ECLI:NL:GHDHA:2025:1258

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
22-002184-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en witwassen van grote geldbedragen in de context van de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in harddrugs, met name cocaïne en heroïne. De verdachte is veroordeeld voor deelname aan deze organisatie, evenals voor het witwassen van aanzienlijke geldbedragen die voortkwamen uit criminele activiteiten. De zaak is voortgekomen uit een eerder vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2022, waarin de verdachte al was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 55 maanden. Het hof heeft de bewijsvoering van de eerdere uitspraak bevestigd, waarbij het gebruik van versleutelde communicatie via SkyECC en EncroChat een cruciale rol speelde in de bewijsvoering. De verdachte had een leidende rol binnen de organisatie en was betrokken bij de voorbereidingshandelingen voor de invoer van harddrugs vanuit Zuid-Amerika. Tijdens de doorzoekingen zijn grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen, wat de omvang en de ernst van de criminele activiteiten van de verdachte onderstreept. Het hof heeft de strafmaat aangepast en de gevangenisstraf vastgesteld op 49 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast is een geldboete van €100.000 opgelegd, bij niet voldoen te vervangen door 360 dagen hechtenis. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder grote geldbedragen en een voertuig, zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002184-22
Parketnummers: 09-767190-20 en 99/000506-25 (v.i.)
Datum uitspraak: 3 juli 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1978,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de strafzaak met parketnummer 99/000506-25.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. Criminele organisatie)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrij(f)(ven) als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of artikel 10a van de Opiumwet;
2. ( Verkoop)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(Voorbereidingshandelingen)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met gebruiker(s) van de accounts [account 1] en/of [account 2] en/of [account 3] en/of [account 4]) inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid en/of samenstelling van cocaïne en/of heroïne, en/of
- ( met gebruiker(s) van de accounts [account 5] en/of [account 6]) inlichtingen uitgewisseld over de wijze waarop cocaïne en/of heroïne vervoerd kunnen worden en/of
- ( met gebruiker(s) van account [account 1]) inlichtingen uitgewisseld over de levering van 60 blokken cocaïne,
en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten
- een of meerdere PGP telefoon(s), en/of
- een of meerdere voertuigen met verborgen ruimte(s);
3. ( Voorbereidingshandelingen smokkel)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met de gebruiker(s) van de account(s) [account 7] en/of [account 8]) inlichtingen uitgewisseld over het vervoeren van cocaïne vanuit het buitenland (te weten (een haven in) Colombia en/of Peru en/of Suriname;
4. ( Beslag uit voertuig)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 43 kilo cocaïne, en/of
- 17 kilo heroïne, en/of
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
5. ( Witwassen ivm geld in woning)
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten 18.235 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten 18.235 euro voorhanden heeft gehad onmiddellijk afkomstig uit enig eigen misdrijf;
6. ( witwassen ivm chats volgens AMB.147)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
1.215.000 euro ([account 9]) en/of 428.000 euro ([account 10]) en/of 3.050.000 euro ([account 11]), althans meerdere grote geldbedragen
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7. ( Witwassen ivm geld in voertuig)
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag, althans in Nederland, van een geldbedrag ter grootte van 3.585.235 euro, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of de vindplaats en/of de verplaatsing heeft verhuld terwijl hij wist, althans redelijkerwijs diende te vermoeden, dat dit geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig was,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van de bewezenverklaring en de beslissing omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en zal worden vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf. De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 870.000,-, bij niet voldoen te vervangen door 1 jaar hechtenis.
Voorts hebben de advocaten-generaal herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de strafzaak met parketnummer 99/000506-25 gevorderd en voorts dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven zal worden bij de einduitspraak.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Rechtmatigheid Encrochat - en SkyECC -gegevens
De verdediging heeft op grond van meerdere argumenten verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het verkrijgen en het gebruik van Encrochat - en SkyECC -gegevens, met als gevolg bewijsuitsluiting van het Encrochat - en SkyECC -bewijs. Het hof zal – voor zover hier van belang – specifieke argumenten van de verdediging hierna bij de beoordeling betrekken.
Het hof overweegt, deels in navolging van de rechtbank, als volgt.
Feitelijke gang van zaken onderzoek Encrochat
Vanaf 2017 vond er in onder meer Frankrijk en Nederland vrijwel gelijktijdig onderzoek plaats naar Encrochat . De verdenking was dat Encrochat en de daaraan gelieerde personen zich schuldig maakten aan witwassen, deelname aan een criminele organisatie en aan medeplichtigheid aan strafbare feiten die door de gebruikers van de diensten van Encrochat werden gepleegd.
In het Franse onderzoek heeft een Franse rechter op aanvraag van het Franse openbaar ministerie op 30 januari 2020 toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel vanaf een server van Encrochat in Roubaix, Frankrijk. Het interceptiemiddel is vanaf 1 april 2020 ingezet. Door de inzet ervan kon in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 juni 2020 (live) informatie van de Encrochat -telefoons worden verzameld.
Op 10 februari 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd 26Lemont gestart, een vervolg op een eerder onderzoek genaamd 26Bismarck, gericht op het bedrijf Encrochat , de daaraan gelieerde personen en de onbekende gebruikers ervan. [1] In dit onderzoek werd middels een (nog te sluiten) Joint Investigation Team (JIT) overeenkomst samengewerkt met de Franse autoriteiten. [2] Voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel op 1 april 2020 in Frankrijk heeft het Nederlandse openbaar ministerie op 13 maart 2020 bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van de artikelen 126uba en 126t van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te verkrijgen. [3] Het openbaar Ministerie heeft deze machtiging aangevraagd om een rechterlijke beslissing te verkrijgen over het gebruik van de door Frankrijk verkregen Encrochat -gegevens in Nederlandse onderzoeken.
Op 10 april 2020 is, voortbouwend op overleg tussen Frankrijk en Nederland om de gerezen verdenkingen verder gezamenlijk te onderzoeken, een JIT-overeenkomst getekend. De Franse autoriteiten hebben - zoals reeds daarvoor was aangegeven - de door hen verzamelde gegevens, op basis van Franse strafvorderlijke bepalingen, gedeeld met Nederland ten behoeve van het onderzoek 26Lemont. [4] Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten was verzameld ook met Frankrijk gedeeld.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek 26Lemont op grond van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de Encrochat -gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek Eems. [5] Feitelijke gang van zaken onderzoek SkyECC
Vanaf 2018 vond in Nederland onderzoek plaats naar SkyECC in een onderzoek onder de naam 13Yucca, dat was gericht op criminele samenwerkingsverbanden waarin gebruik zou worden gemaakt van SkyECC -toestellen. Ook in Frankrijk en België vond onderzoek plaats naar SkyECC .
Op 6 december 2018 heeft het Nederlandse openbaar ministerie een Europees onderzoeksbevel (EOB) van 3 december 2018 uitgevaardigd, waarin aan de Franse autoriteiten wordt verzocht om ‘een aantal onderzoeksmaatregelen ter voorbereiding van het uiteindelijke verzoek om de door (aanvulling hof: het bedrijf) [bedrijf 1] gehoste server van SkyECC te tappen en de data daarna te ontsleutelen’.
Op 13 februari 2019 heeft een Franse officier van justitie een opsporingsonderzoek geopend naar SkyECC .
Op 27 mei 2019 heeft een overleg plaatsgevonden tussen Franse, Belgische en Nederlandse politieambtenaren en Europol over het onderzoek naar SkyECC . Franse rechercheurs verkregen in dit werkoverleg in het kader van de uitwisseling operationele en technische gegevens over de werking van de SkyECC -servers.
Op 14 juni 2019 heeft een Franse officier van justitie een (eerste) vordering gedaan tot het tappen van de servers van SkyECC . Op dezelfde dag heeft een Franse rechtbank toestemming daartoe verleend. [6]
Op 16 juli 2019 heeft het Nederlandse openbaar ministerie een tweede EOB uitgevaardigd, waarin aan de Franse autoriteiten werd verzocht om verstrekking van de gegevens die waren verkregen door middel van het tappen van de servers van SkyECC . In het EOB is onder meer vermeld:
‘In een EOB van 3 december 2018 is verzocht om een aantal onderzoeksmaatregelen ter voorbereiding van het uiteindelijke verzoek om de door [bedrijf 1] server(s) van SkyECC te tappen en de verkregen (gesprek)data daarna te ontsleutelen. […]. Inmiddels hebben wij vernomen dat in Frankrijk een eigen strafrechtelijk onderzoek is gestart. In dit onderzoek is recent een tap aangesloten die het dataverkeer tussen de twee door SkyECC bij [bedrijf 1] gebruikte servers af tapt.’ [7]
Informatie verkregen door de Franse autoriteiten via de IP-taps is in juli 2019 op basis van het Cybercrimeverdrag met het Nederlandse openbaar ministerie gedeeld.
Na gezamenlijk overleg is door Frankrijk, België en Nederland op 13 december 2019 een JIT opgericht om de verdenkingen tegen SkyECC (de bedrijven [bedrijf 2]/[bedrijf 3]) nader te onderzoeken. [8]
Op 11 december 2020 heeft het openbaar ministerie in Nederland een onderzoek genaamd 26Argus gestart, gericht op de onbekende gebruikers van de diensten van SkyECC . Dit onderzoek was een voortzetting het eerdere onderzoek 13Yucca, aangevuld met informatie uit onderzoek Werl. [9]
Het Nederlandse openbaar ministerie heeft bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van de artikelen 126t Sv en (later) 126uba Sv te verkrijgen in verband met de mogelijke inbreuk op de privacy van gebruikers van SkyECC -toestellen in Nederland. De rechters-commissarissen hebben de gevorderde machtiging verleend op 15 december 2020. [10]
Op 5 en 11 februari 2021 heeft het openbaar ministerie een (aanvullende) vordering ingediend bij de rechters-commissarissen op grond van artikel 126uba Sv. Op 7 en 11 februari 2021 hebben de rechters-commissarissen twee machtigingen op grond van artikel 126uba Sv verleend.
In december 2020 heeft een Franse rechter in het Franse onderzoek naar SkyECC , op aanvraag van het Franse openbaar ministerie, toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van SkyECC in Frankrijk. Door de inzet van dit middel hebben de Franse autoriteiten een aantal gegevens verkregen. Die gegevens zijn gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten was verzameld ook - binnen het kader van het JIT - met Frankrijk gedeeld, zoals er ook technische kennis en expertise is gedeeld met betrekking tot de ‘Man-in-the-Middle (MitM)-techniek’ waarmee op SkyECC -toestellen opgeslagen sleutels konden worden verkregen die nodig waren om de SkyECC -berichten te kunnen ontsleutelen. [11]
Op 26 oktober 2021 heeft de officier van justitie van het onderzoek Argus op grond van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de verkregen SkyECC -gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek Eems. [12]
Ten aanzien van de door de verdediging gestelde schending van de notificatieplicht
