ECLI:NL:GHDHA:2025:2608

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
200.337.994/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van garagerekening en retentierecht in civiele procedure tussen CP Sneltransport B.V. en AMKO B.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen CP Sneltransport B.V. en AMKO B.V. over een onbetaalde garagerekening van € 3.743,59. CP Sneltransport heeft een auto ter reparatie bij AMKO gebracht, maar heeft de factuur van 9 maart 2021 niet betaald. AMKO heeft de auto onder zich gehouden totdat de betaling is voldaan. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van AMKO toegewezen, maar CP Sneltransport heeft hiertegen verzet aangetekend en is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de factuur betrekking heeft op werkzaamheden die door AMKO zijn uitgevoerd. Het hof heeft de vordering van CP Sneltransport in hoger beroep gedeeltelijk toegewezen, waarbij het aantal in rekening gebrachte uren is bijgesteld. Het hof heeft geoordeeld dat AMKO niet onrechtmatig heeft gehandeld door gebruik te maken van haar retentierecht. De vorderingen van CP Sneltransport zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskosten aan AMKO toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht
team Handel
zaaknummer: 200.337.994/01
zaaknummer rechtbank Rotterdam: 9917616 CV EXPL 22-17239
arrest van 16 december 2025
in de zaak van
CP SNELTRANSPORT B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
appellante,
advocaat: mr. R.R.F.J. Palmen te Brunssum,
tegen
AMKO B.V.,
gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
verweerster,
advocaat: mr. F. Boukhris te Heerlen.
Partijen worden hierna CP Sneltransport en Amko genoemd.

1.De zaak in het kort

Geschil over garagerekening ten bedrage van € 3.743,59.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 26 januari 2024, waarmee CP Sneltransport in hoger beroep is gekomen van de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 18 november 2022 (hierna: het tussenvonnis) en 15 december 2023 (hierna: het eindvonnis);
- het arrest van 16 april 2024 waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is bevolen; deze mondelinge behandeling heeft niet plaatsgehad;
- de memorie van grieven tevens vermeerdering/wijziging van eis in reconventie, met producties;
- de memorie van antwoord, met producties.

3.Feitelijke achtergrond

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
CP Sneltransport is eigenaar van een auto. Zij heeft deze auto begin 2020 bij Amko ter reparatie gebracht. Amko heeft bij verschillende gelegenheden werkzaamheden aan de auto uitgevoerd.
3.2.
Amko heeft aan CP Sneltransport verschillende facturen gestuurd. Het gaat in deze procedure om een factuur van 9 maart 2021 ten bedrage van € 3.743,59. Deze factuur is onbetaald gebleven.
3.3.
Amko heeft de auto onder zich gehouden totdat deze factuur is voldaan.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1.
Bij inleidende dagvaarding heeft Amko gevorderd, samengevat, veroordeling van CP Sneltransport tot betaling van € 3.743,59 (met wettelijke rente) en een bedrag voor buitengerechtelijke kosten van € 499,37, met beslissing over de proceskosten. Aan haar hoofdvordering heeft Amko ten grondslag gelegd, samengevat, dat zij reparatiewerkzaamheden heeft verricht aan de auto die zij bij factuur van 9 maart 2021 in rekening heeft gebracht bij CP Sneltransport en dat deze factuur onbetaald is gebleven.
4.2.
Bij verstekvonnis van 29 maart 2022 heeft de kantonrechter deze vorderingen toegewezen.
4.3.
CP Sneltransport heeft tegen dit verstekvonnis verzet ingesteld. Bij verzetdagvaarding heeft CP Sneltransport in voorwaardelijke reconventie (onder de voorwaarde dat de vordering van Amko zou worden afgewezen) gevorderd, samengevat, een verklaring voor recht dat Amko onrechtmatig heeft gehandeld door opschorting van haar verplichting tot afgifte van de auto met motoren en onderdelen en daarom aansprakelijk is tot vergoeding van schade, een veroordeling tot afgifte van de auto met motoren en onderdelen alsmede een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat en tot betaling van een voorschot op schadevergoeding, met beslissing over de proceskosten.
4.4.
Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter Amko toegelaten tot bewijs dat CP Sneltransport aan Amko opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden genoemd in de factuur van 9 maart 2021 uit te voeren, dat deze werkzaamheden door Amko zijn uitgevoerd en dat daarvoor een uurtarief van € 60,- is overeengekomen.
4.5.
