ECLI:NL:GHDHA:2025:2090

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
200.345.914/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens niet nakomen re-integratieverplichtingen

In deze zaak verzoekt de werkgever, Projectwise B.V., ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werkneemster, [verzoekster], op de e-grond, omdat zij zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen, waarna [verzoekster] in hoger beroep ging. Het Gerechtshof Den Haag bevestigde de beslissing van de kantonrechter. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster] trad op 24 mei 2021 in dienst bij Projectwise als Algemeen medewerker Schoonmaak. Na een ziekmelding op 9 september 2022 heeft zij niet voldaan aan de re-integratieverplichtingen, ondanks adviezen van de bedrijfsarts. Projectwise heeft haar op 11 juli 2023 gewaarschuwd dat bij niet verschijnen op het werk, het loon zou worden stopgezet. Na een loonstop en een deskundigenoordeel van het UWV, dat concludeerde dat [verzoekster] in staat was om de re-integratieadviezen op te volgen, heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juli 2024. Het hof oordeelde dat Projectwise gerechtigd was om het loon stop te zetten en dat [verzoekster] onvoldoende medewerking aan haar re-integratie heeft verleend. De grieven van [verzoekster] in hoger beroep werden verworpen, en de beschikking van de kantonrechter werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht
Team Handel
zaaknummer: 200.345.914/01
zaaknummer rechtbank Rotterdam: 11004407 HA VERZ 24-23
beschikking van 16 september 2025
in de zaak van
[verzoekster](in het beroepschrift kennelijk abusievelijk geschreven als [verzoekster]),
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. G.H. Amstelveen, kantoorhoudend te Capelle aan den IJssel,
tegen
PROJECTWISE B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. R.M. Dessaur, kantoorhoudend te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoekster] en Projectwise genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt de werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst op (primair) de e-grond in verband met het zonder deugdelijke grond door de werkneemster niet nakomen van de re-integratieverplichtingen. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen. Het hof komt in hoger beroep tot dezelfde uitkomst.

2.Procesverloop in hoger beroep

[verzoekster] is bij beroepschrift (met productie), ontvangen ter griffie van het hof op 30 augustus 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 31 mei 2024 onder bovenvermeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking). [verzoekster] heeft bij het beroepschrift de processtukken in eerste aanleg (met uitzondering van de spreekaantekeningen van mr. Dessaur) overgelegd.
Vervolgens is ter griffie van het hof een verweerschrift in principaal hoger beroep tevens beroepschrift in incidenteel appel, met producties, van Projectwise ingekomen. Hierbij zijn eveneens de processtukken in eerste aanleg (waaronder de spreekaantekeningen van mr. Dessaur) gevoegd.
Van de zijde van [verzoekster] zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling nadere stukken (waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg) alsmede een “Aanpassing van het verzoek in hoger beroep” toegestuurd.
Van Projectwise is een verweerschrift in het incidenteel appel ontvangen.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 15 april 2025 ten overstaan van de raadsheer-commissaris. Bij die gelegenheid hebben beide genoemde advocaten het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Op 10 juni 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet voor de meervoudige kamer. Ook van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan de tweede mondelinge behandeling zijn van de zijde van [verzoekster] nadere stukken toegestuurd.
Bij de tweede mondelinge behandeling in hoger beroep heeft mr. Dessaur namens Projectwise meegedeeld dat het incidentele beroep als ingetrokken kan worden beschouwd. In de aanhef van deze beschikking is daarom geen melding gemaakt van het voorwaardelijke incidentele beroep.

3.Feitelijke achtergrond

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
[verzoekster] is op 24 mei 2021 bij Projectwise in dienst getreden als Algemeen medewerker Schoonmaak. De werkzaamheden betreffen het schoonmaken van hotels. Haar laatstgenoten salaris bedroeg € 12,58 bruto per uur. De cao voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. Op 9 september 2022 heeft [verzoekster] zich ziekgemeld. Tot aan haar arbeidsongeschiktheid werkte zij gemiddeld 32 uur per week.
3.2.
De bedrijfsarts heeft in een rapportage van 19 juni 2023 geadviseerd dat Projectwise en [verzoekster] samen bespreken welke werkzaamheden [verzoekster] kan uitvoeren zonder zichzelf te overbelasten.