Het hof stelt voorop dat, daar waar de interceptie van de Encrochat - en SkyECC -gegevens plaatsvond onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten, het interstatelijk vertrouwensbeginsel met zich brengt dat beslissingen van die Franse autoriteiten die aan het verrichtte onderzoek ten grondslag liggen, worden gerespecteerd en dat ervan wordt uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht (vgl. Hoge Raad 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913).
Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) van 30 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:372) heeft de verdediging bepleit dat op grond van artikel 31 van de Europees onderzoeksbevel (EOB)-richtlijn (Richtlijn 2014/41/EU) ten aanzien van Encrochat en SkyECC een kennisgeving aan andere lidstaten – in casu Nederland - had moeten worden gezonden van de interceptie die plaatsvond ten aanzien van gebruikers op hun grondgebied. Nu Frankrijk hieraan niet heeft voldaan zijn de naar nationaal recht bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de - al dan niet geïdentificeerde - gebruikers zich bevonden ten tijde van de Franse interceptie van hun telecommunicatie buiten spel gezet en gehouden, aldus de verdediging. Dit verweer slaagt niet.
Het toepassingsgebied van een EOB wordt bepaald in artikel 3 van Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het onderzoeksbevel in strafzaken, 1 mei 2014, L 130/1 (hierna: Richtlijn 2014/41). Dit artikel 3 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Het EOB omvat alle onderzoeksmaatregelen met uitzondering van het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsgaring in het kader van een dergelijk onderzoeksteam zoals voorzien in artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (“de overeenkomst”) en in Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad,(…).”
Het hof concludeert dat Richtlijn 2014/41 derhalve niet van toepassing is als het gaat om bewijsgaring en uitwisseling/overdracht van die bewijsgegevens tussen twee of meerdere lidstaten die een gemeenschappelijk onderzoeksteam (Joint Investigation Team ofwel JIT) hebben gevormd. Het hof ziet - anders dan het verzoek van de verdediging – geen reden om in dit kader ter verduidelijking prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.
In het arrest van het Hof van Justitie van 30 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:372), waarnaar de verdediging in het kader van de gestelde notificatieplicht heeft verwezen, gaat het om een zaak waar het Duitse openbaar ministerie door middel van een EOB aan de Franse autoriteiten overdracht had verzocht van de door Frankrijk middels interceptie reeds verkregen Encrochat -gegevens. Nu de Encrochat -gegevens waar het in het onderhavige onderzoek om gaat, door Nederland zijn verkregen in het kader van een JIT, zoals hiervoor al weergegeven, is het door de verdediging aangehaalde arrest van het Hof van Justitie voor het onderhavige onderzoek Eems reeds om die reden niet relevant.
Het hof passeert voorts het door de verdediging gedane beroep op de uitspraak van de rechtbank Berlijn van 19 december 2024, die naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 30 april 2024 is gedaan, omdat de Duitse situatie niet vergelijkbaar is met die in het onderzoek Eems nu Duitsland geen deel uitmaakte van het JIT met Frankrijk.
Nadere overweging met betrekking tot de Encrochat -data
Uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken in het onderzoek naar Encrochat volgt dat Frankrijk de verzamelde Encrochat -gegevens aan Nederland heeft verstrekt in het kader van een JIT-overeenkomst. Dat de JIT-overeenkomst pas op 10 april 2020 werd getekend terwijl de Franse interceptie reeds was aangevangen op 1 april 2020, zoals door de verdediging is aangevoerd, noopt niet tot een andere conclusie. Zoals hiervoor reeds is weergegeven, heeft het Nederlandse openbaar ministerie al op 13 maart 2020 bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van de artikelen 126uba en 126t Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft op 27 maart 2020 een gecombineerde ‘machtiging bevel tot binnendringen en het doen van onderzoek in een geautomatiseerd werk ex artikel 126uba Sv’ en een ‘machtiging bevel opnemen van (tel)communicatie ex artikel 126t Sv’ verleend en daarin onder meer voorwaarden gesteld aan het gebruik van de Encrochat -gegevens in Nederlandse onderzoeken. Hieruit volgt dat de Nederlandse autoriteit voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk van de voorgenomen interceptie op de hoogte was.
Nadere overweging met betrekking tot de SkyECC -gegevens
Dat Frankrijk ook de in het onderzoek Eems relevante SkyECC -gegevens aan Nederland heeft verstrekt in het kader van een JIT-overeenkomst, volgt uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken met betrekking tot het onderzoek naar SkyECC . Hieruit blijkt voorts dat door Frankrijk, Nederland en ook België zowel voorafgaand aan als tijdens het JIT is samengewerkt, onder andere middels het onderling delen van kennis en expertise. Ook blijkt dat Nederland bij het plaatsen door Frankrijk van de IP-taps in juni 2019 daarvan al op de hoogte was. In mei 2019 had in dat verband reeds een overleg plaatsgevonden waaraan Nederland en Frankrijk hebben deelgenomen. Voorts zijn de middels de IP-tap verkregen gegevens direct op vrijwillige basis met de Nederlandse politie gedeeld, hetgeen achteraf, na een Nederlands EOB aan Frankrijk gedateerd 16 juli 2019, op 2 augustus 2019 is geformaliseerd door middel van een Franse toestemming om de data te gebruiken binnen een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Aldus was Nederland voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk op de hoogte van de voorgenomen interceptie.
Nadere overweging met betrekking tot document D2
In hoger beroep heeft de verdediging een beroep gedaan op een document, te weten een brief van 19 augustus 2019, opgesteld door [brigadier], brigadier van politie te Frankrijk en gericht aan [afdelingscommissaris], afdelingscommissaris Centraal Bureau voor de bestrijding van criminaliteit op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (hierna: document D2). Blijkens de aanhef betreft de brief een in kennis stelling van de resultaten van een onderzoek dat is uitgevoerd door ambtenaren van het Centraal bureau voor de bestrijding van criminaliteit op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.
De verdediging heeft onder verwijzing naar een passage in document D2 – verkort weergegeven – betoogd dat de Nederlandse betrokkenheid bij de onderschepping van SkyECC -gegevens in Frankrijk zodanig groot was dat de gelding van het interstatelijk vertrouwensbeginsel geen gegeven meer kan zijn.
Het hof volgt dit verweer niet. In document D2 wordt een uiteenzetting gegeven van de wijze waarop de Franse autoriteiten in februari 2019 zelfstandig een onderzoek naar SkyECC zijn gestart en hebben uitgevoerd. Tevens wordt beschreven op welke wijze sprake is geweest van informatie-uitwisseling dienaangaande, onder meer met de Nederlandse autoriteiten, en welke (interstatelijke) wettelijke basis hieraan ten grondslag heeft gelegen.
In het Franse opsporingsonderzoek naar SkyECC is toestemming gevorderd en verkregen voor het tappen van de servers van SkyECC , hetgeen tot een IP-tap op de SkyECC -servers op 24 juni 2019 respectievelijk 26 juni 2019 heeft geleid. Uit de vordering van de Franse officier van justitie en uit de toestemming van de Franse rechtbank volgt niet dat die vordering is gedaan om uitvoering te geven aan een Nederlands verzoek tot interceptie van de servers van SkyECC . Dat het Nederlandse openbaar ministerie voornemens was de Franse autoriteiten te verzoeken om een interceptie uit te voeren op de servers van SkyECC en dat het openbaar ministerie de Franse autoriteiten van dat voornemen op de hoogte heeft gesteld, maakt het voorgaande niet anders.
Ook als kan worden aangenomen dat het plaatsen van de IP-tap op de SkyECC -servers heeft plaatsgevonden na het in document D2 genoemde verzoek van Nederland, vindt de stelling van de verdediging dat dit is gegrond op en gedaan ter uitvoering van een Nederlands verzoek, geen steun in andere documenten uit het Franse opsporingsonderzoek, in het bijzonder de hiervoor genoemde Franse vordering tot toestemming voor het tappen van die SkyECC -servers van 14 juni 2019. Het hof onderschrijft dan ook niet het standpunt van de verdediging dat vanwege de hiervoor geciteerde mededeling in document D2 moet worden geconcludeerd dat met het tappen van de servers van SkyECC toepassing werd gegeven aan een opsporingsbevoegdheid in Frankrijk op initiatief van de Nederlandse autoriteiten, of (mede) onder verantwoordelijkheid daarvan.
Omdat Frankrijk de IP-taps heeft geplaatst, brengt het interstatelijk vertrouwensbeginsel mee dat de Nederlandse strafrechter de rechtmatigheid daarvan niet mag toetsen. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien door een Franse rechter onherroepelijk is vastgesteld dat de plaatsing van de IP-taps naar Frans recht onrechtmatig was, dan wel wanneer er aanwijzingen zouden zijn dat de wijze van verkrijging afbreuk doet aan de ‘overall fairness’ van de Nederlandse strafprocedure. De verdediging heeft geen feiten naar voren gebracht waar dit uit volgt. Het hof ziet ook overigens geen aanwijzingen dat deze uitzonderingen zich hebben voorgedaan.
Live interceptie in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
De verdediging heeft verder nog aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel een weerlegbaar vermoeden behelst. De live-interceptie van de Encrochat - en SkyECC -gegevens acht de verdediging onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van 6 oktober 2020 (ECLI:EU:C:2020, La Quadrature du Net) onrechtmatig wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Live interceptie zou als datavergaringsregime alleen mogen plaatsvinden bij hen waarvan objectief is gebleken dat hun handelen van belang is vanwege een terroristische dreiging, welke in het geval van Encrochat en SkyECC niet aan de orde was. Volgens de verdediging weerlegt dit het vermoeden van rechtmatigheid.
Het hof verwerpt ook dit verweer. Het hof stelt ook in dit verband voorop dat het vertrouwensbeginsel meebrengt dat de Nederlandse strafrechter de rechtmatigheid van de verkrijging van de Encrochat - en SkyECC -gegevens in beginsel niet mag toetsen, behoudens de eerdergenoemde uitzonderingen. Door de raadsman is niet betoogd dat (een van) die uitzondering(en) aan de orde zou zijn.
Bovendien handelen de uitspraken La Quadrature du Net (I en ook II) van het Hof van Justitie over de rechtmatigheid van de
verwerkingvan verkeers- en locatiegegevens en identificerende gegevens, en niet over de
verkrijgingvan cryptocommunicatie-gegevens (inhoud en metadata). In hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen grond om de live interceptie onrechtmatig te achten.
Conclusie ten aanzien van de rechtmatigheidsverweren
Nu het hof niet is gebleken van enig vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, wordt het verzoek om bewijsuitsluiting op grond van voorgaande feiten en omstandigheden afgewezen.
De bewijsbeslissing [13]
Inleiding
De zaak tegen de verdachte maakt deel uit van onderzoek Eems. In dit onderzoek is tegen de zeven nu vervolgde personen de verdenking gerezen dat zij zich - onder meer - hebben bezig gehouden met (internationale) handel in harddrugs en dat zij daarbij een criminele organisatie hebben gevormd. Een aantal van de verdachten binnen onderzoek Eems zijn broers van elkaar, die allen de achternaam [familienaam] dragen en daarom hierna met de voornaam zullen worden genoemd. De verdachte is één van deze broers.
De verdenking jegens de verdachte berust in belangrijke mate op via Encrochat - en SkyECC -accounts gevoerde berichten die aan hem worden toegeschreven. Daarom zal het hof eerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad de gebruiker was van de aan hem toegeschreven accounts. Vervolgens zullen de onder 2 tot en met 7 ten laste gelegde feiten worden besproken. Tot slot wordt een oordeel gegeven over de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.

