ECLI:NL:GHDHA:2025:1307

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
200.347.105/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding na niet afname van auto door koper

In deze zaak heeft Vallei Auto Groep B.V. (VAG) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter in Rotterdam, die een schadevergoeding van € 1.500,- had toegewezen aan VAG na de niet-afname van een Volkswagen Golf door de koper, [geïntimeerde]. De koper had de auto gekocht voor zijn autorijschool, maar meldde kort na de aankoop dat hij de auto niet wilde afnemen. VAG heeft de auto vervolgens aan een andere koper verkocht, maar tegen een lagere prijs dan oorspronkelijk afgesproken. In hoger beroep vorderde VAG een totaalbedrag van € 4.619,83, inclusief wettelijke rente, en voerde aan dat de kantonrechter de schadevergoeding te laag had vastgesteld. Het hof oordeelde dat de klachten van VAG grotendeels gegrond waren en wees de gewijzigde vordering vrijwel geheel toe. Het hof bevestigde dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat de koper tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De schadevergoeding werd vastgesteld op € 4.606,31, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 september 2023. Daarnaast werd de koper veroordeeld in de proceskosten van zowel de kantonrechter als het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.347.105/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10818427 / CV EXPL 23-4714
Arrest van 3 juni 2025
in de zaak van
Vallei Auto Groep B.V.,
gevestigd in Veenendaal,
appellante,
advocaat: mr. G. de Gelder, kantoorhoudend in Woudenberg,
tegen
[geïntimeerde],
handelend onder de naam [autorijschool],
wonend in [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen (verstek verleend).
Het hof noemt partijen hierna VAG en [geïntimeerde].

1.De zaak in het kort

1.1
[geïntimeerde] heeft een Volkswagen Golf van VAG gekocht. Nadat [geïntimeerde] had laten weten de auto niet te willen afnemen heeft VAG de auto aan een ander verkocht, tegen een lagere prijs dan met [geïntimeerde] was afgesproken. VAG vordert in deze procedure vergoeding van de minderopbrengst en vergoeding van een aantal andere kosten. De kantonrechter heeft de vordering deels toegewezen. VAG is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat zij recht heeft op een hoger bedrag. Zij heeft haar eis wel verminderd, maar vordert nog steeds meer dan door de kantonrechter is toegewezen. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep verstek laten gaan. Het hof wijst de gewijzigde vordering vrijwel geheel toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 10 oktober 2024 (met bijlagen), waarmee VAG in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2024; deze appeldagvaarding bevat ook de grieven (bezwaren) tegen het vonnis.
2.2.
Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Op 19 april 2023 heeft [geïntimeerde] voor € 24.900,- incl. BTW een Volkswagen Golf gekocht die hij met spoed nodig had voor zijn autorijschool.
3.2
[geïntimeerde] liet kort na 19 april 2023 telefonisch weten dat hij de auto niet wilde afnemen. In de contacten daarna is hij bij dat standpunt gebleven en heeft hij aangegeven ook niet bereid te zijn annuleringskosten te betalen.
3.3
VAG heeft de auto een paar maanden ter beschikking gehouden voor [geïntimeerde] en heeft de auto in de zomer van 2023 verkocht en geleverd aan iemand anders, tegen een lagere verkoopprijs, namelijk € 21.250, incl. BTW.
3.4
Na een sommatie van de advocaat van VAG in september 2023 tot betaling van een schadevergoeding van ruim € 4.000,- (bestaande uit de minderopbrengst van € 3.650,-, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente), hebben partijen nog met elkaar gemaild. In een e-mail van 18 oktober 2023 heeft [geïntimeerde] geschreven dat hij
“misschien een fout (heeft) gemaakt”, dat VAG daarvoor
“bepaalde kosten (heeft) moeten maken”, zoals de auto klaarmaken, en dat hij deze kosten best wil betalen, maar dat hij het niet eens is met de hoogte van het gevorderde bedrag. Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over een afkoopsom van € 1.500,-, maar omdat zij het niet eens werden over het aantal afbetalingstermijnen, is VAG toch naar de rechter gestapt.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
VAG heeft [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd, samengevat, de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 5.460,-, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente. Ook heeft zij gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, plus nakosten en rente.
