ECLI:NL:GHDHA:2025:147

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
200.328.510/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van openstaande facturen voor elektrawerkzaamheden in een woning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] c.s. en VMO Techniek B.V. over de betaling van openstaande facturen voor elektrawerkzaamheden die door VMO Techniek zijn uitgevoerd in de woning van [appellant] c.s. VMO Techniek vordert betaling van de facturen, terwijl [appellant] c.s. in hoger beroep is gekomen tegen een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin zij hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.487,16 aan openstaande facturen en buitengerechtelijke kosten. De procedure in hoger beroep is gestart na een eerdere dagvaarding en een mondelinge behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten tussen VMO Techniek en [appellant] c.s. en dat de overeengekomen prijs € 20.225,42 inclusief btw bedroeg. Het hof oordeelt dat VMO Techniek de werkzaamheden heeft uitgevoerd zoals overeengekomen en dat de openstaande facturen opeisbaar zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.328.510/01
Zaaknummer rechtbank : 10197960 CV EXPL 22-3502
Arrest van 11 februari 2025
in de zaak van

1.[appellant],2. [appellante],beiden wonende te [woonplaats],appellanten,bij de kantonrechter: gedaagde partij,advocaat: mr. J. van Boekel, kantoorhoudend in Tilburg,

tegen
VMO Techniek B.V.,
gevestigd in Barendrecht,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: eisende partij,
advocaat: mr. B.J. de Deugd, kantoorhoudend in Nieuwerkerk aan den IJssel.
Het hof zal appellanten gezamenlijk [appellant] c.s. noemen (in mannelijk enkelvoud) en ieder afzonderlijk [appellant] en [appellante]. Geïntimeerde zal worden aangeduid als VMO Techniek.

1.De zaak in het kort

Tussen partijen is een geschil ontstaan over de betaling van facturen die VMO Techniek aan [appellant] c.s. heeft verzonden. VMO Techniek vordert betaling van de facturen voor de installatiewerkzaamheden aan het elektra die zij in de woning (een woonwagen met 2 verdiepingen) van [appellant] c.s. heeft verricht.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 20 mei 2023, waarmee [appellant] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 23 februari 2023;
- het arrest van dit hof van 4 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 september 2023;
- de memorie van grieven van [appellant] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord van VMO Techniek, met bijlagen.
2.2
Op 20 november 2024 heeft een meervoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. De advocaten hebben de zaak toegelicht. Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
VMO Techniek heeft elektrawerkzaamheden verricht in de woning van [appellant] c.s. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door de eigenaar van VMO Techniek, de heer [eigenaar VMO] (hierna: [eigenaar VMO]) en een medewerker van VMO Techniek.
3.2
In een offerte van 29 mei 2022 van VMO Techniek staat een bedrag van € 5.929,40 (inclusief btw) voor het uitvoeren van elektrawerkzaamheden op de bovenverdieping van de woning.
3.3
Op 27 juni 2022 heeft VMO Techniek een offerte opgesteld met betrekking tot het uitvoeren van de elektrawerkzaamheden in gehele de woning voor een bedrag van
€ 20.225,42 (inclusief btw). In de offerte staat dat van dit bedrag 60% vooruitbetaald wordt, 30% betaald wordt na het afronden van leidingwerk en 10% betaald wordt na het afronden van de afmontage. Nadien heeft VMO Techniek een nacalculatie gemaakt van de uit te voeren werkzaamheden.
3.4
VMO Techniek heeft een drietal facturen en een creditnota aan [appellant] c.s. verzonden, met onderstaande bedragen inclusief btw.
Factuurnummer Datum Bedrag Openstaand bedrag- 2022-0046 30-5-2022 € 5.929,40 -
- 2022-0054 20-6-2022 - € 3.000,00 -
- 2022-0059 27-6-2022 € 9.641,45 € 4.927,73
- 2022-0066 20-7-2022 € 8.380,57 € 8.380,57
3.5
[appellant] c.s. heeft een viertal betalingen van in totaal € 7.643,12 aan VMO Techniek verricht. Van de factuur met factuurnummer 2022-0046 heeft [appellante] op 7 juni 2022 € 2.929,40 betaald. Van de factuur met factuurnummer 2022-0059 heeft [appellante] op 30 juni 2022 € 2.713,72 betaald en daarna nog twee betalingen van € 1.000,-.