Identificatie

De verdachte wordt onder meer verweten dat hij met anderen communiceerde via de versleutelde berichtendienst SkyECC met de gebruikersnamen [account 12] en [account 9].
Bewijsmiddelen
Het procesdossier bevat ten aanzien van [account 12] het volgende.
  • Uit onderzoek is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] is gekoppeld aan de Sky-ID [account 12]. Daaraan gekoppeld is onder meer de nickname ‘[bijnaam]' en meerdere afbeeldingen van honingpotten.
  • Op 11 februari 2021 is uit de inzet van een technisch hulpmiddel (IMSI-scan) gebleken dat een telefoon gebruikmakend van een SIM-kaart met het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] aanwezig was in de woning aan de [adres 1] te Den Haag. Op het moment van de IMSI-scan kwam er een man uit de woning die in een Mercedes met kenteken [kenteken 1] stapte en wegreed. De telefoon met het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] verplaatste zich op dat moment ook.
  • De Mercedes met kenteken [kenteken 1] staat op naam van [ex-vrouw verdachte] - de ex-vrouw van de verdachte - en op 13 november 2020 is waargenomen dat de verdachte de gebruiker was van deze auto.
  • De ex-vrouw en de kinderen van de verdachte staan ingeschreven op de [adres 1] te Den Haag.
  • Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] is gebleken dat dit nummer van 10 december 2020 tot en met 22 januari 2021 in gebruik was. In deze periode maakte het nummer in de nachtelijke uren 8 keer gebruik van een basisstation dat de woning aan de [adres 1] te Den Haag binnen zijn bereik heeft.
  • Uit een observatie is gebleken dat de verdachte op 2 maart 2021 van de [straat 1] te Den Haag naar de [straat 2] reed. Uit de verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon met daarin de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] dezelfde reisbeweging maakt.
  • Op 2 februari 2021 stuurt [account 12] het bericht: "Heb jij die mail nog van bro die [encrochataccount 1]" ... "Die van ap". [medeverdachte 2] is de broer van de verdachte en de gebruiker van het Encrochat account “[encrochataccount 1]”.
- Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer]. [15]
- Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik en aangetroffen bij de verdachte) [16] en van de telefoon met daarin de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1] is gebleken dat beide telefoons dagelijks dezelfde reisbewegingen maakten. [17]
- Op 9 maart 2021 is de verdachte aangehouden in de woning aan de [adres 1] te Den Haag. [18]
Het procesdossier bevat ten aanzien van [account 9] het volgende.
  • Uit onderzoek is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI-nummer 2] is gekoppeld aan de Sky-ID [account 9]. Daaraan gekoppeld is onder meer de nickname ‘[bijnaam]’ en meerdere afbeeldingen van honingpotten.
  • Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het IMSI-nummer [IMSI-nummer 2] is gebleken dat dit nummer van 9 september 2020 tot en met 22 januari 2021 in gebruik was. In de periode van 9 september 2020 tot en met 19 december 2020 maakte het nummer in de nachtelijke uren 32 keer gebruik van een basisstation dat de woning aan de [adres 1] te Den Haag binnen zijn bereik heeft.
  • Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMSI-nummer [IMSI-nummer 2] is gebleken dat in de periode van 9 september 2020 tot en met 6 oktober 2020 afwisselend gebruik werd gemaakt van basisstations in Den Haag (vrijdag tot en met zondag) en Dordrecht. Uit detentiegegevens bleek dat de verdachte van 19 augustus 2020 tot en met 6 oktober 2020 gedetineerd zat in de penitentiaire inrichting (P.I.) Dordrecht, waar hij vanaf 28 augustus 2020 ieder weekend met verlof mocht. De P.I. Dordrecht viel binnen het bereik van de in Dordrecht aangestraalde zendmast.
  • Uit de historische gegevens is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI-nummer 2] vanaf 19 december 2020 een ander basisstation aanstraalde. Het vermoeden bestaat dat Sky-ID [account 9] vanaf 19 december 2020 in gebruik is genomen bij een ander persoon. Op 1 december 2020 heeft de gebruiker van Sky-ID [account 9] naar een andere gebruiker gestuurd: “Ik stuur je zo mijn nieuwew sky bro". Op 4 februari 2021 stuurt de gebruiker van Sky-ID [account 9] naar een andere gebruiker: “Jij moet die andere mail mailen met al die honing potten".
- Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik en aangetroffen bij de verdachte) [20] en van de telefoon met daarin de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI-nummer 2] is gebleken dat beide telefoons dagelijks dezelfde reisbewegingen maakten. Beide telefoons maken in de periode van 9 september 2020 tot en met 6 oktober 2020 ook afwisselend gebruik van basisstations in Den Haag en Dordrecht. [21]
Het oordeel van het hof
Op grond van deze bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - is het hof met de rechtbank van oordeel dat de verdachte de gebruiker was van de SkyECC -accounts [account 12] en [account 9]. Het hof zal daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.

Feit 2, handel in harddrugs subsidiair voorbereidingshandelingen

Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij heroïne/cocaïne heeft verkocht dan wel voorbereidingshandelingen daarvoor heeft gepleegd door inlichtingen uit te wisselen en een PGP-telefoon en een auto met verborgen ruimte voorhanden te hebben.
Bewijsmiddelen
In de hierna weergegeven chats worden verschillende woorden gebruikt. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat de volgende in zijn berichtenverkeer gebruikte woorden de volgende betekenis hebben:
  • ‘Bruin’ is heroïne;
  • ‘Stuks’ zijn kilo’s, ook wel blokken te zien op sommige foto’s in het dossier;
  • ‘Colo’ is Colombiaanse cocaïne;
  • ‘Boli’ is Boliviaanse cocaïne;
  • Met ‘28’ en ‘28,5’ wordt bedoeld de prijs van cocaïne; Een ‘kwartje’ is € 250,- per blok;
  • ‘Pap’ is papier en ‘papier’ is geld.
[account 12] naar [account 10]
Op 7 februari 2021 stuurt [account 12] om 14:13 uur een foto naar [account 10] waarop vermoedelijk een blok heroïne te zien is.
07-02-2021 14:13
[account 12]
Ik heb zo donkere bro
07-02-2021 14:13
[account 12]
13250
08-02-2021 17:01
[account 12]
Ik heb hier nog laatste 15stb
08-02-2021 17:01
[account 12]
Als ze 50st nodig hebben ga ik regelen
08-02-2021 17:03
[account 12]
Ik krijg ze bro 12750 als ik half puntje kan krijgen zou top zijn 13250
08-02-2021 17:03
[account 12]
Prijs 13250
Op 8 februari 2021 stuurt [account 12] om 17:04 uur foto’s naar [account 10] waarop vermoedelijk heroïne te zien is.
08-02-2021 17:08
[account 12]
Laat me weten als het vandaag kan
08-02-2021 17:08
[account 13
Dan zet ik het klaar bro
Op 1 maart 2021 stuurt [account 12] om 21:33 uur foto’s naar [account 10] waarop vermoedelijk heroïne te zien is.
01-03-2021 22:04
[account 12]
Hou het voor jezelf bro ik geef ze aan je 12750
01-03-2021 22:05
[account 12]
Jij mag ze verkopen voor 13
01-03-2021 22:07
[account 12]
Morgen haal ik ze op om 13:00 uur zo dan heb ik ze 14:00 uur inshalah
02-03-2021 12:33
[account 12]
Over twee uurtjes heb ik die spullen in hand
[account 12] naar [account 1]
Op 1 maart 2021 stuurt [account 12] om 16:55 uur foto’s naar [account 1] waarop vermoedelijk heroïne te zien is.
01-03-2021 16:55
[account 12]
Top materiaal bro echt sterk en pakt goed zand
01-03-2021 17:01
[account 12]
Oké bro hoe veel heb je nodig ongeveer
01-03-2021 17:01
[account 12]
160st totaal is er
01-03-2021 21:38
[account 12]
Als je die 60st pakt bro kan je ze pakken 12,5 bro
01-03-2021 21:40
[account 12]
Oké bro inshalah als ik ze in me hand hebt bericht ik je gelijk bro
[account 12] naar [account 4]
01-03-2021 19:20
[account 12]
Wat heb je nodig bro
01-03-2021 19:21
[account 12]
Colo of bolli
01-03-2021 19:30
[account 12]
Oké bro ik heb bolli voor je 27750 bro
01-03-2021 19:46
[account 12]
Denk Haag ophalen bro
Op 1 maart 2021 stuurt [account 12] om 19:46 uur foto’s naar [account 4] waarop vermoedelijk kiloblokken cocaïne te zien zijn. [23]
Groepsgesprek [account 12], [account 8], [account 15]
03-11-2020 19:47
[account 8]
he have here, a vessel and captine, that go to the other vessel to tank, because the vessel here is a vessel that tanks bezine to other vessel on water, then they give the coke from the container to them to bring it on land
03-11-2020 19:49
[account 8]
They say, it can also be less then 500 but max 500
03-11-2020 19:56
[account 9]
[account 12] naar [account 13]
02-03-2021 11:38
[account 12]
Ja bro ik ga met plaats auto
02-03-2021 11:39
[account 12]
Oké bro ik ben daar om 13:30 zelfde plaats
02-03-2021 11:39
[account 12]
Ja past bro
03-03-2021 17:41
[account 12]
Ik geef hem nu stache auto
03-03-2021 17:41
[account 12]
Van mij
03-03-2021 17:42
[account 12]
Dan ik doe alle para daar in bro
[account 9] naar [account 14]
21-11-2020 11:59
[account 9]
Je weet toch die grote bus van mij pakt 180st [25]
Het oordeel van het hof
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen (de chatberichten en de door [medeverdachte 5] afgelegde verklaring over in chatberichten gebruikte woorden) blijkt naar het oordeel van het hof dat de verdachte zich in de hierna te noemen pleegperiode heeft beziggehouden met de handel in harddrugs. Niet alle chatberichten zien op de verkoop van harddrugs, want een deel van de chatberichten gaat over de inkoop en over het inwinnen of verstrekken van informatie over prijs, hoeveelheid en kwaliteit van de harddrugs. Dat daadwerkelijk sprake was van verkopen blijkt echter uit de inhoud van de chatberichten, waarin bijvoorbeeld wordt gesproken over 60 stuks en de volgende dag wordt gezegd ‘totaal 59, die hebdicap bv van mij kunnen niet tellen zo te zien bro’. [26] In de weergave van de chatberichten zijn ook geen chatberichten te zien waaruit blijkt dat een verkoop niet doorgaat. Mede gelet op het feit dat in de onder de verdachte in beslag genomen Citroën, type Jumpy, met kenteken [kenteken 2] grote hoeveelheden geld en harddrugs zijn aangetroffen, [27] gaat het hof er met de rechtbank vanuit dat de gevoerde gesprekken daadwerkelijk hebben geleid tot de verkoop van harddrugs. Omdat de berichten die zien op inkoop van en het uitwisselen van informatie over harddrugs ook samenhangen met de verkoop ervan, heeft het hof bij het bepalen van de pleegperiode alle chatberichten van de verdachte (en dus niet alleen de chatberichten die zien op de verkoop) in aanmerking genomen. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het eerste bericht is verstuurd op 3 november 2020. Daarom zal het hof evenals de rechtbank uitgaan van een pleegperiode van 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021.
Conclusie
Op grond van dit alles is het hof van oordeel dat de verdachte meermalen harddrugs heeft verkocht. Het hof zal daarom het primair tenlastegelegde bewezen verklaren, met een pleegperiode vanaf 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt het hof dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal het hof, gelijk de rechtbank, als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.