“Denk aan licht fysieke werkzaamheden zonder veelvuldige deadlines en hoge productiepieken en waarbij mevrouw tussendoor haar houding kan afwisselen en rustmomenten kan nemen. (…)
Ik adviseer te starten met 3x1 uur in aangepaste werkzaamheden op locatie. (…) Probeer indien het goed gaat, na onderling overleg, in stappen van 2 weken de uren uit te breiden met 1 uur per werkdag.”
3.3.
De aangepaste werkzaamheden bestonden onder meer uit het schoonmaken van de lampen, telefoon, het controleren van de minibar en het controleren van de handdoeken in de badkamer.
3.4.
Op 11 juli 2023 heeft Projectwise aan [verzoekster] onder meer het volgende bericht:
“Helaas hebben wij vernomen dat u deze week niet op locatie bent geweest om te werken, en ook niet van plan bent deze week te komen. De bedrijfsarts acht u in staat 3 keer per week voor 1 uur aangepaste werkzaamheden uit te voeren. Dit advies houden wij aan. (…) Wij verwachten u morgen op de locatie Leonardo in Papendrecht (…) Bent u hier niet aanwezig, zullen wij overgaan tot het stopzetten van uw ziekengeld per 12 juli 2023.”
3.5.
Na een eerdere loonopschorting en korte loonstop in mei 2023 heeft Projectwise vanaf 12 juli 2023 een volgende loonstop opgelegd.
3.6.
De bedrijfsarts heeft in een rapportage van 2 augustus 2023 geadviseerd om weer te starten met de opbouw voor 2x1 uur per week in aangepaste taken die rekening houden met de beperkingen van [verzoekster], waarbij werd opgemerkt dat er formeel geen sprake was van een urenbeperking.
3.7.
Op 9 augustus 2023 heeft Projectwise een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV met de vraag of [verzoekster] in staat was om het re-integratieadvies van de bedrijfsarts uit te voeren.
3.8.
In het rapport van 4 oktober 2023 van de arbeidsdeskundige van het UWV is – voor zover van belang – het volgende te lezen:
“Volgens de Bedrijfsarts kan de werknemer vanaf 2 augustus 2023 weer starten met de opbouw volgens eerder genoemd opbouwschema.
Deze visie wordt ondersteund door de Verzekeringsarts van het UWV. Zij geeft aan dat de opbouw in uren juist heel voorzichtig is en aan de minimale kant. (…)
Conclusie
De re-integratie-inspanningen van de werknemer zijn onvoldoende. Zij wordt in staat geacht om de re-integratieadviezen met tijdcontingente opbouw zoals beschreven door de Bedrijfsarts op te volgen.”
3.9.
In een door [verzoekster] gestarte kortgedingprocedure heeft de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023 geoordeeld dat Projectwise gerechtigd was vanaf 12 juli 2023 een loonstop op te leggen, omdat [verzoekster] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende medewerking aan haar re-integratie verleende en zonder deugdelijke grond niet meewerkte aan een redelijk voorschrift.
3.10.
Op 2 november 2023 heeft [verzoekster] zelf een deskundigenoordeel over passend werk bij het UWV aangevraagd. Na onderzoek concludeerde de arbeidsdeskundige van het UWV dat Projectwise aan [verzoekster] passend werk aanbood.
3.11.
Op 24 januari 2024 herhaalde de bedrijfsarts het eerdere advies dat [verzoekster] inzetbaar was ondanks haar beperkingen en in een rapportage van 6 maart 2024 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat er medisch gezien geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. [verzoekster] was
“belastbaar voor werkzaamheden die voldoende rekening houden met haar beperkingen.”

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1.
In eerste aanleg heeft Projectwise de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair wegens verwijtbaar handelen of nalaten (de e-grond), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond), meer subsidiair wegens andere omstandigheden (de h-grond), ten slotte op de combinatiegrond (de i-grond). Aan haar beroep op de e-grond heeft Projectwise ten grondslag gelegd, in de weergave van de kantonrechter, dat [verzoekster] zonder deugdelijke grond haar verplichtingen tijdens ziekte niet is nagekomen.
4.2.