3.6
In juli 2022 heeft VMO Techniek de laatste werkzaamheden in de woning uitgevoerd.
3.7
Bij brief van 24 oktober 2022 heeft VMO Techniek [appellant] c.s. gesommeerd over te gaan tot betaling van € 11.213,16 (inclusief btw), te weten het openstaande gefactureerde bedrag van € 13.308,30 (inclusief btw) minus het door VMO Techniek daarop in mindering gebrachte bedrag van € 2.095,14 (inclusief btw) voor niet verrichtte afmontagewerkzaamheden.
3.8
In een e-mailbericht van 25 oktober 2022 heeft [appellante] op de sommatie gereageerd en aangegeven dat zij geen akkoord heeft gegeven voor de genoemde bedragen en dat het werk niet af is. [appellant] c.s. heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
VMO Techniek is een procedure bij de kantonrechter gestart. VMO Techniek heeft gevorderd [appellant] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 11.213,16 aan openstaande facturen, € 887,13 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente. [appellant] c.s. heeft verweer gevoerd.
4.2
In het vonnis van 23 februari 2023 heeft de kantonrechter [appellant] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 9.487,16 aan openstaande facturen en € 849,26 (exclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is [appellant] c.s. hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld.

5.Procedure in hoger beroep

5.1
[appellant] c.s. is in hoger beroep gekomen, omdat hij het niet eens is met het vonnis. [appellant] c.s. heeft verschillende bezwaren tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] c.s. wil dat het hof de vorderingen van VMO Techniek alsnog afwijst en dat VMO Techniek in de proceskosten van zowel de procedure bij de kantonrechter als bij het hof wordt veroordeeld.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van [appellant] c.s. op het volgende. [appellant] c.s. heeft aangevoerd dat [appellante] geen partij bij de overeenkomst is en dat geen sprake is van hoofdelijkheid. Daarnaast heeft [appellant] c.s. aangevoerd dat VMO Techniek de werkzaamheden voor € 14.000,- zou verrichten. Verder heeft [appellant] c.s. betoogd dat VMO Techniek de overeengekomen werkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd. Ook is [appellant] c.s. het er niet mee eens dat hij buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan VMO Techniek moet betalen.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Voordat het hof overgaat tot de beantwoording van de kernvraag die partijen verdeeld houdt, namelijk of [appellant] c.s. de openstaande facturen aan VMO Techniek moet betalen, merkt het hof het volgende op. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat VMO Techniek 27 juli 2023 is uitgeschreven in het handelsregister. Tussen partijen is niet in geschil dat VMO Techniek is blijven voortbestaan. VMO Techniek heeft erop gewezen dat zij de vordering op [appellant] c.s. heeft gecedeerd. VMO Techniek heeft een akte van cessie en een mededeling hiervan aan [appellant] c.s. overgelegd. Op grond van haar hoedanigheid als cedent, die incasseert voor de nieuwe gerechtigde, kan VMO Techniek de procedure op haar naam voortzetten.
Contractspartij VMO Techniek: [appellant] en [appellante]
6.2
In hoger beroep is niet in geschil dat VMO Techniek met [appellant] een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten met betrekking het uitvoeren van elektrawerkzaamheden in de gehele woning. VMO Techniek heeft gesteld dat zij, naast met [appellant], ook met [appellante] de overeenkomst heeft gesloten. [appellant] c.s. heeft weersproken dat ook [appellante] contractspartij was.
6.3
Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort ook de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (zie o.m. Hoge Raad 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615).
6.4
Het hof oordeelt dat [appellant] en [appellante] allebei als contractspartij van VMO Techniek hebben te gelden. Het hof zal uitleggen waarom. Tussen partijen staat vast dat de gesprekken voorafgaand aan de werkzaamheden tussen [eigenaar VMO] en [appellant] hebben plaatsgevonden en dat [appellante] hierbij niet aanwezig was. Ook over de voortgang van de werkzaamheden had VMO Techniek met [appellant], onder meer via whatsapp, contact. De verstrekte offertes zijn ook aan [appellant] gericht.
