In de zaak met zaaknummer 22-002639-23 heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 augustus 2025 een verzoek tot wraking van de raadsheer-commissaris mr. N.S.M. Lubbe afgewezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van de verzoeker, die stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de raadsheer-commissaris. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van onderzoekswensen door de raadsheer-commissaris, waarbij de raadsman vond dat de motivering van deze afwijzing onvoldoende was en dat de raadsheer-commissaris niet had gereageerd op zijn verzoek om een regiebijeenkomst te houden. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot wraking niet kon worden gezien als een verkapt rechtsmiddel en dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en de wrakingskamer wees het verzoek af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier mr. R. Rakic-Dieteren.