[verzoekster] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. Zij heeft primair verzocht het verzoek van Projectwise tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de geldende opzegtermijn en haar een transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen. Zij heeft daarnaast verzocht (primair en subsidiair) Projectwise te veroordelen tot voldoening van het achterstallige loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
4.3.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juli 2024 en Projectwise veroordeeld om aan [verzoekster] de transitievergoeding van € 2.026,- bruto te betalen, met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en al het andere afgewezen.
4.4.
Hetgeen de kantonrechter daartoe heeft overwogen, kan (voor zover van belang voor de beoordeling van het hoger beroep) als volgt worden weergegeven. Uit het advies van de bedrijfsarts van 19 juni 2023 volgt dat [verzoekster] in staat was om (een aantal uren per week) aangepaste werkzaamheden te verrichten. Omdat zij de afspraken niet nakwam, heeft Projectwise haar op 11 juli schriftelijk gewaarschuwd dat bij niet verschijnen en bij het weigeren passende werkzaamheden uit te voeren, de doorbetaling van het loon (ziektegeld) zou worden stopgezet. Ondanks die waarschuwing is [verzoekster] niet verschenen. Daarop heeft Projectwise de doorbetaling van het loon stopgezet. Vaststaat dat [verzoekster], ook na een aangepast belastbaarheidsadvies van de bedrijfsarts en uitnodigingen van Projectwise, tot 18 september 2023 regelmatig niet op haar werk is verschenen. Na 18 september 2023 is zij helemaal niet meer verschenen op haar werk. Dat de re-integratie inspanningen van [verzoekster] onvoldoende zijn, wordt onderschreven door het deskundigenoordeel van 4 oktober 2023. Op 16 januari en 6 maart 2024 komt de bedrijfsarts wederom tot een re-integratieadvies. En op 18 januari 2024 oordeelt het UWV dat het aangeboden werk passend is. Ondanks de adviezen van de bedrijfsarts, de rapporten van de arbeidsdeskundige van het UWV en een loonstop, is [verzoekster] zich op het standpunt blijven stellen dat zij zich niet in staat acht om passende werkzaamheden te verrichten en heeft zij zich niet beschikbaar gehouden voor re-integratie. Uit de door [verzoekster] overgelegde stukken blijkt wel van (medische) klachten, maar daaruit kan niet worden vastgesteld dat zij niet in staat zou zijn om op de werkvloer te verschijnen en passende werkzaamheden uit te voeren. Voldoende is gebleken dat [verzoekster] zonder deugdelijke grond vanaf 18 september 2023 geen gehoor meer heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van Projectwise om haar re-integratieverplichtingen na te komen. Daarom is sprake van een voldragen e-grond. Het gedrag van [verzoekster] is verwijtbaar en van Projectwise kan redelijkerwijs niet gevergd worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] voortzet. Het verwijtbaar handelen van [verzoekster] haalt niet de hoge drempel van
ernstigeverwijtbaarheid. Omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] ligt het niet voor de hand dat [verzoekster] kan worden herplaatst. Er geldt geen opzegverbod. [verzoekster] heeft recht op een transitievergoeding. Er doet zich niet het geval voor dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, zodat geen billijke vergoeding wordt toegekend. Het zonder deugdelijke reden negeren van de re-integratieverplichtingen en het niet verrichten van het opgedragen passende werk rechtvaardigt een loonstop. Overigens heeft Projectwise het loon over de uren dat [verzoekster] in de periode tot 18 september 2023 wel heeft gewerkt, betaald.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1.
Tegen een aantal van deze oordelen komt [verzoekster] op met vijf grieven. Zij strekken ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en
primairvoor recht zal verklaren dat Projectwise is tekortgeschoten in de nakoming van haar re-integratieverplichtingen jegens [verzoekster] en de arbeidsovereenkomst zal herstellen met voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst en Projectwise zal veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt hersteld (met wettelijke rente en wettelijke verhoging).
Subsidiair, indien het hof van oordeel zal zijn dat de arbeidsovereenkomst niet hersteld dient te worden, verzoekt [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding (ten bedrage van het loon over de periode 1 september 2023 tot 1 juli 2024, met wettelijke rente), veroordeling van Projectwise tot betaling van het achterstallige loon vanaf april 2023 en om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de geldende opzegtermijn. [verzoekster] heeft in haar “Aanpassing van het verzoek in hoger beroep” de “looncomponenten” verduidelijkt. Zij heeft daarin een bedrag wegens billijke vergoeding genoemd van € 18.839,81 bruto.