Feit 3, voorbereidingshandelingen invoer

Bewijsmiddelen
[account 12] naar [account 7]
25-01-2021 17:11
[account 12]
Werkt die bv daar al vandaan
25-01-2021 17:11
[account 12]
Ja een vriend had me gevraagd ik ga hem mailen
25-01-2021 17:11
[account 12]
Is toch fruit bv toch
25-01-2021 17:48
[account 12]
Kan je me zeggen bro aub uit welke haven ze vertrekken uit colo
25-01-2021 17:50
[account 12]
Oké bro ja graag [28]
Groepsgesprek [account 9], [account 8], [account 15]
03-11-2020 19:40
[account 9]
Hoi vriend hoe gaat het met je Kijk ik heb iets moois
Ik heb en containerboot met kapitein en matroos en die vaart vanuit Colombia en Peru en Argentinië
03-11-2020 19:42
[account 9]
Maar die kapitein van die boot wil alleen spullen ontvangen op water bro dan brengt hij ze naar NL
03-11-2020 19:47
[account 8]
he have here, a vessel and captine, that go to the other vessel to tank, because the vessel here is a vessel that tanks bezine to other vessel on water, then they give the coke from the container to them to bring it on land [29]
Het oordeel van het hof
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met zijn SkyECC -accounts [account 12] en [account 9] met de in de tenlastelegging genoemde personen/accounts de daar omschreven inlichtingen heeft uitgewisseld. Het hof begrijpt, ook gelet op de door [medeverdachte 5] afgelegde verklaring, dat de verdachte met ‘colo’ doelde op Colombia en concludeert dat beide gesprekken betrekking hebben op de invoer van harddrugs uit het buitenland.
Als pleegperiode zal het hof net als de rechtbank uitgaan van de periode van 3 november 2020 tot en met 25 januari 2021, omdat de berichten in die periode zijn verstuurd.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt het hof dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal het hof als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.

Feiten 4 en 7, voorhanden hebben harddrugs en witwassen geld in Citroën Jumpy

Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 is aan de achterzijde van de woning aan de [adres 1] te Den Haag een bestelauto van het merk Citroën, type Jumpy, met kenteken [kenteken 2] (hierna de Citroën Jumpy) aangetroffen. [30] Deze Citroën Jumpy stond op naam van [naam]. [31]
Op 2 maart 2021 werd de verdachte tijdens een observatie gezien als de bestuurder van de Citroën Jumpy. [32] Op 3 maart 2021 werd door [account 12] (geïdentificeerd als de verdachte) in een gesprek dat onder meer gaat over een stash auto, een foto gestuurd van een bestelbusje. [33] De locatie op de foto wordt door verbalisanten herkend als een parkeergelegenheid aan de achterzijde van de [adres 1] te Den Haag en het bestelbusje als een Citroën Jumpy, gelijkend op het onder de verdachte in beslag genomen voertuig. [34]
In de Citroën Jumpy werd een verborgen ruimte aangetroffen. In de verborgen ruimte en in de reguliere laadruimte van de Citroën Jumpy werden bigshoppers met geld, cocaïne en heroïne en een geldtelmachine aangetroffen. [35] Het geldbedrag dat in de Citroën Jumpy werd aangetroffen bedroeg in totaal € 3.585.235,-. [36] De hoeveelheid verdovende middelen die in de Citroën Jumpy werd aangetroffen, betrof 43 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en 17 kilogram van een materiaal bevattende heroïne. [37]
Op meerdere hengels van tassen in de verborgen ruimte en laadruimte, op een rugtas in de verborgen ruimte en op een handschoen die onder de geldmachine is aangetroffen, is tot de verdachte te herleiden DNA aangetroffen. [38]
De verdachte is op 24 februari 2020 door de rechtbank Den Haag veroordeeld voor (onder meer) witwassen in de periode van 1 mei 2019 tot en met 15 juli 2019. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden op 11 juni 2020. [39]
Het oordeel van het hof
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, bezien in onderlinge samenhang, is het hof van oordeel dat de Citroën Jumpy toebehoorde aan de verdachte. Hij is immers als bestuurder in die auto gezien en hij stuurde via zijn SkyECC -account een foto van deze auto die is genomen op de parkeerplaats achter de woning waar hij verbleef. Gelet op het DNA dat is aangetroffen op een aantal goederen in die auto en dat te herleiden is tot de verdachte, is het hof net als de rechtbank van oordeel dat de verdachte de goederen in die auto, waaronder de tenlastegelegde harddrugs, opzettelijk aanwezig heeft gehad (feit 4).
Ten aanzien van feit 7 overweegt het hof het volgende.
Dat de verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad is niet tenlastegelegd, maar het hof acht - gelet op het feit dat het geld is aangetroffen in een verborgen ruimte in het aan de verdachte toebehorende voertuig - wel bewezen dat de verdachte van het geldbedrag de verplaatsing heeft verhuld.
De omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen rechtvaardigen het vermoeden dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft hierover geen verklaring gegeven. Gelet op de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen en het uitblijven van een aannemelijke verklaring over de herkomst van het geld, stelt het hof – evenals de rechtbank - vast dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wetenschap had. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte een bedrag van € 3.585.235,- heeft witgewassen. Nu de verdachte binnen vijf jaar voor de pleegdatum bij onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld voor een soortgelijk feit, zal hof ook dat onderdeel van de tenlastelegging bewezen verklaren.
Conclusie
Dit alles leidt tot de conclusie dat de feiten 4 en 7 door het hof bewezen worden verklaard.

Feit 5, witwassen, bedragen in woning en fouillering

Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 is in de woning aan de [adres 1] te Den Haag in een vakje boven de koelkast in de keuken een geldbedrag van € 17.585,- aangetroffen. In de fouillering van de verdachte werd na zijn aanhouding een bedrag van € 650,- aangetroffen. [40]
In iCOV-rapportages is opgenomen dat de verdachte en zijn (ex-)vrouw in de periode van 2015 tot en met 2019 per jaar een gezamenlijk inkomen van minder dan € 12.000,- ontvingen. [41]
Het oordeel van het hof
Gelet op de inhoud van de reeds eerder voor het bewijs gebruikte chatberichten van de verdachte, die betrekking hebben op de handel in harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de in de woning en in de fouillering aangetroffen geldbedragen van tezamen € 18.235,- een criminele herkomst hebben. De verdachte en zijn ex-vrouw hebben geen verklaring gegeven voor de herkomst van dit geld. Gezien de inhoud en de context van de chatberichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte en zijn ex-vrouw in de afgelopen jaren gezamenlijk maximaal € 12.000,- aan inkomen ontvingen, concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wist. Omdat uit het dossier niet blijkt van welk concreet misdrijf danwel welke misdrijven het geldbedrag de opbrengst is, zal het hof bewezen verklaren dat het afkomstig is van
enigmisdrijf.
Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte de genoemde bedragen heeft witgewassen, zoals hem onder 5 primair ten laste is gelegd.