4.2
Het bedrag van € 5.460,- bestaat uit de volgende onderdelen:
Minderopbrengst incl. btw € 3.650,-
kosten rijklaar maken incl. btw € 450,-
beredderingskosten incl. btw € 750,-
buitengerechtelijke kosten € 610,-
wettelijke (handels)rente pm
4.3
De kantonrechter heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 1.500,- in hoofdsom en een bedrag van € 225,- aan buitengerechtelijke kosten, totaal dus tot een bedrag van € 1.725,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2023. Zij heeft bepaald dat elke partij de eigen proceskosten moet betalen. Kort samengevat heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
  • i) Het beroep op dwaling van [geïntimeerde] gaat niet op. Niet betwist is dat VAG al bij het eerste contact tegen [geïntimeerde] heeft gezegd dat het om een lesauto ging. Bovendien hoefde het VAG niet duidelijk te zijn dat [geïntimeerde] geen lesauto wilde hebben, omdat hij nu juist een lesauto nodig had.
  • ii) [geïntimeerde] is zijn verplichting tot afname van de auto niet nagekomen en moet daarom een schadevergoeding betalen aan VAG.
  • iii) Niet de hele vordering kan worden toegewezen:
a. de minderopbrengst:
VAG heeft geen factuur overgelegd van de tweede verkoop en [geïntimeerde] betwist dat een verkoop tegen de gestelde prijs heeft plaatsgevonden. Zonder die factuur kan de kantonrechter de schade niet nauwkeurig vaststellen. Zij schat deze schade op € 1.500,-.
b. kosten rijklaar maken.
Vasstaat dat de auto op verzoek van [geïntimeerde] rijklaar is gemaakt. Het ligt echter voor de hand dat de tweede koper deze kosten heeft voldaan, zodat niet valt in te zien dat VAG in dit opzicht schade lijdt.
c. beredderingskosten
VAG stelt dat zij extra handelingen heeft moeten verrichten om de auto te verkopen aan een derde. [geïntimeerde] betwist dat hier 10 uur in is gaan zitten. VAG stelt zelf dat zij dergelijke kosten doorrekent. Daarom valt niet in te zien waarom zij schade lijdt. Dat de auto twee maanden binnen heeft gestaan, maakt dat niet anders. VAG had de auto direct weer te koop kunnen zetten nadat [geïntimeerde] had gezegd dat hij niet wilde afnemen.
d. buitengerechtelijke kosten
[geïntimeerde] betwist niet dat dergelijke kosten zijn gemaakt. Daarom wordt een bedrag gerelateerd aan de toe te wijzen hoofdsom toegewezen, namelijk € 225,-.
e. wettelijke handelsrente.
Handelsrente is niet van toepassing. VAG maakt aanspraak op rente vanaf 19 april 2023 zonder die datum toe te lichten. De wettelijke rente wordt vanaf de datum van de dagvaarding toegewezen.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
VAG is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met de hoogte van het toegewezen schadebedrag. Wel heeft zij haar eis verminderd in hoger beroep: zij vordert over de eerste drie posten van haar vordering niet langer ook de btw (ter zitting in eerste aanleg had zij desgevraagd al laten weten de btw te kunnen verrekenen). Verder heeft zij het bedrag aan buitengerechtelijke kosten aangepast aan de lagere hoofdsom. VAG vordert nu betaling van een bedrag van in totaal € 4.619,83, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023. Ook vordert zij dat [geïntimeerde] alsnog in de proceskosten van beide instanties wordt veroordeeld, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
5.2
Het bedrag van € 4.619,83 is als volgt opgebouwd:
Minderopbrengst excl. btw € 3.034,39
Kosten rijklaar maken excl. btw € 435,79
Beredderingskosten excl. btw € 616,03
Buitengerechtelijke kosten € 533,62
Wettelijke rente pm
5.3
Met grief 1 klaagt VAG dat de feitenweergave in het vonnis onjuist dan wel onvolledig is. VAG voert aan dat in het vonnis ten onrechte staat dat [geïntimeerde] kort na 19 april 2023 heeft laten weten dat hij de auto niet wilde afnemen, omdat het een lesauto was geweest. Volgens VAG was de door [geïntimeerde] opgegeven reden dat hij de auto niet meer nodig had en kwam [geïntimeerde] pas tijdens de mondelinge behandeling met de stelling dat hij de auto niet zou hebben gekocht als hij had geweten dat het een lesauto was. VAG herhaalt dat dit laatste al in het eerste contact uitdrukkelijk met hem is besproken en dat [geïntimeerde] juist had gezegd dat hij de auto nodig had voor zijn rijschool. Met grief 2 komt VAG op tegen de hoogte van de door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding. Het hof komt hierna nog terug op wat VAG in de toelichting op deze grief meer specifiek heeft aangevoerd ten aanzien van de afzonderlijke posten. Grief 3 ziet op de proceskosten.