5.2.
Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
5.3.
Het verzoek van Projectwise om ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor zover berustend op de e-grond houdt verband met haar stelling dat [verzoekster], kort gezegd, zonder deugdelijke grond niet heeft meegewerkt aan haar re-integratie. De kantonrechter heeft geoordeeld dat sprake is van een voldragen e-grond, omdat voldoende is gebleken dat [verzoekster] zonder deugdelijke grond vanaf 18 september 2023 geen gehoor meer heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van Projectwise om haar re-integratieverplichtingen na te komen. In haar grieven bestrijdt [verzoekster] dit oordeel. Het hof zal de verschillende grieven lezen tegen de achtergrond van de door [verzoekster] in het beroepschrift onder 8 t/m 14 weergegeven feiten en omstandigheden.
5.4.
De beschouwingen die [verzoekster] heeft gewijd aan een loonstop in mei 2023 en werkzaamheden op 5 juli 2023 laat het hof onbesproken. Het hof acht deze beschouwingen van onvoldoende belang voor de beoordeling van het hoger beroep, omdat zij onverlet laten hetgeen het hof hierna zal oordelen.
5.5.
Zoals de kantonrechter heeft overwogen, heeft Projectwise het loon van [verzoekster] vanaf 12 juli 2023 stopgezet. [verzoekster] bestrijdt dat Projectwise daartoe gerechtigd was. [verzoekster] was op 12 juli 2023 niet in staat om naar de locatie te komen in verband met haar lichamelijke klachten en heeft vervolgens een voorstel gedaan om in plaats van 12 juli 2023 op 13 juli 2023 langs te komen en Projectwise heeft dit voorstel niet geaccepteerd, aldus [verzoekster].
5.6.
De klacht van [verzoekster] faalt. In de mededeling van de zijde van [verzoekster] bij e-mails van 11 en 13 juli 2023 valt te lezen dat het doel van de afspraak voor 12 juli 2025 was om afspraken te maken met betrekking tot de re-integratie (bespreking van werkzaamheden en opbouw). Het ging dus niet om het verrichten van werkzaamheden op 12 juli 2023. Projectwise heeft er met juistheid op gewezen dat de bedrijfsarts geen vervoersbeperking voor [verzoekster] heeft vastgesteld. Uit het betoog van [verzoekster] (“in verband met haar lichamelijke klachten”) kan niet worden afgeleid dat zij die dag te kampen had met bijzondere, toen opgekomen klachten. Nu de argumenten van [verzoekster] niet opgaan, moet worden geconcludeerd dat Projectwise gerechtigd was het loon van [verzoekster] stop te zetten. Projectwise stelt terecht dat hieraan niet afdoet dat [verzoekster] wellicht om het verzetten van de afspraak heeft gevraagd. Projectwise was bevoegd een datum te bepalen voor het gesprek en van [verzoekster] kon worden gevergd dat zij zich daarnaar zou schikken nu het – als gezegd – enkel ging om een gesprek voor het maken van afspraken over de re-integratie. Van een geldige reden om dat niet te doen, is niet gebleken.
5.7.
[verzoekster] heeft erop gewezen dat het advies om te re-integreren in het advies van de bedrijfsarts van 2 augustus 2023 naar beneden is bijgesteld naar 2x1 uur per week in verband met een toename in klachten.
5.8.
In het advies van de bedrijfsarts leest het hof niet een toename van klachten. De bedrijfsarts heeft vermeld dat hem onduidelijk is hoeveel uur [verzoekster] de laatste periode heeft gewerkt en dat zijn advies is om weer te starten met de opbouw voor 2x1 uur. Een en ander wijst er niet op dat de bedrijfsarts in een toename van klachten aanleiding heeft gezien het aantal uren per week te verminderen. Er bestaat daarom geen grond om aan te nemen dat de bedrijfsarts op 2 augustus 2023 (achteraf) van mening was dat zijn eerdere advies van 3x1 uur onjuist was. Dit sluit ook aan bij het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 4 oktober 2023. Daarin is vermeld dat de verzekeringsarts van het UWV aangeeft dat opbouw in uren zoals geadviseerd door de bedrijfsarts (2x1 uur per week) “juist heel voorzichtig is en aan de minimale kant”.
