Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het hoger beroep
De positieve ontwikkelingen en de stappen die zijn gezet onder meer door hulp te zoeken bij Stichting Over Rood en de onderneming te staken, hebben zich nog maar recent voorgedaan, terwijl er ook nog veel onduidelijk is over de wijze waarop de onderneming is beëindigd en in hoeverre er nog lopende verplichtingen zijn. Een en ander betekent ook dat het risico bestaat dat er tijdens de wsnp bovenmatige nieuwe schulden ontstaan.
[appellant] had een eenmanszaak ([naam]) met drie werknemers. In 2022 werd een van de werknemers langdurig ziek en in 2024 liep het niet goed met twee projecten, waardoor [appellant] niet meer in staat was om alle kosten te betalen. Hij heeft er toen voor gekozen om zijn werknemers te betalen en materialen te blijven aanschaffen, zodat er doorgewerkt kon worden. Een en ander heeft geleid tot onder meer de ambtshalve belastingaanslagen en de achterstand in de pensioenverplichtingen. Daarbij heeft [appellant] wellicht een verkeerde afweging gemaakt, maar dat maakt niet dat hem ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden een zodanig verwijt valt te maken dat gezegd kan worden dat hij niet te goeder trouw is geweest.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [appellanten] hun financiële situatie nu onder controle hebben gekregen als bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw. Het hof zal daarom het verzoek van [appellanten] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toewijzen.
3.De beslissing
- vernietigt de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2025;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregelingen ten aanzien van [appellant] en [appellante] uit;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregelingen vast op 1 april 2025 en de einddatum op 1 oktober 2026;
- verwijst de zaken naar voornoemde rechtbank ter uitvoering van de schuldsaneringsregelingen.