ECLI:NL:GHDHA:2025:1886

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
200.339.538/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak over vervangende machtiging voor herstel kozijnen

In deze zaak heeft [verzoekster] geschillen met de Vereniging van Eigenaren (VvE) over het herstel van de kozijnen van haar appartement. Na een eerdere afwijzing door de kantonrechter, heeft [verzoekster] in hoger beroep een vervangende machtiging gevraagd op basis van artikel 5:121 BW. Het hof heeft op 23 september 2025 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. Het hof oordeelde dat de VvE geen onredelijke gronden had om medewerking te weigeren, aangezien [verzoekster] zelf had bijgedragen aan de problemen door niet in te gaan op eerdere voorstellen van de VvE om tot een oplossing te komen. De VvE had eerder schilderwerkzaamheden laten uitvoeren, maar [verzoekster] had onenigheid met de schilders, wat leidde tot hun weigering om verder te werken aan haar appartement. Het hof concludeerde dat de VvE op goede gronden de kosten voor het herstel niet wilde dragen, en bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter. [verzoekster] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die op € 3.404,- werden begroot.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.339.538/01
Zaak-rekestnummer rechtbank : 9505277 VERZ 21-50682 (zaak 2)
Beschikking van 23 september 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. N.P.O. Ruysch, kantoorhoudend in Delft,
tegen
[VvE] , [woonplaats],
gevestigd in [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.P. van Dijk, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna [verzoekster] en de VvE noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
[verzoekster] heeft geschillen met de VvE, die ze aan de kantonrechter heeft voorgelegd. De kantonrechter heeft haar ongelijk gegeven. In hoger beroep vraagt [verzoekster] een vervangende machtiging (ex artikel 5:121 BW) voor het doen uitvoeren, voor rekening van de VvE, van die werkzaamheden die redelijkerwijs noodzakelijk zijn tot het herstel van de kozijnen in de buitengevel van haar appartement.
1.2
Het hof wijst dit verzoek af.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 2 januari 2024, is [verzoekster] in hoger beroep gekomen van de afwijzende beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2023, voor zover betrekking hebbend op zaak 2 (de gevorderde vernietiging van de besluiten, genomen in de VvE-vergadering van 21 september 2021).
2.2
De VvE heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.
2.3
Als belanghebbenden heeft het hof de leden van de VvE aangemerkt, die voor na te noemen mondelinge behandeling zijn opgeroepen.
2.4
Op 21 februari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is [verzoekster] met haar moeder verschenen, bijgestaan door mr. Ruysch voormeld. Namens de VvE is verschenen de heer [belanghebbende 1] (directeur-eigenaar van de bestuurder/beheerder), bijgestaan door mr. Van Dijk voormeld. Als belanghebbende is verschenen de heer [belanghebbende 2] (appartementseigenaar). Betrokkenen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling. Hierna is de zaak aangehouden voor overleg.
2.5
Aangezien het overleg uiteindelijk niet succesvol is geweest, heeft het hof uitspraak bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De VvE voert het beheer over zes flatgebouwen (blokken) met in totaal 107 appartementsrechten (hierna: het complex). Beheerder en bestuurder van de VvE is VAST Beheer B.V. te Naaldwijk.
3.2
De moeder van [verzoekster] is eigenaresse van een appartementsrecht in het complex aan [adres] in [woonplaats] (hierna ook: de woning). De moeder van [verzoekster] is van rechtswege lid van de VvE. [verzoekster] woont samen met haar moeder in de woning en vertegenwoordigt haar in deze procedure.
3.3
[schildersbedrijf] heeft, na besluit daartoe in de VvE-vergadering van 14 mei 2019, in opdracht van de VvE schilder- en reparatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke kozijnen in de gevels van het complex (grootonderhoud). [verzoekster] heeft toen onenigheid gehad met de schilders die de kozijnen in de buitengevel van haar woning kwamen schilderen. De schilders hebben daarna geweigerd verder nog werkzaamheden uit te voeren aan het appartement van [verzoekster] . [verzoekster] is niet ingegaan op het aanbod van het bestuur van de VvE om hierover in een gesprek tot een oplossing te komen.
3.4
Op 21 september 2021 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden. Daar zijn blijkens de notulen (productie 4 bij verweerschrift in eerste aanleg) met ruime meerderheid besluiten genomen.

4.Procedure bij de rechtbank (voor zover in hoger beroep van belang)

4.1
Bij verzoekschrift, ter griffie van de rechtbank ingekomen op 21 oktober 2021, heeft [verzoekster] in zaak 2 nietigverklaring dan wel vernietiging verzocht van de besluiten genomen op de vergadering van de VvE van 21 september 2021. Volgens [verzoekster] waren de besluiten nietig of vernietigbaar wegens de wijze van totstandkoming.
4.2
De kantonrechter heeft in dit onderdeel van de beschikking geoordeeld dat geen sprake is geweest van nietigheid of vernietigbaarheid. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] afgewezen en [verzoekster] in de proceskosten veroordeeld.