Daarentegen zijn op uitdrukkelijk verzoek van [appellant] c.s. de facturen op naam gesteld van [appellante]. De eerste factuur met factuurnummer 2022-0046 van 30 mei 2022, een dag na de offerte van 29 mei 2022, is gericht aan [appellante], zoals volgt uit de aanhef, waarin staat: ‘[appellante]’. De creditfactuur en de factuur met factuurnummer 2022-0066 zijn vervolgens ook op naam van [appellante] gesteld. De factuur met factuurnummer 2022-0059 is op verzoek van [appellante] gericht aan haar bedrijf. Verder heeft [appellante] een aantal betalingen aan VMO Techniek gedaan. Ook behoorde de woning waarin de werkzaamheden werden verricht, naar bij VMO Techniek bekend was, in eigendom toe aan [appellante]. Daarnaast heeft VMO Techniek gesteld, wat door [appellant] c.s. onvoldoende gemotiveerd is weersproken, dat [appellante] VMO Techniek heeft toegelaten tot de woning en ook haar wensen aan VMO Techniek heeft doorgegeven. Gelet op deze omstandigheden heeft VMO Techniek erop mogen vertrouwen dat zij niet alleen met [appellant] maar ook met [appellante] een overeenkomst heeft gesloten. [appellante] is om die reden contractspartij.
Overeengekomen prijs: € 20.225,42 (inclusief btw)
6.5
De volgende vraag die partijen verdeeld houdt is welke prijs tussen hen is overeengekomen. Ook dat is een kwestie van uitleg. Het hof neemt daarbij de Haviltex-maatstaf in acht. Het komt daarbij aan op hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn.
6.6
VMO Techniek heeft gesteld dat zij met [appellant] c.s. is overeengekomen dat zij de werkzaamheden zou verrichten conform de offerte van 27 juni 2022 voor een bedrag van € 20.225,42 (inclusief btw). VMO Techniek heeft betoogd dat zij deze offerte aan [appellant] heeft verstrekt en dat [appellant] mondeling met de offerte heeft ingestemd. Nadien heeft VMO Techniek een drietal facturen verzonden. Die facturen corresponderen met de verstrekte offerte en de daarin genoemde percentages, aldus VMO Techniek. [appellant] c.s. heeft weersproken dat hij met de offerte heeft ingestemd en heeft op zijn beurt aangevoerd dat een prijs van € 14.000,- is overeengekomen.
6.7
Het hof volgt VMO Techniek in haar stelling dat zij met [appellant] c.s. is overeengekomen om de werkzaamheden uit te voeren voor het bedrag van € 20.225,42 (inclusief btw) conform de door haar uitgebrachte offerte van 27 juni 2022. Daartoe overweegt het hof als volgt.
6.8
VMO Techniek heeft gemotiveerd toegelicht hoe zij bij het aannemen van de klus te werk is gegaan. Aanvankelijk had [appellant] c.s. VMO Techniek verzocht om alleen elektrawerkzaamheden op de bovenverdieping uit te voeren. Daarvoor is de offerte van 29 mei 2022 verstrekt. [appellant] c.s. had haast bij de uitvoering van de werkzaamheden en koos er daarom voor om VMO Techniek de werkzaamheden te laten uitvoeren. Op verzoek van [appellant] c.s. heeft VMO Techniek ook de elektra in de benedenverdieping van de woning aangepakt. [appellant] c.s. heeft aan VMO Techniek tekeningen van de woning verstrekt. VMO Techniek heeft naar aanleiding van deze tekeningen een offerte van 27 juni 2022 en een nacalculatie opgesteld.