5.9.
De klacht van [verzoekster] dat Projectwise de adviezen van de bedrijfsarts naast zich heeft neergelegd, kan evenmin slagen. Het gaat om het advies tot de inzet van een expertise en het advies om met elkaar in gesprek te gaan om tot een oplossing te komen in verband met door [verzoekster] ervaren werkgerelateerde knelpunten, eventueel met de inzet van een onafhankelijke derde. Het niet inschakelen door Projectwise van een arbeidsdeskundige neemt niet weg dat de arbeidsdeskundige van het UWV in zijn rapport van 4 oktober 2023 heeft geconcludeerd dat [verzoekster] in staat werd geacht om de re-integratieadviezen met tijdcontingente opbouw zoals beschreven door de bedrijfsarts op te volgen. Wat het tweede advies betreft (‘met elkaar in gesprek te gaan, eventueel met inzet van een derde’), overweegt het hof dat uit het procesdossier volgt dat Projectwise zich voldoende heeft ingespannen om het gesprek met [verzoekster] aan te gaan, en dat zij dit op voldoende voorzichtige en gestructureerde wijze heeft gedaan. Niet is gebleken dat Projectwise zich op enig moment tegenover [verzoekster] onredelijk heeft opgesteld. Het hof verwijst naar de evaluatieformulieren van 19 juli, 3 en 21 augustus 2023 die Projectwise in eerste aanleg als producties 15 t/m 17 heeft overgelegd. Op het eerste van deze formulieren is vermeld “Ik heb met [verzoekster] ([verzoekster],
hof) lijst met aangepaste werkzaamheden doorgenomen en aantal activiteiten aangekruist. Zij moet nog ervaren of ze die kan uitvoeren. Afgesproken als iets te zwaar is dat ze die niet hoeft te doen.”
5.10.
[verzoekster] bestrijdt het deskundigenoordeel van het UWV van 4 oktober 2023. Zij is niet gezien door de verzekeringsarts van het UWV en onduidelijk is in hoeverre er rekening is gehouden met de inhoud van het werk (aantal kamers en de daadwerkelijke werkzaamheden). Er was geen sprake van inhoudelijk passend werk, aldus [verzoekster].
5.11.
Het hof acht de bestrijding van het deskundigenoordeel op de grond dat [verzoekster] niet is gezien door de verzekeringsarts niet gegrond. In het deskundigenoordeel is (onder 3.6) uitvoerig verslag gedaan van de contacten tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige die het deskundigenoordeel heeft gegeven. Deze heeft, samengevat, de verzekeringsarts gevraagd de functionele mogelijkheden zoals de bedrijfsarts deze heeft vastgesteld, te toetsen. De arbeidsdeskundige wenste van de verzekeringsarts te weten of [verzoekster] in staat was de adviezen van de bedrijfsarts op te volgen. Vervolgens heeft de verzekeringsarts daarover gerapporteerd. Daarbij zijn de bevindingen van de huisarts en de specialist betrokken. De huisarts en de specialist hebben geen concrete ziekten kunnen vaststellen. Ondanks het ontbreken van een medisch objectiveerbare verklaring voor de forse claimklachten, heeft de bedrijfsarts alsnog een belastbaarheid opgesteld, waarin meer dan ruim rekening is gehouden met alle claimklachten. Ook de opbouw in uren is heel voorzichtig en aan de minimale kant. Concluderend is er medisch gezien geen reden om de adviezen van de bedrijfsarts niet op te kunnen volgen. De verzekeringsarts bevestigt de functionele mogelijkheden. Het hof is van oordeel dat in het licht hiervan moet worden geconcludeerd dat het deskundigenoordeel van de arbeidsdeskundige op een voldoende solide basis berust en dat de enkele opmerking van [verzoekster] dat zij niet is gezien door de verzekeringsarts ontoereikend is om daarover anders te oordelen.
5.12.
