Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
“Huurprijs, omzetbelasting, huurprijsaanpassing, betalingsverplichting, betaalperiode
Het gehuurde wordt door verhuurder in huidige/ te moderniseren toestand geleverd aan huurder.
huurder heeft geen recht op huurprijsvermindering, geen recht op verrekening of opschorting van enige betalingsverplichting en geen recht op ontbinding van de huurovereenkomst in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van gebreken, waaronder die ten gevolge van zichtbare en onzichtbare gebreken aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt(…)
4.Procedure bij de rechtbank
- € 198.785,12 inclusief btw aan huurachterstand over de maanden mei 2014 tot en met april 2020, te vermeerderen met een boete van € 300,00 per maand vanaf 1 mei 2014, ten tijde van de dagvaarding begroot op € 21.600,00, en te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 15.710,19 inclusief btw;
- € 14.346,15 inclusief btw aan huurachterstand over de maanden december 2020 tot en met april 2021 (laatstelijk een bedrag van € 2.876,05 inclusief btw per maand), alsmede de huurprijs daarna tot de datum van de ontruiming van het gehuurde;
- de proceskosten.
5.De vordering in hoger beroep
6.Beoordeling van het hoger beroep
grief eenen heeft ten eerste betrekking op de waarborgsom. [appellant] betoogt dat hij in eerste aanleg ten onrechte geen restitutie heeft gevorderd van de waarborgsom van € 2.500,00 terwijl deze wel is meegenomen in de verrekening van wat [geïntimeerde] nog tegoed heeft van [appellant] en dat hij een viertal facturen (alle facturen zijn van 21 oktober 2020 voor een totaalbedrag van
waarborgsomvan
€ 2.500,00.[appellant] vordert wettelijke (handels)rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2022, maar miskent daarmee dat [appellant] hij het eindigen van de huurovereenkomst geen waarborgsom had betaald zodat er bij het einde van de huurovereenkomst ook geen rentedragende restitutieverplichting is ontstaan. Die rente wordt dus afgewezen.
tweede griefdat de kantonrechter in rechtsoverweging 3.2. van het vonnis van 10 november 2022 buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door zonder dat [geïntimeerde] zijn eis heeft vermeerderd op een voor [appellant] kenbare wijze, en zonder dat [geïntimeerde] een nadere specificatie in het geding heeft gebracht, er ten onrechte van uit te gaan dat de huurachterstand € 249.220,17 bedraagt. Dit terwijl in de inleidende dagvaarding voor de periode van mei 2014 tot en met april 2020 een bedrag van € 198.785,12 is gevorderd, welk bedrag bij akte houdende wijziging van eis van 8 april 2021 is vermeerderd voor de periode van december 2020 tot en met april 2021 met een bedrag van € 14.346,15, dus in totaal een huurachterstand van € 213.131,27. Ook heeft de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door [appellant] niet in de gelegenheid te stellen om op de eisvermeerdering te reageren, aldus steeds [appellant].
[geïntimeerde] wenst het petitum thans aan te vullen met betaling van de huurachterstand van december 2020 tot en met april 2021 (productie 17) en voorts met betaling van alle aankomende maanden dat gedaagde, hierna te noemen: “[appellant]”, verzuimt de maandelijkse huurprijs te voldoen.”
€ 19.893,65door [appellant] is betaald als
huurvoor de periode
mei tot en met november 2020. Het hof zal dit bedrag dan ook in mindering brengen op hetgeen [appellant] aan [geïntimeerde] verschuldigd is.
derde en vierde griefzien allebei op het verwerpen door de kantonrechter van de bezwaren van [appellant] tegen het deskundigenbericht en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Volgens [appellant] is de kantonrechter in overwegingen 3.3. tot en met 3.12 van het vonnis van 10 november 2022 ten onrechte voorbij gegaan aan zijn bezwaren tegen de wijze van totstandkoming van het deskundigenrapport, de inhoud van het rapport en met name tegen de conclusies van het deskundigenrapport.
“gesjoemel”op opzettelijk foutief handelen, ofwel fraude. De deskundige biedt wel excuses aan, maar laat de aangekondigde toelichting achterwege. De schijn van partijdigheid is hiermee gewekt, aldus [appellant].
vijfde griefzich richt tegen het eindoordeel van de kantonrechter dat [appellant] een bedrag aan [geïntimeerde] moet betalen en tegen het toegewezen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, heeft deze geen zelfstandige betekenis en deelt daarmee het lot van de voorgaande grieven.
lagere boeteverschuldigd is van (€ 36.354,58 : € 2.876,05) = 13 maanden x € 300,00 = 3.900,00)
zesde griefvan [appellant] is gericht tegen overweging 3.14 waarin de kantonrechter heeft geconstateerd dat voor zover de vorderingen van [appellant] zijn gebaseerd op technische schadeoorzaken (zoals de gestelde lekkages), niet is gebleken dat daaromtrent vragen aan de deskundige zijn gesteld, zodat, in het licht van de tussen partijen gemaakte afspraken, van dergelijke voor rekening van [geïntimeerde] komende schade onvoldoende is gebleken. [appellant] verzoekt het hof om een deskundige te benoemen ter beantwoording van een aantal vragen met betrekking tot de door [appellant] gestelde lekkages.
zevende griefvoert [appellant] aan dat sprake is geweest van verminderd huurgenot als gevolg van de lekkages en vordert hij op grond van artikel 7:207 lid 1 en lid 2 BW vermindering van de huurprijs.
7.Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen € 41.617,06, vermeerderd met de wettelijke rente over € 36.354,58 vanaf de datum van het vonnis (10 november 2022) tot aan de dag der algehele voldoening;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;