ECLI:NL:GHDHA:2025:2172

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
200.340.932/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomsten en vergunningplichtige advisering door tussenpersonen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam. Dexia heeft in hoger beroep de verklaring voor recht gevorderd dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan en dat de geïntimeerde, hierna te noemen [geïntimeerde], niets meer van haar te vorderen heeft. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die [geïntimeerde] in 2001 heeft afgesloten, waarbij de eerste overeenkomst tot stand kwam via [tussenpersoon 1] en de andere twee via [tussenpersoon 2]. De kantonrechter heeft Dexia in het vonnis van 25 januari 2024 veroordeeld tot schadevergoeding aan [geïntimeerde] en Dexia heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft Dexia betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de tussenpersonen vergunningplichtig advies hebben gegeven aan [geïntimeerde]. Dexia stelt dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de tussenpersonen de financiële omstandigheden en doelen van [geïntimeerde] hebben uitgevraagd. Het hof heeft Dexia in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stellingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de advisering door [tussenpersoon 2]. De zaak is aangehouden voor een akte van Dexia, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.340.932/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10229837 EL 22-136
Arrest van 28 oktober 2025
in de zaak van:
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudende in Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in [woonplaats] , [gemeente] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Procesverloop in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding waarmee Dexia in hoger beroep is gekomen van het vonnis van 25 januari 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord.

2.Feitelijke achtergrond

2.1
[geïntimeerde] heeft in 2001 een drietal effectenleaseovereenkomsten afgesloten bij Dexia. De eerste overeenkomst is tot stand gekomen via [tussenpersoon 1] als tussenpersoon. Een paar maanden later heeft [geïntimeerde] de andere twee overeenkomsten gesloten via [tussenpersoon 2] als tussenpersoon. De effectenleaseovereenkomsten zijn in 2007 beëindigd.

3.Procedure bij de kantonrechter

3.1
Dexia heeft [geïntimeerde] gedagvaard. Zij heeft gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Dexia aan al haar verplichtingen heeft voldaan, na betaling aan [geïntimeerde] van een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, en dat [geïntimeerde] niets meer van haar te vorderen heeft, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2
[geïntimeerde] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.3
De kantonrechter heeft in het vonnis de door Dexia gevorderde verklaring voor recht toegewezen, onder de voorwaarde dat de Dexia de schade van [geïntimeerde] vergoedt als in rov. 4.15 van het vonnis weergegeven. De kantonrechter heeft Dexia tevens veroordeeld in de proceskosten.

4.Vordering in hoger beroep

4.1
Dexia vordert dat de hof het vonnis vernietigt en de vordering van Dexia alsnog onvoorwaardelijk toewijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
4.2
[geïntimeerde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Dexia in de proceskosten.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Dexia richt een grief tegen het oordeel van de kantonrechter dat zowel [tussenpersoon 1] als [tussenpersoon 2] vergunningplichtig advies heeft gegeven aan [geïntimeerde] . Voor zover nu van belang voert Dexia aan dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de beide tussenpersonen uitvraag hebben gedaan naar de financiële omstandigheden en doelen van [geïntimeerde] . Dexia concludeert dat geen sprake is geweest van vergunningplichtige advisering door de tussenpersonen.
5.2
[geïntimeerde] voert verweer. Hij heeft bij conclusie van antwoord toegelicht hoe de eerste overeenkomst, waarbij [tussenpersoon 1] betrokken is geweest, feitelijk tot stand is gekomen (nrs. 21 tot en met 24). Over de betrokkenheid van [tussenpersoon 2] heeft [geïntimeerde] in zijn conclusie van antwoord (vrijwel) geen feitelijke stellingen ingenomen. Datzelfde geldt voor zijn conclusie van dupliek. [geïntimeerde] heeft pas in nr. 29 van de memorie van antwoord zijn stelling over de vergunningplichtige advisering door [tussenpersoon 2] nader feitelijk toegelicht. Dexia is niet in staat geweest hierop te reageren en moet daarom de gelegenheid worden geboden zich hierover uit te laten.
Conclusie
Het hof zal Dexia toelaten om te reageren op de stellingen van [geïntimeerde] in nr. 29 van de memorie van antwoord.

6.Beslissing

Het hof:
  • laat Dexia toe zich bij akte uit te laten over de stellingen van [geïntimeerde] in nr. 29 van de memorie van antwoord;
  • verwijst de zaak naar de rol van
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, H.J. van Harten en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.