Een volgend punt van kritiek van [verzoekster] houdt in dat, kort gezegd, het werk dat [verzoekster] daadwerkelijk moest verrichten, niet aansloot bij het advies van de bedrijfsarts van 2 augustus 2023. Anders gezegd: met dat werk werd onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen van [verzoekster], zo begrijpt het hof het standpunt van [verzoekster].
5.13.
In het rapport van 4 oktober 2023 is verslag gedaan van het gesprek tussen de arbeidsdeskundige en [verzoekster] op 19 september 2023. Vermeld is dat dit gesprek is geweest met behulp van een telefonische tolk Spaans. Over de werkzaamheden is vermeld:
“De werkzaamheden die zij moet uitvoeren:
Lichte schoonmaakwerkzaamheden; lampen schoonmaken, gordijnen controleren, met een plumeau de kamers stoffen en koffie of thee zetten. Bedden verschonen lukt niet meer.
Het betreft 50 kamers. Ze houdt het maximaal 1,5 uur vol. Het is voorgekomen dat ze duizelig wordt en moet overgeven.
Bij de laatste bijeenkomst is haar vertelt. “Als je je slecht voelt hoef je niet te komen. Dan kom je een andere dag”.”
5.14.
In het beroepschrift heeft [verzoekster] niet uit de doeken gedaan in hoeverre de aard van de hier genoemde werkzaamheden niet aansloot bij het advies van de bedrijfsarts. Het hof constateert dat de werkzaamheden die [verzoekster] in het gesprek met de arbeidsdeskundige heeft genoemd, niet geheel stroken met de activiteiten die aangevinkt respectievelijk aangekruist zijn op de eerdergenoemde evaluatieformulieren. Volgens die formulieren gaat het om de volgende activiteiten: do not disturb kaart aanvullen, lectuur en informatie map controleren, vitrage en gordijnen controleren, reserve kussen controleren (aanwezig/schoon), kledinghangers controleren en bijvullen, waslijst, waszak en strijkplank controleren en bijvullen, koffie en thee faciliteiten controleren en bijvullen, minibar controleren t.h.t., afstandsbediening en telefoon(s) schoonmaken, kluisje controleren, lampen afstoffen. De door [verzoekster] genoemde werkzaamheden komen overigens ook niet geheel overeen met de taken die van de zijde van Projectwise zijn genoemd in een gesprek met de arbeidsdeskundige: controle minibar, schoonmaken van de afstandsbediening, telefoon, lampen en doekjes vouwen en dergelijke. Het hof neemt aan dat zowel [verzoekster] als Projectwise met de genoemde werkzaamheden een indicatie heeft willen geven van de aard van de werkzaamheden waar het om ging. Het hof neemt verder aan dat deze werkzaamheden binnen de reikwijdte vallen van het advies van de bedrijfsarts, derhalve: aangepaste, licht fysieke taken waarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen van [verzoekster]. Bij de (tweede) mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [verzoekster] verklaard dat zij ook nog extra dingen moest doen, waarbij zij heeft genoemd: stofzuigen, plafond afstoffen en verschillende verdiepingen afgaan. Wat het laatste betreft, ziet het hof niet in waarom het werk op verschillende verdiepingen de beoordeling in relevante mate anders doet zijn. Bij de eerste mondelinge behandeling in hoger beroep is namens [verzoekster] (in afwijking van de pleitaantekeningen) gezegd dat er een lift was. Er is ook gezegd dat zij een kar met schoonmaakspullen moest duwen, maar het hof acht onvoldoende aannemelijk dat deze activiteit de werkzaamheden niet passend deed zijn. Het hof acht niet geloofwaardig dat [verzoekster] in de desbetreffende periode ook moest stofzuigen en plafonds moest afstoffen. De zwaarte van deze activiteiten wijkt zozeer af van die van de eerdergenoemde werkzaamheden dat, indien deze tot de opgedragen werkzaamheden behoorden, niet goed te begrijpen is dat deze niet eerder zijn genoemd. Het hof vindt voor zijn oordeel steun in het tweede deskundigenoordeel van het UWV (van 18 januari 2024) waarin de bedoelde activiteiten evenmin aan de orde zijn gekomen, waaraan nog kan worden toegevoegd dat de arbeidsdeskundige de werkzaamheden van [verzoekster] per 19 juni 2023 op één lijn heeft gesteld met de werkzaamheden die zijn beoordeeld in het eerdere deskundigenoordeel van 4 oktober 2023.
