ECLI:NL:GHDHA:2025:1535
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van proceskostenveroordeling in hoger beroep met betrekking tot nalatenschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, aangeduid als [appellant/koper 2], heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 november 2023, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de vereffenaar van de nalatenschap van [erflater]. De rechtbank had de appellant en andere betrokkenen veroordeeld tot vergoeding van schade aan de vereffenaar en had proceskosten aan de zijde van de vereffenaar begroot op € 17.203,47.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2025 heeft de appellant zijn grieven gepresenteerd, waarbij hij betoogde dat de proceskostenveroordeling onterecht was. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in een samenhangende zaak, met nummer 200.330.657, in het gelijk is gesteld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen grondslag meer is voor de proceskostenveroordeling van de appellant in de onderhavige zaak.
Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover het de proceskostenveroordeling betreft en heeft de vereffenaar veroordeeld in de kosten van de appellant in het hoger beroep, vastgesteld op € 2.065,-. Dit bedrag is gespecificeerd in griffierecht en salaris advocaat. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.