6.Beoordeling in hoger beroep

Grondslag van de vordering; geen dwaling; VAG heeft recht op schadevergoeding

6.1
Zoals hierna zal blijken, slagen de klachten tegen de vastgestelde hoogte van de schadevergoeding vrijwel geheel. Dit betekent dat het hof ook moet ingaan op de grondslag van de vordering en de in verband daarmee in eerste aanleg gevoerde verweren (dit is de zogeheten ‘devolutieve werking van het hoger beroep’). Daaraan doet niet af dat [geïntimeerde] in hoger beroep verstek heeft laten gaan.
6.2
Vast staat dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof is het met de kantonrechter eens dat het beroep van [geïntimeerde] op dwaling niet slaagt. VAG heeft ook in hoger beroep aangevoerd dat bij het eerste contact al ter sprake is gekomen dat het een lesauto betrof en dat dit goed uitkwam omdat [geïntimeerde] de auto nodig had ten behoeve van zijn rijschool. Die stelling wordt ondersteund door het feit dat het contract op naam is gezet van de rijschool van [geïntimeerde]. Bovendien heeft [geïntimeerde] die stelling in zoverre bevestigd dat hij in zijn mondeling verweer op 7 december 2023 heeft erkend dat hij destijds heeft gezegd dat hij als rijinstructeur met spoed een andere auto nodig had. Volgens [geïntimeerde] is hem echter ten onrechte niet gemeld dat het aanbod een lesauto betrof en wilde hij ook geen lesauto met een lagere kilometerstand omdat die meer te verduren hebben ten opzichte van normale auto’s met een hogere kilometerstand. Helemaal duidelijk is het niet, maar kennelijk wilde hij daarom een gewone auto, die dan later alsnog zou worden voorzien van dubbele bediening, zo begrijpt het hof. Het hof is van oordeel dat voor zover al tijdens het eerste contact niet ter sprake is gekomen dat het om een lesauto ging, VAG niet hoefde te begrijpen dat [geïntimeerde], een rijschoolhouder die met spoed een auto nodig had, geen auto wilde die in het verleden al als lesauto was gebruikt. Voor vernietiging van de overeenkomst is dus geen plaats. Bij een verdere bespreking van grief 1 heeft VAG geen belang.
6.3
De kantonrechter heeft terecht vastgesteld dat [geïntimeerde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn contractuele verplichting door de auto niet af te nemen. Uit de stellingen van VAG (dagvaarding 12 en 17) volgt dat zij zich op het standpunt stelt dat [geïntimeerde] in verzuim is geraakt en dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. Dat heeft [geïntimeerde] ook niet betwist. VAG heeft daarom recht op een vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat de overeenkomst niet behoorlijk is nagekomen. Dat heeft [geïntimeerde] als zodanig evenmin (gemotiveerd) betwist. Wel heeft hij bezwaren geuit tegen de omvang van de gevorderde schadevergoeding. Het hof zal nu de verschillende onderdelen van de gevorderde schadevergoeding bespreken.
Omvang schadevergoeding
Minderopbrengst € 3.034,49 – geheel toewijsbaar
6.4
[geïntimeerde] heeft in zijn mondelinge verweer in eerste aanleg niets gezegd over deze post. Tijdens de zitting bij de kantonrechter heeft hij deze post wel betwist en heeft hij de prijsdaling in twijfel getrokken. Ook heeft hij opgemerkt dat hij in elk geval snel na de aankoop heeft afgezegd en dat VAG lang heeft gewacht met de auto weer op de markt te brengen.