Na getuigenverhoor en conclusiewisseling heeft de kantonrechter Amko bij eindvonnis geslaagd geacht in het bewijs. De kantonrechter heeft het verstekvonnis bekrachtigd, met dien verstande dat de vordering met betrekking tot de wettelijke rente alsnog is afgewezen, en verstaan dat de vordering in voorwaardelijke reconventie niet hoeft te worden beoordeeld. CP Sneltransport is veroordeeld in de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1.
Tegen deze beslissingen komt CP Sneltransport op in hoger beroep. Zij heeft de door haar in eerste aanleg in reconventie ingestelde vordering gewijzigd. Deze vordering moet alsnog als onvoorwaardelijk ingesteld worden gelezen en aan de gevorderde verklaring voor recht heeft zij toegevoegd “althans dat het opschorting van deze verplichting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”. Haar conclusie strekt, kort gezegd, ertoe dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen, de vorderingen van Amko alsnog zal afwijzen (met veroordeling van Amko tot terugbetaling van hetgeen CP Sneltransport op basis van het eindvonnis aan Amko heeft voldaan) en de vorderingen van Amko zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
5.2.
Amko heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het eindvonnis, met beslissing over de proceskosten.
5.3.
Naar aanleiding van de grieven oordeelt het hof als volgt.
5.4.
Het gaat in deze zaak om de factuur van Amko aan CP Sneltransport van 9 maart 2021. Op deze factuur zijn allereerst 22 uren arbeidsloon in rekening gebracht met als omschrijving:
“Motor in-/uitbouwen, motor uit elkaar nemen i.v.m. olieverbruik en bijgeluid Zuigerwand en onderblok blijken flink beschadigd tevens krukas beschadigd Revisie voor klant te kostbaar klant geeft aan zelf ruilmotor te gaan verzorgen”.
Vervolgens zijn op deze factuur 26 uren arbeidsloon in rekening gebracht met als omschrijving:
Gebruikte ruilmotor door klant geleverd motor komt uit BMW 3-Serie welke is gebruikt voor circuit doeleinden. Verschillende delen komen niet overeen Aanbouwdelen ombouwen (carterpan, oliepomp, motorsteunen) Na inbouwen blijkt dat motor slecht loopt vanos(sen) of kleppen in cilinderkop versleten hiervoor verdere diagnose noodzakelijk”.
5.5.
De kantonrechter heeft overwogen dat deze factuur betrekking heeft op de werkzaamheden die gemoeid waren met het uitbouwen en inspecteren van de oude, defecte motor en het ombouwen en inbouwen van de nieuwe motor in de auto van CP Sneltransport.
22 uren arbeidsloon
5.6.
Het hof zal eerst, op basis van de grieven, het verweer van CP Sneltransport bespreken met betrekking tot de 22 uren arbeidsloon.
5.7.
CP Sneltransport heeft aangevoerd dat bij haar “de onuitwisbare indruk” bestaat dat deze 22 uren ten onrechte in rekening zijn gebracht. Volgens CP Sneltransport heeft Amko deze werkzaamheden weliswaar uitgevoerd, maar reeds in april 2020, en heeft CP Sneltransport voor die werkzaamheden reeds betaald. Volgens Amko betreffen de 22 arbeidsuren echter andere werkzaamheden dan die van (of omstreeks) april 2020. Dit verweer moet kennelijk zó worden begrepen dat CP Sneltransport betwist dat Amko deze door haar (Amko) gestelde, met de factuur van 9 maart 2021 gefactureerde werkzaamheden heeft verricht, dus nadat Amko reeds eerder de motor had uit- en ingebouwd.
5.8.
Het hof verwerpt dit verweer en wel omdat (i) het niet anders kan dan dat de oorspronkelijke motor uitgebouwd is vóórdat de door CP Sneltransport verkregen ruilmotor door Amko werd ingebouwd en (ii) CP Sneltransport niet heeft gesteld dat het uitbouwen van de oorspronkelijke motor op een andere plaats is gebeurd dan bij Amko. Er bestaat daarom geen goede grond voor het standpunt van CP Sneltransport dat de werkzaamheden die Amko bij factuur van 9 maart 2021 in rekening heeft gebracht (voor zover betrekking hebbend op de 22 arbeidsuren) de werkzaamheden zijn die Amko reeds in (of omstreeks) april 2020 heeft uitgevoerd en waarvoor CP Sneltransport Amko reeds had betaald.
5.9.