6.9
Vervolgens heeft VMO Techniek in overeenstemming met de offerte van 27 juni 2022 drie facturen verstuurd. Tussen VMO Techniek en [appellant] is via whatsapp uitgebreid geappt over de betaling van die facturen. Op 14 juli 2022 om 18.50 uur heeft [appellant] aan [eigenaar VMO] geappt:
‘(…) wat betekend dit dat we echt even moeten wachten met de factuur uiterlijk een paar dagen is heel vervelend dat weet ik maar is echt even onmacht maar 100duizend procent wordt t nieuwe week betaald en 100 duizend maal m’n excuses maar wordt dan echt geregeld (…)’. Op 20 juli 2022 heeft [eigenaar VMO] aan [appellant] de factuur met factuurnummer 2022-0066 gestuurd. Op diezelfde dag bericht [eigenaar VMO] aan [appellant] om 16:28 uur:
‘Dan voor vrijdag voor je de 6927,73 Plus de 30% 6285,43. (…) Graag echt vrijdag anders ken ik ni op vakantie’. Daarop reageert [appellant] diezelfde avond:
‘Top yes’. Deze door [eigenaar VMO] genoemde bedragen komen overeen met het openstaande bedrag op de factuur met factuurnummer 2022-0059 (na de betaling van
€ 2.713,72 op 30 juni 2022) onderscheidenlijk de post ‘afronding leidingwerk 30%’) op de factuur met nummer 2022-0066. Op 22 juli 2022 vraagt [eigenaar VMO] wederom aan [appellant] hoe het met de betaling van de facturen staat. [appellant] appt dan onder meer aan [eigenaar VMO] dat hij niets kan betalen op dat moment en stuurt ook (20.26 uur):
‘(…) maat is jouw probleem niet ik weet ik ben je echt een hoop verschuldig maar ik zit met m’n handen in m’n haar geloof me en ben echt m’n best aan het doen (…)(20.28 uur)
En ik alles aan alles ben aan t doen om zsm het te regelen’. [appellant] stuurt ook nog (20.37 uur):
‘[eigenaar VMO] je krijgt echt je geld sorry man het spijt me echt’,waarop [eigenaar VMO] reageert met: ‘
Als je van de 13 wel 4 ken regelen ken ik op vakantie’. Daarop reageert [appellant]:
‘Ja dat moet lukken (…) Dat lukt’.Vervolgens blijkt dat [appellant] geld kan lenen bij familie, waarna hij om gegevens van VMO Techniek vraagt. [eigenaar VMO] appt hem dan onder meer het factuurnummer 2022-0059. In de periode van 25 juli 2022 tot en met 29 augustus wordt onder meer geappt over het betalen van een aantal keer € 1.000,-.
6.1
Uit de whatsappcorrespondentie blijkt dat het tussen [appellant] en VMO Techniek uitgebreid is gegaan over de betaling van de openstaande facturen. VMO Techniek noemt specifieke bedragen die aansluiten bij de openstaande facturen, haalt een factuurnummer aan en noemt meer dan eens het nog openstaande bedrag van € 13.000,-. Daartegenover blijft [appellant] reageren dat hij VMO Techniek gaat betalen en dat hij het geld aan VMO Techniek verschuldigd is. Op geen enkele wijze wordt door [appellant] in die correspondentie gerefereerd aan de gestelde afspraak dat VMO Techniek voor
€ 14.000,- de werkzaamheden zou uitvoeren en [appellant] merkt ook niet op dat de gefactureerde bedragen te hoog zouden zijn of dat de kwaliteit van het werk niet goed zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door het hof meermaals aan [appellant] c.s. gevraagd waarom [appellant] c.s. na het ontvangen van de facturen niet aan VMO Techniek heeft aangegeven dat de openstaande facturen te hoog waren gelet op de gemaakte afspraak van € 14.000,- en het bedrag dat [appellant] c.s. op dat moment al betaald had. Dit heeft [appellant] c.s. niet kunnen uitleggen. Ook na de ontvangst van de sommatiebrief van 24 oktober 2022 wordt dit bedrag in de reactie van [appellant] c.s. niet genoemd. Pas tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter komt het betoog van [appellant] c.s. dat een prijs van € 14.000,- is afgesproken. [appellant] c.s. heeft onvoldoende uitgelegd hoe die afspraak zich verhoudt tot de ontvangen (en deels betaalde) facturen en de whatsappcorrespondentie. In het licht van het voorgaande heeft [appellant] c.s. ook onvoldoende gemotiveerd weersproken, dat hij de offerte van VMO Techniek heeft ontvangen, althans dat de inhoud daarvan hem voor het aangaan van de overeenkomst is medegedeeld. Het hof gaat gelet op dit alles uit van een mondeling gegeven akkoord op de geoffreerde prijs. Voor zover niet kan worden aangenomen dat het akkoord op de geoffreerde prijs mondeling is gegeven, omdat dit door [appellant] c.s. wordt betwist, kan het akkoord worden aangenomen doordat [appellant] c.s. niet heeft geprotesteerd na de ontvangst van de facturen. [appellant] heeft immers in de whatsappgesprekken meermaals erkend dat hij de bedragen aan VMO Techniek verschuldigd is.