5.15.
[verzoekster] heeft in het beroepschrift met betrekking tot de zwaarte van het werk ook genoemd “aantal kamers”.
5.16.
Voor zover [verzoekster] heeft bedoeld aan te voeren dat zij elke keer dat zij kwam werken de hiervoor bedoelde werkzaamheden in 50 kamers moest uitvoeren, volgt het hof haar niet in dat verweer. Uit de door [verzoekster] zelf overgelegde formulieren leidt het hof af dat [verzoekster] als zij kwam werken in de kamers (niet noodzakelijk in alle kamers) telkens een enkele werkzaamheid hoefde uit te voeren. Op de formulieren komen omschrijvingen voor als minibar, lampen stoffen, koffie machine en deur schoonmaken. Deze uitleg vindt steun in productie 13 bij het verweerschrift in eerste aanleg. Het deskundigenoordeel van het UWV van 4 oktober 2023, hiervoor onder 5.13 geciteerd, moet kennelijk niet zo worden gelezen dat [verzoekster] in de beschikbare tijd al de door haar genoemde werkzaamheden in 50 kamers moest uitvoeren. Ook voor zover [verzoekster] heeft bedoeld aan te voeren dat de opdracht een enkele werkzaamheid te verrichten gedurende de voor haar beschikbare tijd niet als passend werk kan worden aangemerkt, acht het hof het verweer onvoldoende gemotiveerd. Het hof acht niet aannemelijk dat aan [verzoekster] de eis werd gesteld dat, als zij kwam werken, zij een bepaald aantal kamers zou afwerken. De werkzaamheden waren daarvoor te verschillend terwijl het aantal kamers dat [verzoekster] kennelijk zelf vermeldde op de formulieren nogal wisselde. Zodanige eis strookt ook niet met de schriftelijk vastgelegde mededeling (hiervóór reeds geciteerd) “Zij moet nog ervaren of ze die kan uitvoeren. Afgesproken als iets te zwaar is dat ze die niet hoeft te doen”.
5.17.
[verzoekster] heeft verder aangevoerd dat zij geen passende werkzaamheden meer heeft kunnen verrichten doordat Projectwise niet een arbeidsdeskundig onderzoek heeft laten verrichten: een afspraak daarvoor voor 9 november 2023 heeft Projectwise niet door laten gaan.
5.18.
[verzoekster] mist belang bij deze klacht omdat het hof op grond van het tweede deskundigenoordeel van het UWV (van 18 januari 2024) aannemelijk acht dat een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek niet tot een andere beoordeling zou hebben geleid. Anders dan [verzoekster] nog heeft aangevoerd, bestaat geen grond om aan te nemen dat haar medische situatie is verslechterd. Het hof verwijst naar het tweede deskundigenoordeel van het UWV en naar het rapport van de bedrijfsarts van 6 maart 2024.
5.19.
Op het voorgaande stuiten de grieven af, waaraan nog het volgende kan worden toegevoegd. Voor zover [verzoekster] als gevolg van de loonstop geen inkomen meer had om naar haar werk te komen, komt dat voor haar eigen rekening. Projectwise heeft overigens betwist dat [verzoekster] dat ooit aan haar kenbaar heeft gemaakt. Anders dan [verzoekster] heeft betoogd, bestond voor Projectwise geen aanleiding om [verzoekster] in een andere passende functie te herplaatsen. Zodanige herplaatsing lag niet in de rede (artikel 7:669 lid 1 BW). Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat sprake is van een voldragen e-grond en dat van Projectwise in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.20.
Het hof wijst het bewijsaanbod van [verzoekster] in hoger beroep (beroepschrift onder 25) als onvoldoende concreet van de hand.
5.21.
De uitkomst van dit hoger beroep is dat de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden bekrachtigd. [verzoekster] zal bij deze stand van zaken worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het hoger beroep en begroot deze tot aan deze beschikking aan de zijde van Projectwise op € 798,- wegens verschotten en € 2.428,- wegens salaris;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.F. Thiessen, M.J. van Cleef-Metsaars en P.Th. Sick, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.