Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank (voor zover in hoger beroep van belang)
5.Verzoek in hoger beroep en verweer
(i) [verzoekster] heeft in eerste aanleg nooit om een vervangende machtiging gevraagd. Dit doet zij nu voor het eerst. Dit verzoek is prematuur, want ze heeft nooit een verzoek ingediend bij de VvE.
(ii) De beslissing tot grootonderhoud is al in 2019 genomen in de vergadering van 14 mei 2019.
(iii) De werkzaamheden zijn door [schildersbedrijf] naar volle tevredenheid uitgevoerd. Alleen [verzoekster] heeft onenigheid gekregen met de schilders en wel zodanig dat zij door de schilders als agressief werd ervaren. De schilders hebben toen geweigerd om verder werkzaamheden uit te voeren aan het appartement van [verzoekster] .
(iv) Pogingen om tot een compromis te komen zijn op niets uitgelopen. [verzoekster] heeft geweigerd om hierover met het bestuur in gesprek te gaan.
(v) Dit punt heeft hierna nooit meer op de agenda gestaan. [verzoekster] heeft evenmin op een voor het bestuur begrijpelijke manier geprobeerd om op een andere manier het schilderen en herstellen van haar kozijnen op te lossen.
(vi) De VvE heeft nooit toestemming geweigerd voor het schilderen/herstellen van de kozijnen van [verzoekster] , laat staan zonder redelijke grond.
(vii) Het is niet onredelijk dat de VvE nu weigert om de kosten daarvan te dragen.
De VvE vindt daarom dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep, althans dat dit nieuwe verzoek moet worden afgewezen.
6.Beoordeling in hoger beroep
7.Beslissing
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2023;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de VvE begroot op € 3.404,-.
F. van der Hoek en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.