In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2023. De zaak betreft de nalatenschap van [erflater] en de rol van de vereffenaar, [vereffenaar], in het beheer van deze nalatenschap. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [echtgenote erflater] toerekenbaar tekort was geschoten in haar taak als executeur van de nalatenschap, wat leidde tot aansprakelijkheid voor de schade die de nalatenschap had geleden. De vereffenaar had in hoger beroep gesteld dat hij bevoegd was om te procederen en dat de ruimschoots toereikend verklaring die door [echtgenote erflater] was afgelegd, onterecht was. Het hof oordeelde dat de vereffenaar inderdaad bevoegd was om te procederen en dat de ruimschoots toereikend verklaring niet met terugwerkende kracht ongeldig was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat [vereffenaar] binnen twee weken een afschrift van het arrest aan het kadaster moest aanbieden, zodat de eigendom van het registergoed weer op naam van [koper 1] kon worden gesteld en het hypotheekrecht van [hypotheeknemer] opnieuw kon worden ingeschreven. Tevens werd [vereffenaar] veroordeeld in de proceskosten van [hypotheeknemer].