6.11
[appellant] c.s. heeft nog verwezen naar een verklaring van [betrokkene], waarin staat:
‘[eigenaar VMO] en [appellant] zijn door de wagen heen gelopen zowel boven als beneden toen ze naar beneden kwamen stond ik met mijn zoon te praten en hoorde de afspraken tussen [eigenaar VMO] en [appellant] dat [eigenaar VMO] een totaal prijs voor materiaal inclusief monteren het bedrag van 14.000 euro wilde hebben en [appellant] ging hiermee akkoord.’Deze verklaring is door VMO Techniek weersproken. VMO Techniek heeft aangevoerd dat [appellant] het over
€ 14.000,- heeft gehad, maar dat VMO Techniek daarop te kennen heeft gegeven dat zij voor dat bedrag het werk niet kon uitvoeren. VMO Techniek heeft daarnaast gesteld dat Van der Linden niet aanwezig was bij de gesprekken over de prijs.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] c.s. weliswaar aangevoerd dat een bedrag van € 14.000,- is afgesproken, maar vervolgens niet toegelicht hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Hij legt niet uit in welk gesprek dat zou zijn geweest en hoe tot het bedrag van € 14.000,- werd gekomen. Dat had wel van hem verwacht mogen worden gelet op de whatsappcorrespondentie die tussen hem en [eigenaar VMO] is gevoerd. Een schriftelijk akkoord voor de offerte is, anders dan [appellant] c.s. heeft gesteld, niet vereist. [appellant] c.s. heeft daarnaast nog een offerte van ruim € 12.000,- overgelegd van een andere elektricien. [appellant] c.s. heeft niet uitgelegd of deze offerte zag op exact dezelfde werkzaamheden die VMO Techniek zou verrichten. Bovendien had die elektricien geen tijd om de werkzaamheden uit te voeren. [appellant] c.s. heeft bewust voor VMO Techniek gekozen, omdat bij de uitvoering van de werkzaamheden haast was geboden en VMO Techniek wel in staat was om snel aan de slag te gaan.
6.12
Het voorgaande betekent dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan VMO Techniek in de gehele woning elektrawerkzaamheden zou verrichten voor een overeengekomen prijs van € 20.225,42 inclusief btw.
6.13
[appellant] c.s. heeft nog aangevoerd dat hij consumentenbescherming geniet en dat de rechter ambtshalve moet toetsen of daaraan is voldaan. [appellant] c.s. beroept zich daarbij expliciet op artikel 6:230m BW. Op grond van artikel 6:230m lid 1 sub e BW en artikel 6:230t BW geldt als eis dat een handelaar voordat de overeenkomst tot stand komt op papier leesbare, duidelijke en begrijpelijk informatie moet verstrekken over (onder andere) de totale prijs van het werk of – indien die prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend – de manier waarop die prijs moet worden berekend. Deze artikelen zijn ook van toepassing op overeenkomsten van aanneming van werk. Van een overeenkomst die op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten in de zin van artikel 6:230m BW is in dit geval echter geen sprake geweest, omdat, naar het hof begrijpt, de voorlichting en het akkoord niet gelijktijdig op locatie – de woning van [appellante] – hebben plaatsgevonden. Daarom geldt in dit geval (het algemene) artikel 6:230l BW. Dat brengt mee dat aan de informatieverplichting ook mondeling kon worden voldaan. Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat VMO Techniek [appellant] c.s. deugdelijk heeft geïnformeerd over de prijs voor de zowel de oorspronkelijke als de uitgebreide opdracht, waarna [appellant] c.s. akkoord is gegaan. Het hof is ambtshalve verder niet gebleken dat de overeenkomst of een bepaling daaruit vernietigd zou moeten worden.
