kunnen worden gemaakt.
5.3
Voor deze gevallen geldt als maatstaf dat het handelen of nalaten van de bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. [1] Is [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk?
5.4
Het hof overweegt dat Schalkoort in hoger beroep alsnog gemotiveerd heeft gesteld en met stukken onderbouwd dat GGLG de vordering van Schalkoort onbetaald heeft gelaten en geen verhaal biedt. Uit de in hoger beroep overgelegde stukken blijkt dat het vonnis van de kantonrechter op 23 oktober 2024 aan GGLG is betekend en dat GGLG bij e-mail van 28 oktober 2024 aan Schalkoort heeft bericht dat geen enkele betaling kan plaatsvinden, omdat er geen gelden zijn, en dat er niets is om beslag op te leggen. Bij exploot van 28 februari 2025 heeft Schalkoort executoriaal derdenbeslag laten leggen onder Bunq B.V. op bankrekeningen van GGLG. Uit de e-mail van de deurwaarder aan Bunq B.V. van 6 maart 2025 blijkt dat Bunq B.V. heeft verklaard dat het beslag geen doel heeft getroffen. Bij exploot van 3 maart 2025 heeft Schalkoort executoriaal beslag laten leggen op een aan GGLG in eigendom toebehorende personenauto (een Renault Twingo met kenteken [kenteken 2] ). Volgens de ANWB-koerslijst heeft deze auto een geschatte verkoopwaarde van € 2.050-€ 2.750. Dit bedrag is onvoldoende om de vordering van Schalkoort te voldoen.
5.5
Gelet op de concrete omstandigheden van het geval is het hof van oordeel dat aan [geïntimeerde] persoonlijk een ernstig verwijt ervan kan worden gemaakt dat GGLG de vordering van Schalkoort onbetaald heeft gelaten en geen verhaal biedt. [geïntimeerde] was enig bestuurder van GGLG. Het hof gaat – veronderstellenderwijs; zie hierna onder 5.9 – ervan uit dat hij in die hoedanigheid namens GGLG heeft gehandeld. Het was de bedoeling van partijen dat de verzekeraar de reparatiekosten rechtstreeks aan Schalkoort zou betalen; GGLG had immers haar vordering op de verzekeraar terzake van de schade-uitkering gecedeerd aan Schalkoort. Naar Schalkoort onbetwist heeft gesteld, had zij eerder ervaren dat GGLG haar betalingsverplichtingen niet nakwam en diende de cessie om zeker te stellen dat haar factuur zou worden voldaan. Voordat Schalkoort de verzekeraar van de cessie op de hoogte had gesteld, heeft deze het bedrag dat bestemd was om de reparatiekosten te betalen al aan GGLG uitgekeerd. In plaats van dit bedrag overeenkomstig de bedoeling van partijen meteen door te betalen aan Schalkoort, heeft [geïntimeerde] als bestuurder bewerkstelligd dat GGLG het uitgekeerde bedrag heeft gehouden en (kennelijk) besteed aan andere zaken. Daarbij komt dat [geïntimeerde] heeft verzwegen dat de verzekeraar het bedrag al aan GGLG had uitgekeerd, sterker nog, aan Schalkoort in strijd met de waarheid heeft medegedeeld dat de verzekeraar nog niet tot uitkering was overgegaan. Indien [geïntimeerde] Schalkoort direct van de betaling van de verzekeringspenningen aan GGLG op de hoogte had gesteld en Schalkoort niet zou hebben voorgelogen dat de verzekeraar nog niet had betaald, had Schalkoort in een veel eerder stadium beslag kunnen leggen. Door deze handelwijze heeft [geïntimeerde] Schalkoort op het verkeerde been heeft gezet. Het hof rekent dit [geïntimeerde] zwaar aan; hem treft in dit opzicht een ernstig verwijt. Schalkoort heeft onweersproken gesteld dat zij in het geval dat [geïntimeerde] haar op de hoogte had gesteld van de betaling door de verzekeraar, haar vordering op GGLG nog (volledig) had kunnen verhalen.
5.6
De grief is dus gegrond.
Devolutieve werking; (verworpen) verweren van [geïntimeerde]
5.7
Omdat de grief slaagt, moet het hof in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep de (door de kantonrechter verworpen) verweren die door (GGLG en) [geïntimeerde] in eerste aanleg zijn gevoerd, opnieuw beoordelen. Als een verweer alsnog gegrond wordt bevonden en GGLG om die reden niet aansprakelijk is jegens Schalkoort, bestaat er ook geen grond voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde] .
5.8
Ter zitting van de rechtbank heeft [geïntimeerde] (mondeling) het verweer gevoerd dat Schalkoort het verkeerde bedrijf heeft gedagvaard omdat de auto op naam stond van [geïntimeerde] Holding B.V. Hij betwist dan ook dat GGLG met Schalkoort een overeenkomst heeft gesloten en dat Schalkoort een vorderingsrecht heeft jegens GGLG. Hij heeft in dit verband verklaard:
‘Per 1 juli 2023 is de auto pas overgedragen van [geïntimeerde] Holding naar Global Green Living Group B.V. Het was de bedoeling dat dit eerder zou gebeuren daarom was de verzekering al eerder overgezet naar Global Green Living Group B.V. Ik heb vele malen aangegeven dat ze het verkeerde bedrijf aanschrijven.’