De omstandigheid dat olieverbruik en bijgeluid reeds in februari/maart 2020 de klachten waren, levert geen argument op voor het verweer van CP Sneltransport dat de omschrijving op de factuur van 9 maart 2021 betrekking heeft op werkzaamheden in april 2020. Uit de eigen stellingen van CP Sneltransport volgt immers dat die klachten naderhand (na de werkzaamheden in (of omstreeks) april 2020) voortduurden.
5.10.
CP Sneltransport heeft beschouwingen gewijd aan een factuur van Amko van 26 mei 2020. Zo heeft zij betoogd dat zij deze factuur destijds niet heeft ontvangen, dat de daarop vermelde prijs voor ‘Arbeid “Speciale prijs met klant afgesproken”’ (€ 350,-) ongeloofwaardig is en dat zij in werkelijkheid € 3.500,- contant heeft betaald. Het hof kan CP Sneltransport echter niet volgen in de redenering dat hieruit volgt dat de op de factuur van 9 maart 2021 beschreven werkzaamheden in werkelijkheid niet zijn uitgevoerd en “dubbel berekend” zijn.
5.11.
Een volgend verweer van CP Sneltransport is dat zij geen opdracht heeft gegeven voor het stellen van een diagnose (“motor uit elkaar nemen”). Dit verweer acht het hof onvoldoende gemotiveerd met de enkele toelichting dat Jetten eerder had vastgesteld dat de motor niet te repareren was en het stellen van een diagnose daarom overbodig was. Het hof voegt hieraan – ten overvloede – toe dat uit de verklaring die [monteur 1] (hoofdmonteur bij Jetten Motorrevisie) heeft afgelegd, niet volgt dat reparatie niet mogelijk was (hoogstens dat reparatie alleen bij een gespecialiseerd bedrijf mogelijk was) en evenmin dat het uit elkaar nemen van de motor overbodig was na het door Jetten uitgevoerde cameraonderzoek.
5.12.
CP Sneltransport heeft verder aangevoerd dat Amko had moeten weten dat de motor niet te reviseren was, zoals ook [monteur 1] heeft verklaard, zodat Amko er helemaal niet aan had moeten beginnen en op zijn minst had moeten waarschuwen dat de motor niet te reviseren was. Het hof wijst dit verweer van de hand. Zoals eerder gezegd, volgt uit de verklaring van [monteur 1] niet dat revisie niet mogelijk was, laat staan dat aangenomen kan worden dat revisie al in maart/april 2020 niet meer mogelijk was. CP Sneltransport heeft overigens niet toegelicht hoe de door haar gestelde tekortkoming ertoe kan leiden dat zij geen betalingsverplichting meer zou hebben.
5.13.
Zoals onder 5.5 vermeld, heeft de kantonrechter overwogen dat de factuur van 9 maart 2021 betrekking heeft op de werkzaamheden die gemoeid waren met het uitbouwen en inspecteren van de oude, defecte motor en het ombouwen en inbouwen van de nieuwe motor in de auto van CP Sneltransport. Het hof onderschrijft deze overweging.
5.14.
Evenals de kantonrechter acht het hof genoegzaam aangetoond dat CP Sneltransport opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van deze werkzaamheden, daaronder begrepen het inspecteren van de oude motor. Het hof verwijst daartoe naar de schriftelijke verklaring van [getuige 1] van 8 december 2022. [getuige 1] heeft als getuige verklaard bij die verklaring te blijven. De verklaring van [getuige 1] vindt op dit punt steun in de getuigenverklaring van [getuige 2] (“Met AMKO is afgesproken, waar ik bij was, dat ze opnieuw zouden gaan kijken en dat er een nieuw onderblok moest komen”).
5.15.
Wat het gefactureerde aantal van 22 arbeidsuren betreft, geldt het volgende. De monteur van Amko die het werk heeft uitgevoerd, [monteur 2] , heeft als getuige verklaard dat hij de tel is kwijt geraakt en het (het hof begrijpt: het aantal uren) niet meer heeft bijgehouden. Hij heeft ook verklaard dat [getuige 1] het aantal uren bijhoudt. [getuige 1] heeft als getuige verklaard dat hij heeft gezien dat er gewerkt is aan de motor, maar niet meer precies weet hoeveel, minimaal 2,5 dag. Volgens deze getuige kost het ongeveer een dag om de motor uit te bouwen, een dag om alles te bekijken en de diagnose te stellen en tweeëneenhalve dag om de motor in te bouwen. Hij heeft in dit verband ten slotte verklaard dat de monteur zelf het aantal uren bijhoudt dat hij heeft gewerkt en dat dat de basis is voor de factuur. Op grond van deze beide getuigenverklaringen zal het hof het aantal uren bijstellen van 22 naar 12. Het hof baseert zich daarbij enerzijds op de schatting van [getuige 1] van tweemaal een dag en anderzijds op het gegeven dat Amko kon voortbouwen op de eerdere diagnose van Jetten. Deze verklaringen bieden onvoldoende steun om het gefactureerde aantal van 22 als voldoende bewezen te kunnen aannemen.