Uitgevoerde werkzaamheden niet gebrekkig
6.14
Verder is tussen partijen in geschil of de werkzaamheden door VMO Techniek überhaupt zijn verricht en of deze werkzaamheden gebrekkig zijn. [appellant] c.s. heeft gesteld dat VMO Techniek enkel wat kabels heeft getrokken en het werk niet heeft afgemaakt. [appellant] c.s. heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het werk niet deugdelijk is uitgevoerd en niet af is foto’s overgelegd van de situatie toen VMO Techniek in juli 2022 de werkzaamheden had beëindigd. VMO Techniek heeft weersproken dat zij gebrekkig werk heeft geleverd.
6.15
Het hof stelt voorop dat niet in geschil is dat de elektra niet door VMO Techniek is afgemonteerd. De kosten die begroot waren voor het afmonteren van de elektra heeft VMO Techniek om die reden ook niet gevorderd. Ook is vast komen te staan dat de groepenkast niet is geleverd en geplaatst. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft VMO Techniek toegelicht dat ook de groepenkast pas geplaatst kon worden als de gipswanden geplaatst waren.
6.16
VMO Techniek heeft aangevoerd dat zij de werkzaamheden heeft verricht die zij tot het moment in juli 2022 kon verrichten. De gipswanden en het plafond zouden door een andere partij worden aangebracht. Zodra die werkzaamheden waren verricht, zou VMO Techniek met de afmontage kunnen beginnen. [appellant] c.s. heeft niet voldoende toegelicht waaruit blijkt dat het geleverde werk door VMO Techniek gebreken had. [appellant] c.s. heeft betoogd dat het geleverde werk maximaal € 2.500,- à € 3.500,- waard zou zijn geweest, maar onderbouwt dit niet (voldoende). Dat VMO Techniek slechts anderhalve dag bij [appellant] c.s. werkzaamheden zou hebben verricht, is door [appellant] c.s. ook niet toegelicht en is door VMO Techniek gemotiveerd weersproken. Verder laten de overgelegde foto’s inderdaad zien dat er nog afmontagewerkzaamheden moeten worden verricht, maar hieruit kan het hof niet afleiden dat de aangelegde elektra door VMO Techniek gebrekkig was. Inmiddels heeft een derde partij de afmontagewerkzaamheden uitgevoerd. [appellant] c.s. heeft ook niet aangevoerd dat die partij tijdens de afmontage ertegenaan liep dat het door VMO Techniek geleverde werk niet deugde. [appellant] c.s. heeft zijn stelling dat VMO Techniek gebrekkig werk heeft geleverd dan wel werkzaamheden, anders dan de afmontage, niet heeft uitgevoerd, onvoldoende toegelicht. Het hof ziet om die reden geen aanleiding een deskundige te benoemen. Aangezien geen sprake is van een gebrek, kan in het midden blijven of [appellant] c.s. tijdig heeft geklaagd over het gestelde gebrekkige werk.
6.17
Tussen partijen is verder discussie over het schakelmateriaal. [appellant] c.s. stelt dat VMO Techniek het schakelmateriaal heeft opgehaald en dat de kosten hiervoor in mindering moeten worden gebracht op de openstaande facturen. Aanvankelijk heeft [appellant] c.s. gesteld dat het schakelmateriaal een waarde vertegenwoordigde van
€ 5.000,-, maar hij heeft dit tijdens de zitting in hoger beroep bijgesteld naar € 1.500,-. Volgens VMO Techniek is het nog aanzienlijk minder: enkele honderden euro’s. VMO Techniek betwist dat zij het schakelmateriaal heeft meegenomen. Naar het hof begrijpt gaat het om materiaal dat nodig was voor het afmonteren en [eigenaar VMO] heeft ter zitting verklaard dat dit materiaal niet is gevorderd, maar deel uitmaakte van de 10% van de aanneemsom (€ 2.095,14) die niet in rekening is gebracht. Voor de groepenkast heeft de kantonrechter nog eens € 1.000,- afgetrokken, waarin VMO Techniek berust. Dat met het bewuste schakelmateriaal een beperkt bedrag is gemoeid, vindt steun in de nacalculatie waarnaar VMO Techniek verwijst. Het hof ziet reeds om die redenen geen aanleiding de openstaande facturen op dit punt (het schakelmateriaal) te verminderen. Of VMO Techniek dat materiaal heeft opgehaald kan in het midden blijven. Het door [appellant] c.s. gedane aanbod om dit te bewijzen wordt gepasseerd.