5.9
Het hof verwerpt dit verweer. Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn. [2] Wanneer de reparatie-opdracht aan Schalkoort is gegeven, is niet helemaal duidelijk. Wel staat vast dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, [geïntimeerde] voorafgaand aan de reparatie de groene kaart van de auto naar Schalkoort heeft gestuurd. Daarop is GGLG als verzekerde van de auto vermeld. GGLG was dus ook de partij die aanspraak had op vergoeding van de reparatieschade door de verzekeraar. [geïntimeerde] heeft bovendien voorafgaand aan de reparatie bij akte van cessie de vordering op de verzekeraar overgedragen aan Schalkoort. Aangezien GGLG de verzekerde, en dus vorderingsgerechtigde was, heeft [geïntimeerde] hierbij kennelijk gehandeld namens GGLG. Verder heeft [geïntimeerde] zich in zijn communicatie met Schalkoort steeds bediend van een e-mailadres van GGLG ( [e-mailadres] ). Uit deze verklaringen en gedragingen van [geïntimeerde] heeft Schalkoort mogen afleiden dat GGLG haar contractspartij was. Dat [geïntimeerde] aan Schalkoort kenbaar heeft gemaakt dat hij niettemin namens [geïntimeerde] Holding B.V. de opdracht tot reparatie heeft gegeven, zoals hij stelt, heeft hij niet onderbouwd en blijkt ook nergens uit. In aanmerking genomen dat GGLG jegens de verzekeraar aanspraak had op vergoeding van de schade aan de auto, terwijl het volgens de eigen verklaring van [geïntimeerde] de bedoeling was dat de eigendom (al eerder) zou worden overgedragen aan GGLG, ligt het ook niet voor de hand dat [geïntimeerde] Holding B.V. de opdracht tot reparatie heeft gegeven, wat daar verder van zij. Schalkoort heeft dat in ieder geval niet begrepen en ook niet hoeven begrijpen.
5.1
[geïntimeerde] heeft verder als verweer aangevoerd dat de reparatie niet goed is uitgevoerd. Met de kantonrechter begrijpt het hof dit verweer aldus dat GGLG de auto door een ander bedrijf wil laten repareren en uit hoofde daarvan een tegenvordering op Schalkoort pretendeert en dat hij een beroep doet op opschorting en verrekening van de vordering van Schalkoort met die tegenvordering. Het hof verwerpt dit verweer. In de eerste plaats heeft [geïntimeerde] niet onderbouwd dat de reparatie ondeugdelijk is uitgevoerd en dus ook niet dat hij een tegenvordering heeft op Schalkoort. Voor het overige sluit het hof zich aan bij de gronden waarop de kantonrechter het beroep op opschorting en verrekening heeft verworpen (rov. 2.9 en 2.10 van het bestreden vonnis).
Conclusie en proceskosten
5.11
De conclusie is dat het hoger beroep van Schalkoort slaagt. Daarom zal het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigen en [geïntimeerde] hoofdelijk, tezamen met GGLG, veroordelen tot betaling van de schuld van GGLG aan Schalkoort, zijnde € 14.037,69, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 29 mei 2023 tot de dag van betaling. Het hof zal [geïntimeerde] verder hoofdelijk met GGLG veroordelen in de kosten van de eerste aanleg. Voor zover met de eventuele executie-opbrengst van de onder GGLG in beslag genomen Renault Twingo (een deel van) de vordering door GGLG is voldaan, is [geïntimeerde] tot dit bedrag gekweten.
5.12
Het hof zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
5.13
Het hof begroot de proceskosten aan de zijde van Schalkoort op:
dagvaarding € 140,17
griffierecht € 827,--
salaris advocaat € 1.214,-- (1 punt × tarief II)
nakosten € 178,--(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.359,17
5.14
Het hof zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals vermeld in de beslissing
.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2024, voor zover daarbij de vordering tegen [geïntimeerde] is afgewezen;
en, opnieuw rechtdoende,
  • veroordeelt [geïntimeerde] hoofdelijk, tezamen met GGLG, tot betaling aan Schalkoort van € 14.037,69, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag dat volledig is betaald;
  • veroordeelt [geïntimeerde] hoofdelijk, tezamen met GGLG, in de proceskosten van de eerste aanleg, die aan de zijde van Schalkoort worden begroot op € 2.471,84, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis van de rechtbank tot de dag van betaling;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Schalkoort begroot op € 2.359,17, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [geïntimeerde] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
  • bepaalt dat als [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [geïntimeerde] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [geïntimeerde] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. C.J. Verduyn, mr. G.C. de Heer en mr. R.M. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 8 december 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen)
2.HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615 en de daarin genoemde rechtspraak.