5.Verzoek in hoger beroep en verweer

5.1
[verzoekster] is op 2 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter van 2 oktober 2023 (in zaak 2).
5.2
[verzoekster] vordert in haar beroepschrift vernietiging van deze beschikking, voor zover betrekking hebbende op zaak 2 en voor zover mede betrekking hebbende op haar verzoek om een vervangende machtiging ex artikel 5:121 BW tot het doen uitvoeren van die werkzaamheden die redelijkerwijs noodzakelijk zijn tot het herstel van kozijnen in de buitengevel van haar appartement voor rekening van de VvE (hierna ook: de vervangende machtiging). Zij vordert, voor zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan haar een vervangende machtiging te verlenen, met veroordeling van de VvE in de kosten van beide instanties.
5.3
De VvE heeft, met verwijzing naar hetgeen in overweging 3.3 is weergegeven, verweer gevoerd, en wel samengevat als volgt:
(i) [verzoekster] heeft in eerste aanleg nooit om een vervangende machtiging gevraagd. Dit doet zij nu voor het eerst. Dit verzoek is prematuur, want ze heeft nooit een verzoek ingediend bij de VvE.
(ii) De beslissing tot grootonderhoud is al in 2019 genomen in de vergadering van 14 mei 2019.
(iii) De werkzaamheden zijn door [schildersbedrijf] naar volle tevredenheid uitgevoerd. Alleen [verzoekster] heeft onenigheid gekregen met de schilders en wel zodanig dat zij door de schilders als agressief werd ervaren. De schilders hebben toen geweigerd om verder werkzaamheden uit te voeren aan het appartement van [verzoekster] .
(iv) Pogingen om tot een compromis te komen zijn op niets uitgelopen. [verzoekster] heeft geweigerd om hierover met het bestuur in gesprek te gaan.
(v) Dit punt heeft hierna nooit meer op de agenda gestaan. [verzoekster] heeft evenmin op een voor het bestuur begrijpelijke manier geprobeerd om op een andere manier het schilderen en herstellen van haar kozijnen op te lossen.
(vi) De VvE heeft nooit toestemming geweigerd voor het schilderen/herstellen van de kozijnen van [verzoekster] , laat staan zonder redelijke grond.
(vii) Het is niet onredelijk dat de VvE nu weigert om de kosten daarvan te dragen.
De VvE vindt daarom dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep, althans dat dit nieuwe verzoek moet worden afgewezen.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
[verzoekster] vordert bij beroepschrift vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en opnieuw rechtdoende aan [verzoekster] een vervangende machtiging te verlenen.
6.2
[verzoekster] heeft geen enkel argument genoemd waarom de beschikking van de kantonrechter niet juist zou zijn. [verzoekster] heeft evenmin toegelicht waarom de kantonrechter het (volgens haar ingediende) verzoek om een vervangende machtiging niet had mogen weigeren. Sterker nog, anders dan [verzoekster] stelt, heeft het hof in eerste aanleg helemaal geen verzoek om een vervangende machtiging aangetroffen, laat staan een afwijzende beslissing terzake.
6.3
[verzoekster] verzoekt thans in hoger beroep dus voor het eerst om een vervangende machtiging. Het hof wijst dit verzoek af.
6.4
[verzoekster] heeft dit verzoek niet deugdelijk onderbouwd. Het hof vindt de weigering van de VvE ook niet onredelijk, nu de VvE op goede gronden (zie 6.5) de daarmee verband houdende kosten niet wil betalen. De VvE heeft overigens geen bezwaar tegen het laten schilderen/ herstellen van de kozijnen in de buitengevel van de woning van [verzoekster] .
6.5
De oorzaak van de geweigerde schilderwerkzaamheden ligt bij [verzoekster] . [verzoekster] heeft niet betwist dat de schilders naar aanleiding van de manier waarop ze door [verzoekster] waren bejegend hebben geweigerd nog langer werkzaamheden aan haar woning uit te voeren. Het hof wil wel aannemen dat de kozijnen inmiddels na zoveel jaren in slechte staat verkeren, maar daar kan de VvE geen verwijt van worden gemaakt. Het inschakelen van een schilder buiten de reguliere, geplande, werkzaamheden om (buiten het meerjarig onderhoudsplan - MJOP) brengt extra kosten mee. De VvE heeft dit gesteld en dit ligt ook voor de hand. [verzoekster] heeft dit niet weersproken. De weigering van de VvE om deze kosten te dragen is daarom niet onredelijk, zeker niet nu [verzoekster] indertijd niet is ingegaan op het aanbod van de VvE om hierover te praten (zie 3.3). De VvE heeft aldus haar medewerking niet op onredelijke gronden geweigerd (de maatstaf van artikel 5:121 BW).
6.6
Het hof komt niet toe aan bespreking van de overige verweren en evenmin aan bespreking van voorvragen.
Conclusie en proceskosten
6.7
De conclusie is dat het hoger beroep van [verzoekster] niet slaagt. Daarom zal het hof de beschikking bekrachtigen. Het hof zal het in hoger beroep meer of anders gevorderde afwijzen. Het hof zal [verzoekster] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.8
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-
Totaal € 3.404,-

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2023;
  • wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
  • veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de VvE begroot op € 3.404,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A.M. Voorwinden en
F. van der Hoek en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.