Opeisbare vordering, oplevering en opschortingsbevoegdheid
6.18
De vervolgvraag is of VMO Techniek de werkzaamheden heeft opgeschort dan wel heeft mogen opschorten. VMO Techniek heeft daartoe aangevoerd dat zij is gestopt met het uitvoeren van de werkzaamheden in juli 2022, omdat [appellant] c.s. ondanks meerdere toezeggingen niet overging tot betaling van de openstaande facturen.
6.19
Op grond van artikel 6:52 BW is een schuldenaar, die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen de vordering en de verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Voor een beroep op opschorting is een opeisbare vordering, geen verzuim, vereist. Uit artikel 6:39 BW volgt dat een schuldenaar de vordering tot betaling na afloop van de tussen partijen overeengekomen betalingstermijn kan opeisen.
6.2
Uit de offerte van 27 juni 2022 blijkt dat [appellant] c.s. 60% van de factuur voorafgaand aan het starten van de werkzaamheden verschuldigd was, 30% verschuldigd was na het afronden van het leidingwerk en 10% na het afronden van de afmontage. De stelling dat VMO Techniek het leidingwerk heeft afgemaakt, is door [appellant] c.s. onvoldoende gemotiveerd weersproken. [appellant] c.s. heeft aangevoerd dat VMO Techniek het leidingwerk met elkaar had moeten verbinden, maar VMO Techniek heeft tijdens de zitting in hoger beroep toegelicht dat dit onder de afmontage viel en pas uitgevoerd zou worden, nadat de gipsplaten geplaatst waren. Die waren, zoals uit de [appellant] c.s. overgelegde foto’s blijkt, nog niet door een derde partij geplaatst. VMO Techniek heeft erop gewezen dat uit de foto’s blijkt dat het draadwerk is aangebracht en uit de schakeldozen hangt. [appellant] c.s. heeft in de processtukken en tijdens de zittingen niet toegelicht en ook niet nader omschreven welk werk VMO Techniek totdat de gipsplaten geplaatst waren nog had moeten en kunnen verrichten. [appellant] c.s. heeft inmiddels de afmontage door een andere partij laten uitvoeren. Niet gesteld of gebleken is dat die partij bij de uitvoering van de werkzaamheden ertegenaan liep dat het leidingwerk niet of niet juist door VMO Techniek was afgerond. De factuur met factuurnummer 2022-0066 is dus opeisbaar voor zover deze zag op het leidingwerk. Oplevering van het werk, zoals bedoeld in artikel 7:758 BW, was daarvoor niet vereist. De opeisbaarheid van de factuur met 2022-0059 heeft [appellant] c.s. verder niet weersproken, zodat dat vaststaat.
6.21
Gelet op het voorgaande mocht VMO Techniek de nakoming van de verbintenis, namelijk het verrichten van de afmontagewerkzaamheden en het opleveren van die werkzaamheden opschorten, tot [appellant] c.s. de openstaande facturen had voldaan. Dat de openstaande factuur met factuurnummer 2022-0066 voor het deel van de afmontage niet opeisbaar was, is niet langer relevant. VMO Techniek vordert de betaling van dit bedrag immers niet, omdat de werkzaamheden waar dit bedrag op zag niet zijn verricht.