Feit 6 witwassen, bedragen genoemd in de chatberichten

Bewijsmiddelen
Gesprek [account 9] en [account 14] - € 1.215.000,-
2020-11-20 16:11:05
[account 14]
12,150 voor jou
2020-11-20 16:11:08
[account 9]
Ik pakken vandaag 100 morgen 104 goed
2020-11-20 17:24:23
[account 9]
Dan ga ik nu para tellen dan morgen ik geef gelijk para
2020-11-20 17:24:41
[account 9]
Ik betaal alles cache
Op 20 november 2020 om 20:53:15 uur stuurt [account 9] een foto met daarop een aanzienlijke hoeveelheid contant geld.
2020-11-20 20:53:17
[account 9]
Kijk bro ik tellen voor jou bro morgen
Uit bovenstaand gesprek volgt dat [account 9] vermoedelijk 100 kilo heroïne tegen betaling van € 1.215.000,- heeft afgenomen. [42]
De genoemde foto met de aanzienlijke hoeveelheid geld is vergeleken met het interieur van de woning van de verdachte. De politie relateert dat het aannemelijk is dat deze foto is genomen in de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Den Haag. [43]
Gesprek [account 9] en [account 10] - € 428.000,-
2020-12-14 10:57:37
[account 10]
Ik tel hier 428
2020-12-14 10:57:37
[account 10]
Moment ik krijg meer
2020-12-14 10:57:38
[account 10]
Bro
2020-12-14 10:59:13
[account 9]
502500
2020-12-14 10:59:31
[account 9]
Moet je vragen bro
2020-12-14 10:59:35
[account 10]
Hij zegt hij gaat proberen
2020-12-14 10:59:51
[account 9]
Hij heeft bro
Op 14 december 2020 stuurt [account 10] om 10:59:57 en 11:00:11 uur twee foto’s naar [account 9] met daarop stapels bankbiljetten. [44]
Gesprek [account 9] en [account 11] - € 3.050.000,-
2020-12-18 13:19:30
[account 9]
Net weer afgegeven 1,1
2020-12-18 13:19:41
[account 9]
Totaal 2,5 bro
2020-12-18 13:27:00
[account 9]
1,4 + 1,1 = 2,5 bro
2020-12-18 13:27:38
[account 11]
Klopt broer heb 2,5 gewoon gedaan
2020-12-18 13:30:41
[account 9]
Oké dankje ik ook
Vermoedelijk wordt met 2,5 het geldbedrag € 2.500.000,- bedoeld.
2020-12-18 12:48:26
[account 9]
Kan je aub in Antwerpen 500000 aanpakken
2020-12-18 14:12:52
[account 9]
Die man geeft vandaag 350 af
2020-12-18 14:13:03
[account 10
En morgen zo weer 300
2020-12-18 14:13:14
[account 9]
In België
2020-12-18 15:45:48
[account 9]
Slm bro die token voor straks om 17:00 uur bro word 550
2020-12-18 15:45:52
[account 9]
550k
2020-12-18 15:46:46
[account 11]
Okee broer
2020-12-18 16:07:50
[account 11]
Laat me weten broer aub als die token betaald is
2020-12-18 16:09:53
[account 9]
Ok bro
2020-12-18 16:16:51
[account 9]
Is afgegeven bro 550k
In het gesprek wordt met 'k' vermoedelijk de geldeenheid € 1.000,- bedoeld.
Op 18 december 2020 om 16:21:09 stuurt [account 9] een foto van een vijf euro biljet naar [account 11] met daarop duidelijk zichtbaar de letters en cijfers van het biljet. In de app wordt eerder ook gesproken over een token. Een geldkoerier krijgt een token door en als de ontvanger het juiste tokennummer kan overleggen dan mag het geld worden afgegeven. Als token wordt vaak gebruik gemaakt van het unieke nummer van een bankbiljet. [45]
De verdachte is op 24 februari 2020 door de rechtbank Den Haag veroordeeld voor (onder meer) witwassen in de periode van 1 mei 2019 tot en met 15 juli 2019. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden op 11 juni 2020. [46]
Het oordeel van het hof
De eerste vraag die het hof moet beantwoorden is of de verdachte (met het door hem gebruikte SkyECC -account [account 9]) de in de chatberichten genoemde geldbedragen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat dit het geval is, nu de verdachte foto's heeft gestuurd van grote hoeveelheden geld en op een van die foto’s door de politie zijn eigen woonkamer is herkend. Ten aanzien van het gesprek over
€ 428.000,- op 14 december 2020 is het hof van oordeel dat de verdachte dit bedrag als medepleger voorhanden heeft gehad, omdat [account 10] (geïdentificeerd als [medeverdachte 6]) hierover rapporteert aan de verdachte, de verdachte daarover instructies heeft gegeven en die instructies ook zijn opgevolgd. Daaruit blijkt een zekere beschikkingsmacht van de verdachte over dat geldbedrag en de nauwe en bewuste samenwerking met de verdachte [medeverdachte 6]. Bovendien zijn in zijn woning en in de Citroën Jumpy grote geldbedragen aangetroffen. Gelet op de inhoud van de chatberichten, die betrekking hebben op harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de genoemde geldbedragen een criminele herkomst hebben. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze geldbedragen. Gezien de inhoud en de context van de berichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte en zijn vrouw in de afgelopen jaren gezamenlijk maximaal € 12.000,- per jaar aan inkomen ontvingen, concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan wist. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte de in dit feit tenlastegelegde bedragen heeft witgewassen. Uit het dossier lijkt te volgen dat de geldbedragen de opbrengst zijn van de verkoop van drugs door de verdachte, maar het hof kan niet vaststellen dat dit daadwerkelijk het geval is. Daarom zal het hof bewezen verklaren dat het geld afkomstig is van
enigmisdrijf.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt het hof met de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat hij de bewezenverklaarde geldbedragen in die plaats voorhanden heeft gehad. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, en de verdachte volgens de berichten ook in België over bedragen kon beschikken, zal het hof als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland en/of België’ bewezen verklaren.
Nu de verdachte binnen vijf jaar voor de pleegdatum bij onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld voor een soortgelijk feit, zal het hof ook dat onderdeel van de tenlastelegging bewezen verklaren.

