Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 13 september 2023, waarmee [verweerder in het incident] in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2022 en 14 juni 2023;
- de memorie van grieven van [verweerder in het incident], met bijlagen;
- de memorie van antwoord tevens houdende
- de antwoordconclusie in het ontvankelijkheidsincident van [verweerder in het incident].
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling van de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring
rechtens noodzakelijkis dat een beslissing over die rechtsverhouding in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen. In dat geval kan alleen over die rechtsverhouding worden beslist als alle betrokkenen bij die rechtsverhouding aan de procedure deelnemen (Hoge Raad 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411). Dat het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij een rechtsverhouding betrokkenen kan slechts worden aangenomen als de aard en inhoud van de rechtsverhouding daartoe dwingen. Het enkele feit dat het met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken
wenselijkis dat alle bij de rechtsverhouding betrokkenen partij zijn in de procedure, is niet voldoende.
rechtens noodzakelijkis dat over een vordering tot ongedaanmaking van mogelijke staatssteun tegen de Gemeente wordt beslist in een procedure waaraan ook [BV A] deelneemt. Dat oordeel zal het hof hierna toelichten.
Residex, ECLI:EU:C:2011:354). Met verwijzing naar dit arrest heeft de Europese Commissie het volgende overwogen in haar Mededeling over de handhaving van de staatssteunregels door nationale rechterlijke instanties (Pb C 305/1 van 30 juli 2021, punt 73):
Het Unierecht verplicht de nationale rechter niet om een welbepaalde consequentie te verbinden aan de geldigheid van de handeling waarmee de onrechtmatige staatssteun wordt toegekend. Het verlangt alleen dat hij doeltreffende maatregelen neemt om de uitkering van de onrechtmatige steun aan de begunstigde ervan te beletten. In het nationale recht kunnen echter situaties voorkomen waarin de onrechtmatige uitvoering van de maatregel kan worden geschorst door de toekenningshandeling ervan nietig te verklaren.”
Om de situatie te herstellen zoals die bestond voordat de steun werd toegekend, moet de nationale rechter het onrechtmatig aan de begunstigde verleende voordeel volledig ongedaan maken”). Hierdoor verliest de begunstigde het marktvoordeel dat hij ten opzichte van zijn concurrenten heeft genoten en wordt de markttoestand van voor de steunverlening hersteld. Het Unierecht laat het aan de lidstaten over om naar nationaal recht te regelen hoe de staatssteun ongedaan wordt gemaakt. Het Unierecht dwingt er dus niet toe dat de begunstigde van de steun wordt betrokken in een procedure waarin van de steunverlenende entiteit ongedaanmaking van onrechtmatig verleende staatssteun wordt gevorderd.
De wet[de Wts, toevoeging hof]
voorziet in een titel voor terugvordering en ongedaanmaking, zonder aantasting van de onderliggende rechtsverhouding”. Het hof ziet dit als een bevestiging dat ook naar Nederlands recht de aard en inhoud van de rechtsverhouding tussen de steunverlenende entiteit en de begunstigde in het algemeen niet ertoe dwingen dat de begunstigde van de steun wordt betrokken in een procedure waarin van de steunverlenende entiteit ongedaanmaking van onrechtmatig verleende staatssteun wordt gevorderd.
is voor de regeling van privaatrechtelijke aspecten van de doorwerking niet nodig omdat
,ook al niet omdat artikel 6:258 BW een toepassing is van artikel 6:248 BW
.Als het hof in deze procedure tot het oordeel zou komen dat sprake is van onrechtmatige staatssteun, en het hof de Gemeente zou bevelen deze staatssteun ongedaan te maken, dan beschikt de Gemeente dus over mogelijkheden om de staatssteun terug te vorderen zonder de koopovereenkomst aan te tasten. Daarmee staat vast dat ook in de concrete omstandigheden van dit geval de aard en inhoud van de rechtsverhouding tussen de Gemeente en [BV A] niet ertoe dwingen dat [BV A] in de procedure wordt betrokken.
7.Beslissing
- wijst de vordering van de Gemeente tot niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder in het incident] in zijn vordering tot ongedaanmaking van de staatssteun zolang zij [BV A] niet in het geding heeft opgeroepen, af;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
- verwijst de zaak naar de rol van 8 april 2025 zodat partijen zich kunnen uitlaten over de vraag of zij een mondelinge behandeling in de hoofdzaak, dan wel arrest wensen.