5.16.
Het verweer van CP Sneltransport tegen de hoogte van het door Amko gehanteerde uurtarief van € 60,- is ondeugdelijk. Ook indien tussen partijen niet over een uurtarief is gesproken, acht het hof dit uurtarief redelijk.
26 uren arbeidsloon
5.17.
Ook ter zake van dit onderdeel van de factuur van 9 maart 2021 heeft CP Sneltransport een aantal verweren gevoerd die zij in haar memorie van grieven naar voren heeft gebracht.
5.18.
Tegenover de aanspraak van Amko op vergoeding van arbeidsloon heeft CP Sneltransport gesteld dat tussen partijen is afgesproken dat, toen bleek dat de motor niet meer te repareren was, Amko voor het inbouwen van een ander motorblok/andere motor geen uren in rekening zou brengen. Het hof merkt dit verweer aan als een bevrijdend verweer. De bewijslast ter zake van deze stelling rust op CP Sneltransport. Aangezien geen grief is gericht tegen het passeren van het bewijsaanbod in eerste aanleg, een hierop toegesneden bewijsaanbod van CP Sneltransport in hoger beroep ontbreekt en het hof geen aanleiding ziet ambtshalve bewijs op te dragen, wijst het hof deze stelling als onbewezen van de hand. Het hof merkt nog op dat de gestelde afspraak weliswaar steun vindt in de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] maar daartegenover staat dat deze weersproken wordt in de verklaringen die [getuige 1] en [monteur 2] schriftelijk en als getuige hebben afgelegd.
5.19.
CP Sneltransport heeft betoogd dat Amko de ruilmotor dan wel heeft ingebouwd, maar niet werkend gekregen en dat dat onvoldoende is om de vordering toe te wijzen. Dit verweer faalt. De stellingen van CP Sneltransport rechtvaardigen niet de gevolgtrekking dat Amko het resultaat van een goed werkende motor na het inbouwen van de door CP Sneltransport van elders betrokken ruilmotor heeft gegarandeerd, noch dat het teleurstellende resultaat het gevolg is van een aan Amko toerekenbare tekortkoming. Het hof verwijst nog naar de als productie 7 bij de verzetdagvaarding overgelegde WhatsAppwisseling (“Zou je eens aub kunnen luisteren of deze goed klinkt (…) moeilijk te horen zo over telefoon lijkt wel in orde en bij die kilometerstand verwacht ik dat ie goed is”).
5.20.
Ook met betrekking tot dit onderdeel van de factuur van 9 maart 2021 heeft CP Sneltransport het in rekening gebrachte aantal uren arbeidsloon (26) betwist. Dit aantal uren vindt echter voldoende steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [monteur 2] . De schatting van [getuige 1] (ongeveer tweeëneenhalve dag om de motor in te bouwen) sluit aan bij de verklaring van [monteur 2] en het aantal van 26 strookt voldoende met die schatting, waarbij nog in aanmerking valt te nemen dat [monteur 2] heeft verklaard dat hij veel moest veranderen aan de buitenkant van de inruilmotor.
5.21.
Voor zover CP Sneltransport ook voor dit deel van de factuur de hoogte van het uurtarief heeft bedoeld te bestrijden, verwijst het hof naar hetgeen daarover eerder is overwogen.
Tussenconclusie
5.22.
De voorgaande overwegingen voeren tot de conclusie dat de grieven in zoverre slagen dat het door Amko gevorderde bedrag door de kantonrechter tot een te hoog bedrag is toegewezen. Het hof zal alsnog tien uren arbeidsloon met de daarover berekende btw (€ 726,-) in aftrek brengen. Voor het overige hebben de grieven geen succes. Bij verdere en afzonderlijke bespreking daarvan bestaat onvoldoende belang.
De reconventionele vordering van CP Sneltransport in eerste aanleg na vermeerdering/wijziging van eis
5.23.