6.5
VAG heeft in hoger beroep de factuur van de tweede verkoop alsnog in het geding gebracht. Daaruit blijkt inderdaad een minderopbrengst van € 3.034,49 excl. btw. [geïntimeerde] heeft de gelegenheid voorbij laten gaan om deze factuur (die volgens VAG overigens ná het vonnis en vóór de appeldagvaarding nog aan hem is toegestuurd) te betwisten. Het hof is van oordeel dat dit bedrag daarom toewijsbaar is. [geïntimeerde] kan VAG niet tegenwerpen dat zij de auto nog enige tijd ter beschikking heeft gehouden voor hem, voor het geval hij er toch voor zou kiezen om de auto af te nemen in plaats van de gemaakte kosten te moeten betalen. Bij een snelle verkoop had VAG juist het risico gelopen dat [geïntimeerde] alsnog levering zou eisen en dat VAG dan niet meer zou kunnen nakomen. Bovendien heeft [geïntimeerde] niet betwist dat VAG na zijn annulering meermaals telefonisch contact met hem heeft gezocht, dat hij in die periode niet reageerde op e-mailberichten en dat VAG op 14 juni 2023 nog een schikkingsvoorstel heeft gedaan waarop hij evenmin heeft gereageerd (dagvaarding 9 en 10). Daarnaast is van belang dat [geïntimeerde] niet heeft weersproken dat de markt voor gebruikte auto’s volatiel is, zodat het nog maar de vraag is of een eerdere verkoop tot een hogere prijs zou hebben geleid.
6.6
Deze post is dus toewijsbaar.
Kosten rijklaar maken € 435,79 – toewijsbaar tot een bedrag van € 423,41
6.7
VAG heeft in hoger beroep een mail van de inkoopmanager, met facturen, overgelegd. Daaruit blijkt dat het bij deze post gaat om ‘afcontrole’, ‘premium mattenset golf 8’, ‘130 punten inspectie’ – waaronder, zo begrijpt het hof, ‘steenslag aantippen & sterretjes opvullen’ en aftanken van de auto. VAG stelt dat
“onbekend”is of de auto voor de volgende eigenaar ook rijklaar is gemaakt omdat het kan zijn dat die koper dat niet wilde, en dat het ook kan zijn dat die kosten niet in rekening zijn gebracht. Volgens VAG gaat het om op zichzelf staande, per transactie geldende, kosten. Hoewel de stellingen van VAG in dit opzicht enigszins vaag zijn, is van belang (i) dat niet in geschil is dat de auto op verzoek van [geïntimeerde] voor hem rijklaar is gemaakt en (ii) dat uit de overgelegde factuur van de tweede verkoop in elk geval blijkt dat alleen voor ‘steenslag aantippen + sterretjes opvullen’ een bedrag (€ 12,38) in rekening is gebracht en dat ter zake van ‘130 punten inspectie’ niets is gefactureerd (deze deelpost staat expliciet vermeld op de factuur, en bij de prijs is ‘0,00’ vermeld). Op de factuur van de tweede verkoop staan ook geen bedragen vermeld voor ‘afcontrole’ en ‘mattenset’. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de kosten van de ten behoeve van [geïntimeerde] verrichte handelingen voor ‘rijklaar maken’ niet bij de opvolgend koper in rekening zijn gebracht, met uitzondering van het bedrag van € 12,38. Dit laatste bedrag komt vrijwel overeen met het bedrag van € 12,39 dat bij de handeling ‘steenslag aantippen + sterretjes opvullen’ staat vermeld op het overzicht van de kosten die VAG aan [geïntimeerde] in rekening wil brengen en VAG heeft niet gesteld dat deze handelingen ten behoeve van de opvolgend koper
opnieuwzijn uitgevoerd. Het hof zal daarom een bedrag van (€ 435,79 minus € 12,38 =) € 423,41 toewijzen.
Beredderingskosten € 616,03 – geheel toewijsbaar
6.8
VAG heeft uitgelegd dat het hier gaat om de kosten die gemoeid zijn met de handelingen rond het sluiten van het contract met [geïntimeerde], de annulering daarvan en het weer in de verkoop zetten van de auto (onder meer: order binnen halen, order uitwerken, alle documenten in verband met de verkoop aan [geïntimeerde] compleet maken en uploaden, factureren, annuleringsaanvraag behandelen, annuleringsaanvraag opstellen, opnieuw adverteren, verrijden van de auto van showroom naar werkplaats ten behoeve van het rijklaar maken voor [geïntimeerde] en het weer terugrijden van de auto toen deze weer in de verkoop werd gezet, enzovoorts). In totaal gaat het volgens VAG om ongeveer 10 uur extra tijd die voor vergoeding in aanmerking komt. [geïntimeerde] heeft ter zitting bij de kantonrechter volstaan met de opmerking dat hij betwist dat VAG zo veel tijd kwijt is geweest met beredderingswerkzaamheden. Volgens hem heeft hij snel na de aankoop gebeld om af te zeggen en kan VAG dus niet zoveel extra tijd met hem bezig zijn geweest.