Feit 1, criminele organisatie

Onder feit 1 is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, waaraan ook de andere verdachten in het onderzoek Eems hebben deelgenomen, die tot doel had om strafbare feiten te plegen zoals bedoeld in artikel 10 en 10a van de Opiumwet. Dit feit is strafbaar gesteld in artikel 11b van de Opiumwet, welk artikel een zogenoemde lex specialis vormt van artikel 140 Sr.
Onder een criminele organisatie als bedoeld in deze artikelen wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van de organisatie moet zijn gericht op het plegen van misdrijven – in dit geval die van artikel 10 en 10a van de Opiumwet. Van deelneming aan een criminele organisatie is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het hierboven bedoelde oogmerk. In het bestanddeel “deelneming aan” ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Om als deelnemer aan een criminele organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat de verdachte heeft samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaakten van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
De bewijsmiddelen
a. In diverse processen-verbaal van identificatie staat met betrekking tot gebruikers van SkyECC - en Encrochat -accounts:
- [medeverdachte 1] gebruikte SkyECC -account [account 16]; [47]
- [medeverdachte 2] gebruikte Encrochat -accounts [encrochat-account 2] en [encrochat-account 1] en SkyECC -accounts [account 17], [account 18] en [account 19]; [48]
- [medeverdachte 5] gebruikte Encrochat -accounts [encrochat-account 3] en [encrochat-account 4] en SkyECC -accounts [account 20] en [account 21]; [49]
- [verdachte] gebruikte SkyECC -accounts [account 12] en [account 9]; [50]
- [medeverdachte 6] gebruikte Encrochat -account [encrochat-account 5] en SkyECC -account [account 10]; [51]
- [medeverdachte 3] had vanaf 7 maart 2021 de telefoon voorhanden waarop het SkyECC -account [account 22] stond geregistreerd. [52]
In de chatberichten van de hiervoor genoemde accounts zijn onder meer de volgende chatberichten aangetroffen (zakelijk weergegeven):
- [encrochat-account 3] naar [encrochat-account 2] op 4 april 2020: Bro; Heb hier mooie toppers; Voor je; Colo; 27.250; [stuurt foto’s] hier heb ik 25 st; kan genoeg erbij halen; zeg het maar, [encrochat-account 2]: oke van wie zijn die; heb gehoord worden niet hard die blijft pap? [53]
- [encrochat-account 4] naar [encrochat-account 1] op 6 juni 2020: Jo; Waar staat ie; Ik ga die 12 pakken [encrochat-account 1]: Kom ik ben thuis? [54]
- [encrochat-account 4] naar [encrochat-account 1] op 7 juni 2020: Ik krijg zo die pap van opa voor die turkse ga die even tellen; Dan breng ik die naar jou; Jo moet ik die pap nu brengen; Jo; Ben er; Moet ik deze pap aan bolle geven; [encrochat-account 1]: Ja; [encrochat-account 4]: Oké 220 plus 80 is hier; [55]
- [account 9] naar [account 10] op 27 november 2020: Kom naar café bro; Kijk aub of niemand je volgt, [account 10]: Ok bro; Ik kom eraan [[account 10] stuurt een foto van een briefje met daarop vier namen en vier bedragen. De vier bedragen opgeteld geven een totaalbedrag van € 1.072.000 (451.000 + 399.000 + 100.000 + 122.000)]; [56]
- [account 10] aan [account 19] op 8 december 2020: Er is tp naar Griekenland; Van poes; Hij vraagt of dat voor interessant is; [account 19]: Ja; Vraag of ie een stukje verder komt in turkije; [...] Oke top die ierland is intressant bro heb daar goeie klanten? [57]
- [account 19] aan [account 23] op 13 december 2020: Ja bro ik heb nog tp voor deze week uk bro laatste die nog gaat ik wilde sturen maar ze hebben mij nog geen pap gestuurd; Ja broer welke; Poeder of blok; Oké wacht ik geef je zijn mail van sky kan je gelijk met hem mailen en groepchat maken tussen hun; ECC ID: [account 22]; [58]
- [account 10] aan [account 9] op 14 december 2020: Ik tel hier 428; moment ik krijg meer; bro; [account 9]: 502500; moet je vragen bro; [account 10]: hij zegt hij gaat proberen; bro; [account 9]; hij heeft bro; ([account 10] stuurt foto met geld); [59]
- [account 16] naar [account 24] op 4 januari 2021: Heb hier laatste 25 nog zo zegt me broer; Ok? (stuurt foto van blok met wit poeder); [60]
- [account 12] naar [account 19] op 9 januari 2021: Je kan ze geven 28750 zo geven; [account 19] naar [account 25] op 9 januari 2021: Voor jou geef ik 28750 bro maar moet je niemand zeggen omdat ik de meest geef 29.5 maar nie; [account 25]: ja goed broer; nee niemand broer ik praat niet; [61]
- [account 12] naar [account 19] op 10 januari 2021: Dan stuur ik boforma langs je dan rijd hij gelijk naar Rotterdam [account 19]: hoeveel moet ik hem geven; stuur hem [account 12]: alles; behalve 200tjes; [account 19]: oke stuur hem [account 12]: oke laat me weten hoe veel daar is aub; [62]
- [account 19] naar [account 10] op 11 januari 2021: Heb je foto van die donkere korels; [account 10]: ja bro; [63]
- [account 16] naar [account 24] op 7 februari 2021: Broer me broer vraagt mij 13 en moet halve puntje of kwartje krijgen broer ligt eraan hoeveel mensen nemen; Dus kijk maar ik moet eten broer ga niet voor niks rennen kwartje wil ik eten en dan moet ik me broer morgen vragen oké dan laat ik je weten oké morgen oké; [64]
- [account 16] naar [account 24] op 10 februari 2021: Er is 2000 binnen gekomen; Donkere en lichte; Oké dan weet jij dat ook broer; Oké kijk of je aan mij voor 12 kan geven dan zeg ik me broer dat hij liever via jou pakt; Oké; Dan pakt hij veel; [...] Die prijs krijgt me broer al broer kijk als daar wat andere prijs is laat me weten broer; Broer kijk als ze aan me broer voor 12 geven pakt hij veel oke; [65]
- [account 12] naar [account 10] op 7 februari 2021: [stuurt foto met bruine blokken met opdruk ROSE] Ik heb zo donkere bro; 13250; [66]
- [account 16] naar [account 10] op 17 februari 2021: Is goed bro voor hoeveel krijg jij ze dan a homo?; Luisteren dan gaan we morgen zeggen 26,5; Dan kunnen we kwartje pakken toch; [67]
- [account 12] naar [account 10] op 1 maart 2021: Hoi bro slm; Ik stuur je foto; [stuurt foto met plastic zak met bruine inhoud] Bid ze 13 aan bro; Daar zit je brood aan; Jij mag ze verkopen voor 13; 250 per st is je winst: kan je nieuwe tv kopen; [68]
- [account 18] naar [account 8] op 16 juni 2020: Broer luister heb ie tp klaar staan om spullen op te halen in Griekenland; En hoelang kan tp daar zijn; Kan ie dan tp regelen; donderdag of vrijdag; Ja blokken; Ja maar kan je tp regelen komende donderdag of vrijdag; Oké; 1000; Nee bro mijn broertje is daar al deze keer. [69]
In de chatberichten die aan [medeverdachte 2] [70] en [verdachte] [71] worden toegeschreven wordt gesproken over ‘tp’, ‘transport’, ‘UK’, ‘Colombia’, ‘Peru’, ‘Suriname’, ‘Argentinië’, ‘Maersk’, ‘CMA’, ‘kapitein’, ‘matroos’, ‘havens’ en ‘containers’.
Bij de aanhouding van de verdachten en tijdens het daarop volgende onderzoek is onder meer het volgende aangetroffen:
- in een BMW X Reihe met kenteken [kenteken 3] (hierna: de BMW) die in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen: 110 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, 64,5 kilo van een materiaal bevattende heroïne en een bedrag van € 481.650,-; [72]
- in de Citroën Jumpy achter de woning waar [verdachte] verbleef: circa 43 kilo van een materiaal bevattende cocaïne en 17 kilo van een materiaal bevattende heroïne, een geldtelmachine, en een bedrag van € 3.585.235,-; [73]
- in de woning [adres 3] te Den Haag: bakken met poederresten, 25 liter geelbruine vloeistof, 4 kilo crème poeder, een vacuüm sealmachine met mallen, een stalen persframe met krik, 10 persplaten met logo’s (o.a. Audi en Anker), een persmal met poederresten, verpakkingsmiddelen, vloeipapier, 40 rollen tape, een zak met 1.000 elastiekjes, weegschalen, mixers, een kartelmes en zeven jerrycans met Aceton; [74]
- in de woning [adres 1] te Den Haag, het verblijfadres van [verdachte]: een geldbedrag van € 18.250,-; [75]
- in de woning [adres 3] te Den Haag, het woonadres van [medeverdachte 2]: een geldbedrag van € 135.000,-; [76]
- in de woning [adres 4] te Den Haag, het woonadres van [medeverdachte 5]: een geldbedrag van in totaal
€ 3.975,-. [77]
Op verschillende plekken is DNA aangetroffen wat is te herleiden naar verdachten uit het onderzoek Eems:
- in de BMW is tot [medeverdachte 6] te herleiden DNA aangetroffen op een boodschappentas Dirk, waarin blokken met een materiaal bevattende cocaïne zaten; [78]
- in de BMW is verder tot [medeverdachte 2] te herleiden DNA aangetroffen op de Adidas rugzak waarin het geldbedrag van € 481.650,- zat en is een vingerafdruk aangetroffen op een boodschappentas Lidl, waarin blokken met cocaïne zaten, en welke vingerafdruk heeft geleid tot individualisatie op [medeverdachte 2]; [79]
- in de Citroën Jumpy is op twaalf verschillende plekken (waaronder op de boodschappentassen met geld, de rugzak en de handschoen onder de geldtelmachine) tot [verdachte] te herleiden DNA aangetroffen, en [80]
- in de woning [adres 3] te Den Haag is tot [medeverdachte 3] te herleiden DNA aangetroffen op een rietje van een drinkpakje Capri Sun op de salontafel in de woonkamer en tot [medeverdachte 2] te herleiden DNA op de binnenzijde van een handschoen uit een boodschappentas. [81]
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft[medeverdachte 5] op vragen van zijn raadsman, de rechtbank en de officieren van justitie - zakelijk weergegeven – het volgende verklaard over de door hem gevoerde chatberichten [82] :
- met colo/coli wordt in de door hem gevoerde chatgesprekken gedoeld op Colombiaanse cocaïne, met boli op Boliviaanse cocaïne, met bruin op heroïne; met st of stuks wordt gedoeld op blokken cocaïne of heroïne; pap betekent geld; met een kwartje wordt € 250 bedoeld;
- hij wilde iets verdienen met de in- en verkoop van harddrugs;
- hij werd benaderd om transport te zoeken voor harddrugs van een ander en heeft daarvoor een van zijn broers benaderd;
- om drugs aan anderen te kunnen leveren zocht hij contact met een van zijn broers, waarna hij het antwoord doorgaf aan zijn contact, en
- hij kon niet zelf de prijs bepalen waarvoor hij drugs aan anderen verkocht, dit diende hij eerst aan een van zijn broers te vragen.
Het adres [adres 5] te Den Haag is het BRP-adres van [medeverdachte 1]. Hij verhuurde de woning aan [medeverdachte 3]. Het adres wordt genoemd in de chatberichten van de hierboven genoemde accounts, om elkaar te ontmoeten of geld af te leveren. [83] Foto’s van het interieur van deze woning zijn verstuurd door de Encrochat -accounts [encrocaht-account 1] ([medeverdachte 2]) en [encrochat-account 3] ([medeverdachte 5]), waarbij ook een grote hoeveelheid geld en een geldtelmachine te zien zijn. [84] In de woning is verpakkingsmateriaal en een geldtelmachine aangetroffen. [85] Uit observaties blijkt dat [medeverdachte 5], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 6] in de periode vanaf december 2020 tot en met januari 2021 ook bij deze woning zijn gezien. [86] Op 8 februari 2021 stuurde de gebruiker van SkyECC -account [account 16] naar de gebruiker van SkyECC -account [account 26]: Broer als je wilt kan je komen halen zijn 1250 blokken [...] Kom waar je altijd naar [bijnaam medeverdachte 3] komt? [87] Getuige [getuige] heeft verklaard dat het Marokkaanse neefje van de onderbuurman van [adres 5] te Den Haag (deze buurman heette [buurman adres 3] en wordt ook ‘lange’ genoemd) in de woning aan de [adres 3] te Den Haag heeft gelogeerd. Hij verklaarde dat '[bijnaam medeverdachte 3]', wiens echte naam [medeverdachte 3] is, ook op nummer [huisnummer] woonde. [88] In de chatberichten van de genoemde accounts wordt ‘[bijnaam medeverdachte 3]’ vele malen genoemd. [89]
Ten aanzien van de stempels/opdrukken op de aangetroffen verpakkingen harddrugs is het volgende geverbaliseerd.
- In een telefoon in gebruik bij [medeverdachte 3] zijn Telegramberichten van 7 maart 2021 gevonden over ‘have you seen ICON’. SkyECC -account [account 19] ([medeverdachte 2]) verstuurde op 7 en 8 maart 2021 foto’s van blokken ICON. SkyECC -account [account 16] ([medeverdachte 1]) verstuurde op 8 maart 2021 een foto van een blok ICON met groen verpakkingsmateriaal. [medeverdachte 1] verstuurt dezelfde foto die [medeverdachte 2] eerder stuurde, en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] sturen een foto door die eerder door [verdachte] is gestuurd. [90]