Hoofdelijk verschuldigde bedrag: € 9.487,12 (inclusief btw)
6.22
Het hof overweegt over het door [appellant] c.s. verschuldigde bedrag het volgende. De overeengekomen prijs voor het werk bedroeg € 20.225,42. Op dit bedrag is door VMO Techniek € 2.095,14 in mindering gebracht vanwege de niet uitgevoerde werkzaamheden, zodat een bedrag van € 18.130,28 resteert. Van dit bedrag is een bedrag van € 7.643,12 door [appellant] c.s. betaald. Het nog openstaande bedrag is dan
€ 10.487,16. Tegen het oordeel van de kantonrechter om € 1.000,- in mindering te brengen (voor de groepenkast en het plaatsen daarvan) heeft VMO Techniek geen incidentele grief gericht, zodat dit oordeel vaststaat. Het hof zal dan ook € 1.000,- in mindering op het openstaande bedrag brengen. Het voorgaande betekent dat [appellant] c.s. € 9.487,16 (inclusief btw) aan VMO Techniek verschuldigd is.
6.23
De kantonrechter heeft [appellant] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Deze hoofdelijkheid wordt door [appellant] c.s. vergeefs bestreden. Artikel 6:6 lid 1 BW bepaalt dat als een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zij dan ieder voor een gelijk deel zijn verbonden, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn. Het tweede lid van dit artikel bepaalt vervolgens dat indien uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de schuldenaren ten aanzien van eenzelfde schuld ieder voor het geheel aansprakelijk zijn, zij hoofdelijk zijn verbonden. Het enkele feit dat verschillende personen zich bij één overeenkomst hebben verbonden, brengt op zichzelf geen hoofdelijkheid mee, maar in dit geval is het hof van oordeel dat [appellant] c.s. zich hoofdelijk heeft verbonden tot betaling van de facturen. Dit valt af te leiden uit de omstandigheden zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.4 van dit arrest. [appellant] heeft aanvankelijk de gesprekken met VMO Techniek gevoerd, maar expliciet is verzocht een aantal facturen op naam van [appellante] c.q. haar bedrijf te zetten. [appellante] heeft de facturen betaald en het betrof haar woning die [appellant] c.s. gezamenlijk ging bewonen. Deze omstandigheden tezamen maken dat VMO Techniek erop heeft mogen vertrouwen dat [appellant] c.s. zich, zo niet meteen dan toch later, hoofdelijk heeft verbonden tot de verschuldigde prestatie, in dit geval de betaling van de facturen, en dat zij (VMO Techniek) [appellante] zo nodig tot het geheel zou kunnen aanspreken.
6.24
Het hof voegt hieraan nog toe dat [appellante] ook wanneer zij niet (hoofdelijk) gebonden zou zijn, toch gehouden is tot betaling aan VMO Techniek, en wel op grond van ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). [appellante] is als eigenaar van de woning immers gebaat door de (door haar gewenste) werkzaamheden die VMO Techniek heeft verricht. Die verrijking begroot het hof op het onder 6.22 bepaalde nog openstaande bedrag als (schatting van) de waarde van de verrichte prestaties op basis van de overeengekomen prijs. Voor zover [appellant] (als contractspartner) dit bedrag niet zou betalen, is VMO Techniek tot het ontbrekende bedrag verarmd. Daarbij speelt mede een rol dat tussen partijen vaststaat dat [appellant] een zeer beperkt inkomen en geen vermogen heeft, en ook dat kan worden aangenomen dat VMO Techniek de ten bate van [appellante] bestede uren elders had kunnen inzetten tegen dezelfde tarieven. De met deze verarming corresponderende verrijking wordt niet gerechtvaardigd door de overeenkomst en het is redelijk dat VMO Techniek [appellante] tot vergoeding van deze schade kan aanspreken.
6.25
Daarnaast is [appellant] c.s. ook de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 aan VMO Techniek verschuldigd. [appellant] c.s. heeft op dit punt haar grief niet onderbouwd, zodat het hof hieraan voorbij zal gaan.
Conclusie en proceskosten
6.26
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] c.s. niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. [appellant] c.s. is door de kantonrechter terecht veroordeeld tot betaling van de proceskosten, zodat de daartegen gerichte grief van [appellant] c.s. ook faalt. Het hof zal [appellant] c.s. als in de het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 23 februari 2023;
  • veroordeelt [appellant] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van VMO Techniek op € 783,- aan griffierecht en op
Dit arrest is gewezen door mrs. F.W.J. Meijer, E.I. Mentink en J.N. de Blécourt en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.