6.9
Het hof is van oordeel dat VAG voldoende heeft onderbouwd en dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft betwist dat deze kosten
extra en achteraf bezien dus onnodigzijn gemaakt ten behoeve van hem en dat het dus niet gaat om kosten die eenmalig zijn gemaakt en door de opvolgende koper zijn vergoed. Ook het aantal uren is voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. [geïntimeerde] heeft bovendien de gelegenheid voorbij laten gaan om specifiek verweer te voeren op het door VAG overgelegde kostenoverzicht, dat sluit op € 616,03 excl. btw. Het hof zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Buitengerechtelijke kosten € 533,62 – toewijsbaar tot een bedrag van € 532,38
6.1
De in hoger beroep gevorderde hoofdsom van € 4.086,21 is dus vrijwel geheel toewijsbaar, namelijk tot een bedrag van € 4.073,83 (een verschil van € 12,38). Hierbij past een vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 532,38.
Wettelijke rente - ingangsdatum
6.11
Niet in geschil is dat wettelijke rente is verschuldigd, en dus niet wettelijke handelsrente (zoals aanvankelijk gevorderd). VAG stelt dat de rente verschuldigd is met ingang van de ‘factuurdatum’ van 19 april 2023, omdat “aanstonds” uit de houding van [geïntimeerde] bleek dat verzuim was ingetreden zonder dat een nadere ingebrekestelling nodig was (artikel 6:83 sub c BW). [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg op zich geen afzonderlijk verweer gevoerd ten aanzien van de rente en heeft in hoger beroep de gelegenheid voorbij laten gaan op de nadere uitleg van VAG te reageren. Dat neemt niet weg dat de kantonrechter de vordering tot toewijzing van de rente met ingang van 19 april 2023 ongegrond acht. Het contract is weliswaar van die datum, maar de stukken bevatten geen factuur van die datum. Voor zover het contract tevens is bedoeld als factuur, blijkt daaruit niet wat de betalingstermijn was en evenmin wat de termijn was voor afname. VAG heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, wanneer deze prestaties opeisbaar waren. Daar komt nog bij dat [geïntimeerde] de koop ook niet al op 19 april 2013 heeft geannuleerd, zodat in elk geval niet kan worden aangenomen dat op die datum al uit de houding van [geïntimeerde] bleek dat hij niet zou nakomen zoals VAG aanvoert. Het hof ziet alles afwegend aanleiding om de wettelijke rente te laten lopen vanaf 20 september 2023, de datum waarop de termijn afliep die de advocaat aan [geïntimeerde] in zijn sommatie van 5 september 2023 (productie 4 dagvaarding) had gesteld. Aangenomen mag worden dat de vorderingen van VAG in elk geval ruim daarvoor opeisbaar waren geworden en uit de stukken blijkt afdoende dat [geïntimeerde] voor die datum ook al meermalen tevergeefs was aangemaand tot nakoming.
Conclusie en proceskosten
6.12
De conclusie is dat grief 2 vrijwel geheel slaagt. VAG heeft recht op een bedrag van (€ 3.034,49 + € 423,41 + € 616,03 + € 532,38 =) € 4.606,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2023. Bij deze uitkomst past dat [geïntimeerde] in de proceskosten wordt veroordeeld, zowel in die van de kosten van de procedure bij de kantonrechter als die in hoger beroep. Ook grief 3 slaagt dus.
6.13
Het hof zal het vonnis dus vernietigen en opnieuw rechtdoen zoals hierna te vermelden. Zoals hierboven al overwogen zal hof [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
6.14
De proceskosten in eerste aanleg worden begroot op:
dagvaarding € 106,73
griffierecht € 487,-
salaris advocaat € 542-
Totaal € 1.135,73
6.15
De proceskosten in hoger beroep worden begroot op:
dagvaarding € 112,37
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 858,- (1 punt × tarief I)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.946,37
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2024;
en opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 4.606,31, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 september 2023;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure bij de kantonrechter, aan de zijde van VAG begroot op € 1.135,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als [geïntimeerde] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van VAG begroot op € 1.946,37, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [geïntimeerde] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [geïntimeerde] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [geïntimeerde] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan.
  • verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. E.M. Dousma-Valk, mr. A.M. Voorwinden en mr. L. van Bochove en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.