- In de BMW van [medeverdachte 2] (op naam van [medeverdachte 3] [91] ) is op 9 maart 2021 een groot aantal groene blokken met de opdruk ICON gevonden, in totaal 110 kilo. [92]
- In de Citroën Jumpy van [verdachte] zijn 43 blokken van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen, waaronder een aantal groene pakketten met de opdruk ICON, een aantal zilveren pakketten met de opdruk "Mercedes-Benz" en een aantal donker gekleurde pakketten met de opdruk van een anker. [93]
- SkyECC -account [account 19] ([medeverdachte 2]) stuurde op 24 februari 2021 naar SkyECC -account [account 23]: Slm bro als je echt haast hebt kan ik je 7 geven die zijn kant en klaar maar wollah zitten 200 erin ik wilde ze ook sturen als je haast heb geef ik je die laat ik gelijk maken is anker br. [94]
- In de woning [adres 3] te Den Haag zijn persplaten met logo’s van Audi en anker en een boodschappentas met vellen A4-papier aangetroffen met daarop logo’s van Audi en van een anker. [95]
- In chats van de gebruiker van SkyECC -account [account 10] (geïdentificeerd als [medeverdachte 6]) werden op 2 maart 2021 afbeeldingen van (vermoedelijk) blokken cocaïne met stempels AUDI en Mercedes gestuurd en de tekst: 'Ja deze is garantie bro' (...) 'Zijn toppers bro'. [96]
i. In de BMW, de Citroën Jumpy en een Volkswagen Up met kenteken [kenteken 4] (hierna: de VW Up) op naam van [medeverdachte 1] zijn professioneel ingebouwde verborgen ruimtes aangetroffen. [97] De verborgen ruimtes in de Citroën Jumpy en de VW Up waren te openen door middel van een afstandsbediening. In de verborgen ruimtes van de BMW en de Citroën Jumpy zijn - zoals hiervoor al werd vermeld - grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen. In verschillende chatberichten van SkyECC -account [account 12] ([verdachte]) wordt gesproken over ‘de plaats auto’ en de ‘stash auto’, waarbij ook een foto is verstuurd van een auto die is herkend als de Citroën Jumpy. [98] In chatberichten tussen [encrochat-account 2] ([medeverdachte 2]) en [encrochat-account 6] (door [encrochat-account 2] opgeslagen als ‘stashauto’) informeert [encrochat-account 2] naar de mogelijkheden ten aanzien van auto’s met verborgen ruimtes en hoe groot die ruimtes dan zijn. [99] [encrochat-account 5] ([medeverdachte 6]) biedt transport aan voor Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, Spanje: ‘ik heb met vrachtwagen en stash’. [100]
In augustus 2019 zijn gesprekken opgenomen die zijn gevoerd tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] toen [verdachte] gedetineerd zat in de P.I. Alphen aan den Rijn. In de gesprekken gaat het onder meer over opdrachten die [medeverdachte 6] krijgt om ‘een bak’ weg te halen (waarmee boetes worden gemaakt), wordt gesproken over ‘[bijnaam 1 medeverdachte 5]’ en ‘[bijnaam 2 medeverdachte 5]’ en ‘[bijnaam 3 medeverdachte 5]’, geeft [verdachte] de instructie ‘Leg/geef/lever hem 2 kilo’ en wordt gesproken over een bak die [medeverdachte 6] gaat wegbrengen, waarbij [verdachte] uitleg geeft over een afstandsbediening. [101]
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt het hof - grotendeels met de rechtbank - het volgende vast.
De verdachten zijn allen geïdentificeerd als gebruiker van één of meer accounts van de versleutelde berichtendiensten Encrochat en SkyECC . Dit geldt alleen niet voor [medeverdachte 3], die enkel een SkyECC -telefoon voorhanden heeft gehad (maar bij wie het hof niet bewezen acht dat hij met deze telefoon versleutelde chatberichten heeft uitgewisseld), en voor [medeverdachte 4]. Ten aanzien van [medeverdachte 4] acht het hof niet bewezen dat hij heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. In het navolgende wordt hij niet begrepen onder ‘de verdachten’.
Via de Encrochat - en SkyECC -accounts hadden de verdachten contact met elkaar en met derden over de aankoop, de verkoop, de prijzen en het vervoer van heroïne en cocaïne. Uit de chatberichten blijkt dat de verdachten onderling en met derden harddrugs verhandelden, dat zij grote geldbedragen beschikbaar hadden en ook aan elkaar overhandigden en dat gesproken werd over vervoer van drugs via transportlijnen uit onder andere Zuid-Amerika.
Bij doorzoeking van de woningen en voertuigen van de verdachten zijn op meerdere plekken grote hoeveelheden harddrugs, drugsgerelateerde goederen en grote geldbedragen aangetroffen. Dit betreft met name de voertuigen die zijn aangetroffen bij of in de directe omgeving van de woningen van [verdachte] en [medeverdachte 2] en de woning van [medeverdachte 2]. In de woning [adres 3] te Den Haag zijn veel drugsgerelateerde goederen aangetroffen, die erop duiden dat deze woning is gebruikt als productielocatie van harddrugs. Zo zijn daar persplaten aangetroffen met logo’s (Audi en anker) die ook op een aantal cocaïneblokken zaten die zijn gevonden in de genoemde voertuigen. In de BMW, de Citroën Jumpy en de woning [adres 3] te Den Haag zijn DNA-sporen en vingerafdrukken gevonden die zijn te herleiden naar verschillende verdachten. Verder zijn in drie voertuigen professioneel ingebouwde verborgen ruimtes aangetroffen, terwijl daarover ook in de chatberichten werd gesproken.
De verdachten konden bovendien tegelijkertijd beschikken over blokken cocaïne met de opdruk ICON. Zo werden op 7 en 8 maart 2021 foto’s rondgestuurd, eerst door [verdachte] en [medeverdachte 2] en vervolgens ook door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5], waarbij deze blokken te koop werden aangeboden aan anderen. Op 9 maart 2021 werden in voertuigen van [verdachte] en [medeverdachte 2] vele blokken van een materiaal bevattende cocaïne met de opdruk ICON aangetroffen. Dit duidt op een gestructureerde samenwerking met betrekking tot de aankoop, het voorhanden hebben en de handel in cocaïne.
De woning [adres 5] te Den Haag was - zo blijkt uit de chatberichten - een ontmoetingsplek voor de verdachten en hun contacten en werd gebruikt om (hard)drugs en geld op te halen of te brengen.
Uit het procesdossier blijkt dat in de samenwerking tussen de verdachten een zekere rolverdeling is aan te wijzen. Met de voorbereiding van de invoer en uitvoer van harddrugs vanuit en naar het buitenland hielden met name [verdachte] en [medeverdachte 2] zich bezig, zo blijkt uit hun chatberichten. Bij deze twee verdachten zijn ook de grote hoeveelheden harddrugs en contant geld aangetroffen. De aansturende rol van [verdachte] blijkt ook uit de gesprekken uit 2019 die in de P.I. zijn opgenomen, waarin het lijkt te gaan over [medeverdachte 5] en over een auto met stashruimte. De harddrugs werd binnen Europa en in Nederland met name verhandeld door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]. Daarbij is te zien dat zij harddrugs te koop aanbieden of door anderen worden gevraagd om harddrugs te regelen. In deze chatberichten valt op dat zij de verkoopprijzen eerst moeten afstemmen, zoals ook uit de verklaring van [medeverdachte 5] ter terechtzitting blijkt. Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de blokken ICON laat zien dat de harddrugs eerst beschikbaar waren voor [verdachte] en [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] deze harddrugs aan derden te koop hebben aangeboden, terwijl ze de harddrugs niet zelf voorhanden hadden. [medeverdachte 1] heeft niet alleen chatberichten gestuurd over de verkoop van harddrugs, maar bezat ook een auto met stashruimte en heeft zijn woning aan de [adres 5] te Den Haag ter beschikking gesteld. Hij verhuurde deze aan [medeverdachte 3], die gold als de loopjongen van de andere verdachten. Hij verrichtte onder meer koeriersdiensten als er drugs of geld vervoerd moest worden. Hij woonde in de woning die door de andere verdachten werd gebruikt als ontmoetingsplek in het kader van de criminele organisatie.
Ten aanzien van de pleegperiode zal het hof aansluiting zoeken bij het vroegst aanwijsbare moment waarop de verdachte bij de organisatie betrokken was. Uit de chatberichten blijkt een onderlinge samenwerking die teruggaat tot in elk geval april 2020. In de opgenomen gesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 6] uit augustus 2019 wordt echter ook al gesproken over ‘[bijnaam 1 medeverdachte 5]’ en ‘[bijnaam 3 medeverdachte ]’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 5]), een auto met afstandsbediening en over ‘geef hem 2 kilo’. Dit zijn elementen die behoren tot de kern van hetgeen is overwogen over de onderlinge samenwerking tussen de verdachten. Daarom zal het hof in de zaak van [verdachte] uitgaan van een pleegperiode vanaf 1 augustus 2019.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt het hof dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat het deelnemen door de verdachte vanuit Den Haag heeft plaatsgevonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal het hof als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4]en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of met
een ofmeerdere andere (onbekend gebleven) perso
(o)n
(en, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
één of meermisdrij
(f)(ven
)als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of artikel 10a van de Opiumwet;
2.
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 3 november
maart2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen
, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid
/hoeveelhedenvan een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,(telkens) om een feit, bedoeld in het
vierde ofvijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/ofbinnen
en/of buitenhet grondgebied van Nederland brengen, van een
(grote)hoeveelheid
/hoeveelhedenvan een materiaal bevattende cocaïne
en/of heroïne,zijnde cocaïne
en/of heroïne,(telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of één of meer anderen
meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft
/hebbengetracht te verschaffen, immers heeft hij
/hebben zij -(met de gebruiker
(s
)van de account
(s
)[account 7] en
/of[account 8]) inlichtingen uitgewisseld over het vervoeren van cocaïne vanuit het buitenland (te weten (een haven in) Colombia en/of Peru
en/of Suriname;
4.
hij op
één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks9 maart 2021 te Den Haag
en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 43 kilo
een (grote) hoeveelheid/hoeveelhedenvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens)een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
en
- 17 kilo
een (grote) hoeveelheid/hoeveelhedenvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
(telkens)een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
5.
hij op
of omstreeks9 maart 2021 te Den Haag
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten 18.235 euro
heeft verworven, voorhanden heeft gehad
, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoedendat
ditvoorwerp
en, onmiddellijk of middellijk, afkomstig
wasuit enig misdrijf;
6.
hij in
of omstreeksde periode van 20 november 2020 tot en met 18 december 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met
eenander
en, althans alleen,428.000 euro ([account 10]) voorhanden heeft gehad
en
1.215.000 euro
([account 9])en
/of3.050.000 euro
([account 11]),
althans meerdere grote geldbedragen heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoedendat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
hij op
of omstreeks9 maart 2021 te Den Haag
, althans in Nederland,van een geldbedrag ter grootte van 3.585.235 euro
, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of de vindplaats en/ofde verplaatsing heeft verhuld terwijl hij wist
, althans redelijkerwijs diende te vermoeden,dat dit geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig was, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 5 primair bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van witwassen