Na vermeerdering van eis houdt deze (onvoorwaardelijke) vordering, samengevat, het volgende in:
a. verklaring voor recht dat Amko ten onrechte de op haar rustende verplichting tot afgifte van de auto, beide motoren met toebehoren en onderdelen, heeft opgeschort, althans deze opschorting van deze verplichting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld,
b. verklaring voor recht dat Amko op grond van deze onrechtmatige daad aansprakelijk is tot vergoeding van de door CP Sneltransport daardoor geleden en nog te lijden schade,
c. veroordeling tot afgifte van de auto inclusief beide motoren met toebehoren en onderdelen (met dwangsom),
d. veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat (alsmede tot betaling van een voorschot op deze schade).
5.24.
Uit hetgeen het hof hiervóór heeft overwogen, volgt dat Amko niet onrechtmatig heeft gehandeld door gebruik te maken van haar retentierecht. De omstandigheid dat eerder is geoordeeld dat de vordering voor een deel niet toewijsbaar is, brengt daarin geen verandering. De gevolgen van het stilstaan van de auto (kort gezegd de achteruitgang van de conditie van de auto) komen voor rekening van CP Sneltransport.
5.25.
Aan het door CP Sneltransport met de deurwaarder getroffen zijn van een betalingsregeling en het tot dusver nagekomen zijn door CP Sneltransport hiervan rechtvaardigt niet de conclusie dat Amko niet langer een beroep kan doen op een retentierecht. Uit de stellingen van CP Sneltransport volgt immers niet dat Amko als gevolg van een en ander inmiddels geen vordering meer heeft op haar.
5.26.
De vorderingen onder a t/m c komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
5.27.
CP Sneltransport heeft echter ook gesteld dat sprake is van beschadigingen aan de auto (deuken) die zijn ontstaan gedurende de periode dat de auto in de macht van Amko was. Hetgeen Amko bij memorie van antwoord op dit punt heeft aangevoerd, komt erop neer dat de door CP Sneltransport bedoelde beschadigingen (deuken) reeds aanwezig waren toen de auto bij haar werd ondergebracht.
5.28.
Het hof verwerpt deze stelling van CP Sneltransport als onbewezen. Ook hier geldt dat een specifiek bewijsaanbod ontbreekt en het hof geen aanleiding ziet ambtshalve bewijs op te dragen. Het hof voegt hieraan nog het volgende toe. Kennelijk heeft CP Sneltransport buiten rechte niet een reactie van Amko ontvangen op haar e-mail van 16 maart 2024 aan Amko (productie 1 bij memorie van grieven), waarin CP Sneltransport de gestelde deuken ter sprake heeft gebracht. Voor CP Sneltransport was daarom kenbaar dat Amko niet erkende dat de deuken bij haar waren ontstaan.
5.29.
Ook de vordering van CP Sneltransport onder d is daarom niet toewijsbaar.
Slotsom en kosten
5.30.
Het bestreden vonnis moet gedeeltelijk worden vernietigd, namelijk voor zover de uitkomst daarvan is dat CP Sneltransport daarbij is veroordeeld tot betaling van een hoger bedrag in hoofdsom dan € 3.516,96 (€ 4.242,96 – € 726,-). Ter bevordering van de leesbaarheid zal het hof het vonnis geheel vernietigen en daarvoor een ander dictum in de plaats stellen.
5.31.
Ook na de beoordeling van het hoger beroep moet CP Sneltransport worden aangemerkt als de in beide instanties overwegend in het ongelijk gestelde partij. Zij zal daarom worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5.32.
De proceskosten in hoger beroep worden begroot op:
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 858,- (1 punt × tarief I)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.834,-.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
vernietigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis, maar uitsluitend voor zover CP Sneltransport daarbij is veroordeeld tot betaling aan Amko van een hoger bedrag in hoofdsom dan € 3.516,96 en voor zover zij daarbij is veroordeeld om aan Amko de wettelijke rente te betalen;
wijst de eis van Amko in zoverre alsnog af;
bekrachtigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis voor het overige;
veroordeelt CP Sneltransport in de proceskosten in de verzetprocedure, die aan de kant van Amko tot de datum van het bestreden vonnis worden vastgesteld op € 924,00;
veroordeelt CP Sneltransport in de kosten van het hoger beroep en begroot deze aan de zijde van Amko op € 1.834,-;
bepaalt dat als CP Sneltransport niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, CP Sneltransport de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, S.H.M. van der Heiden en B.R. ter Haar, en is door de rolraadsheer uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2025 in aanwezigheid van de griffier.