en

witwassen, meermalen gepleegd,

zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
witwassen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende de bewezenverklaarde periode schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne en het treffen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne uit landen als Colombia en Peru. Daarnaast heeft de verdachte 43 kilo cocaïne en 17 kilo heroïne voorhanden gehad en in totaal ruim 8 miljoen euro witgewassen. De harddrugs waren in kiloverpakkingen aangetroffen in big shoppers, verstopt in een verborgen laadruimte van een voertuig. Een aanzienlijk deel van het geld is contant – gebundeld in talloze pakketjes – bij de verdachte thuis en in diens voertuig aangetroffen.
De verdachte heeft daarbij deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband met onder meer drie van zijn broers. Uit de chatberichten van de verdachte en van anderen is op te maken dat het crimineel samenwerkingsverband de grootschalige handel in harddrugs als oogmerk had. Die laten gesealde kiloblokken cocaïne en heroïne zien, voorzien van een stempel dat in de organisatie vaker terugkomt. De organisatie opereerde daarbij professioneel. In de berichten werd gesproken over containers en transport over zee, en over de mogelijkheid om de harddrugs in havens door te voeren, soms met hulp van corrupte contacten. Onder de verdachte en een van zijn broers zijn grote hoeveelheden cocaïne en heroïne en miljoenen aan contant geld in beslag genomen. De verdachte vervulde binnen het samenwerkingsverband een grote en aansturende rol en dat gedurende een aanzienlijke periode. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt dat de verdachte al in augustus 2019, vanuit de P.I. waar de verdachte toen vastzat voor overtreding van de Opiumwet nota bene, een van de andere verdachten in onderzoek Eems instructies gaf over het afleveren van kilo’s en het openen van verborgen ruimtes.
De georganiseerde handel in harddrugs heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Harddrugs zijn zeer verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Bij gebruikers die daarvoor de financiële middelen niet hebben, leidt de behoefte aan harddrugs bovendien in de regel tot vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken, om zo de verslaving te kunnen financieren.
Dat bij de handel in harddrugs veel geld omgaat is niet alleen een feit van algemene bekendheid, maar blijkt ook bij dit crimineel samenwerkingsverband uit de foto’s van grote hoeveelheden contant geld en het daadwerkelijk aantreffen van miljoenen aan contant geld. Van de georganiseerde harddrugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Dat geldt te meer als de drugshandel in een georganiseerd crimineel samenwerkingsverband wordt begaan. De structuur en duurzaamheid van een dergelijk verband, dat in dit geval professioneel opereerde en uit meerdere personen bestond, maakt de ondermijnende slagkracht groter en de bestrijding ervan moeilijker.
De verdachte heeft zich kennelijk onvoldoende rekenschap gegeven van de schadelijke en ontwrichtende gevolgen van zijn gedragingen. Hij lijkt te hebben gehandeld uit puur eigenbelang, uitsluitend met het oogmerk van financieel gewin.
Het hof is dan ook van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De straffen
Het hof is, gelet op de hoeveelheid aan bewezenverklaarde feiten en de ernst daarvan, die is gelegen in de rol van de verdachte maar ook in de grote hoeveelheden harddrugs en contant geld die onder hem in beslag zijn genomen, van oordeel dat een gevangenisstraf van meerdere jaren op zijn plaats is. Het strafmaximum in deze zaak bedraagt l0 jaren en 8 maanden (in totaal 128 maanden), te weten het strafmaximum van acht jaren voor een criminele organisatie met als oogmerk de (internationale) handel in harddrugs (artikel 11b van de Opiumwet), vermeerderd met een derde (dus: twee jaren en acht maanden) vanwege de meerdaadse samenloop van de verschillende bewezenverklaarde feiten. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat een straf van deze omvang passend en geboden is.
Het hof heeft, nu artikel 63 Sr van toepassing is, rekening te houden met eerder aan de verdachte in andere strafzaken opgelegde straffen van respectievelijk 30 maanden en 43 maanden. Het totaal van deze straffen, te weten 73 maanden gevangenisstraf, dient in mindering te komen op de door het hof passend geachte straf van 128 maanden. Het hof zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden opleggen.
Het hof ziet daarnaast reden om een geheel onvoorwaardelijke geldboete op te leggen ter hoogte van
€100.000,-, bij niet voldoen te vervangen door 360 dagen hechtenis. Het opleggen van een hogere geldboete, zoals gevorderd door de advocaten-generaal, acht het hof niet passend.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Redelijke termijn
Het hof overweegt ten aanzien van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) als volgt.
De redelijke termijn is aangevangen op 9 maart 2021. In eerste aanleg heeft de rechtbank vonnis gewezen op 12 juli 2022. Het hof gaat uit van een als redelijk te beoordelen termijn van 2 jaren. Aldus is de redelijke termijn in eerste aanleg met 4 dagen overschreden.
Namens de verdachte is op 19 juli 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Dit arrest wordt gewezen op 3 juli 2025. De verdachte bevindt zich gedurende de behandeling van de strafzaak in hoger beroep in voorlopige hechtenis. Daarmee heeft de behandeling in hoger beroep niet plaatsgevonden binnen de als redelijk te beoordelen termijn van 16 maanden. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer 19 maanden.
Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop, de verwevenheid met de zaken van de medeverdachten en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel het tijdsverloop mede is ingegeven doordat deze strafzaak deel uitmaakt van het onderzoek Eems, een omvangrijk onderzoek waarbij in eerste aanleg en hoger beroep meerdere verdachten gelijktijdig terecht hebben gestaan, en er zowel in eerste aanleg als in hoger beroep door de verdediging in diverse zaken onderzoekswensen, waaronder getuigenverhoren, zijn verzocht en ook zijn toegewezen, is het hof van oordeel dat deze omstandigheden niet het gehele tijdsverloop kunnen verklaren. Anders dan het openbaar ministerie is het hof dan ook van oordeel dat niet met de enkele constatering van de overschrijding volstaan kan worden.
Het hof zal met de geconstateerde overschrijding rekening houden, waarbij ook de duur van de procedure als geheel wordt betrokken, door de in beginsel passend en geboden geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden nu te verminderen met 6 maanden. Het hof komt aldus tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 49 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete ter hoogte van
€100.000,-, bij niet voldoen te vervangen door 360 dagen hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
De voorlopige hechtenis
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de schorsing van de verdachte wordt opgeheven.
Het hof ziet in de ernst van de door verdachte gepleegde feiten in samenhang met de recidive voor soortgelijke feiten, mede gelet op eerdere veroordelingen van de verdachte wegens overtreding van de Opiumwet, aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het hof heeft acht geslagen op de belangen van verdachte, maar is van oordeel dat de belangen van strafvordering prevaleren boven de belangen van verdachte. Het hof zal dan ook de opheffing bevelen van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 18 maart 2021 strekt er toe dat de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met parketnummer 09-767329-19 wordt herroepen wegens het niet naleven van de daaraan verbonden algemene voorwaarde, nu de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof stelt vast dat de verdachte voor het einde van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van dit arrest. De verdachte heeft dus de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden, niet nageleefd. Het hof zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat door de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten een gevangenisstraf van 300 dagen, alsnog geheel moet worden ondergaan.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2 en 4 genoemde voorwerpen, te weten respectievelijke geldbedragen van € 3.585.235,- en € 18.250,- en de geldtelmachine dienen te worden verbeurdverklaard. Het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 3 genoemde voertuig, te weten de Citroën Jumpy dient te worden onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof zal de op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen, te weten de geldbedragen van
€ 3.585.235,- en € 18.250,-, de Citroën Jumpy en de geldtelmachine verbeurdverklaren.
Genoemde voorwerpen zijn onder de verdachte in beslag genomen. Hoewel de verdachte enige betrokkenheid bij deze voorwerpen ontkent, kan uit de feiten zoals hiervoor weergegeven worden afgeleid dat de verdachte een zodanige zeggenschap over en belang bij deze voorwerpen had, dat het hof van oordeel is dat deze voorwerpen hem toebehoren.
De onder 1 en 2 genoemde geldbedragen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze geldbedragen aan de verdachte toebehoren en met betrekking tot deze geldbedragen de onder 5 en 7 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De onder 4 genoemde geldtelmachine is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en dit voorwerp bestemd is tot het begaan van de onder 2, 5 en 7 bewezenverklaarde misdrijven.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Anders dan het oordeel van de rechtbank zal het hof de Citroën Jumpy onttrekken aan het verkeer. In dit voertuig is een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, geld en een geldtelmachine aangetroffen, deels verborgen onder een ruimte onder de vloer in de laadruimte. Onder meer is geconstateerd dat de laadruimte van het voertuig is aangepast. Aan de onderzijde van het voertuig is een metalen bak aangebracht, voorzien van een met hydraulische hefbomen af te dekken luik. Deze afgeschermde ruimte is geen voorziening die standaard in dit type voertuig aanwezig is. Deze verborgen ruimte lijkt dan ook achteraf op zeer professionele wijze ingebouwd, kennelijk bestemd om de opsporing van strafbare feiten te beletten of te bemoeilijken.
Zoals hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat het voertuig de verdachte toebehoorde en dat de verdachte met behulp van dit voertuig de onder 2, 4 en 7 bewezenverklaarde feiten heeft begaan. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang en zal het hof de Citroën Jumpy onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet en de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 43a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
49 (negenenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 100.000,- (honderdduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
360 (driehonderdzestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. geldbedrag EUR 3,585.235,-;
2. geldbedrag EUR 18.250,-;
4. geldtelmachine.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
3. voertuig Citroën Jumpy [kenteken 2].
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de strafzaak met parketnummer 09-767329-19 toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
300 dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen, als voorzitter, mr. M.C. Bruining en mr. M.S. Lamboo, leden, in bijzijn van de griffier mr. T. Kherad.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 juli 2025.

Voetnoten

1.p. 1579.
2.p. 1570.
3.p. 1570, p. 1591
4.p. 1612.
5.Eems methodiekendossier p. 37.
6.Brief van het Landelijk Parket (LP) d.d. 2 juni 2022, bijlage 1.
7.Brief LP d.d. 2 juni 2022, bijlage 38.
8.p. 365.
9.p. 367.
10.p. 370.
11.Brief LP d.d. 2 juni 2022, bijlage 17.
12.p. 1527.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar een procesverbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig procesverbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierspagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal ‘Onderzoek EEMS', onderzoeksnummer DHRAAI9069 van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1870). De hierna aangehaalde bewijsmiddelen voor de bewezenverklaarde feiten dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd.
14.p. 23-26.
15.p. 195-197; p. 576-577.
16.P. 576-577, p. 195-197.
17.p. 198-201.
18.p. 1009.
19.p. 27-30.
20.p. 576-577, p. 195-197.
21.p. 202-205.
22.Proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 5] ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 juni
23.p. 31-42.
24.p. 621.
25.p. 608-610.
26.p. 760.
27.Zie de bewijsmiddelen genoemd onder feiten 4 en 7 onder dit arrest.
28.p. 40-41.
29.p. 620-621.
30.p. 308.
31.p. 492.
32.p. 748.
33.p. 610.
34.p. 633-634.
35.p. 310, p. 502, p. 511-513.
36.p. 322.
37.p. 513, p. 1801-1804. p. 1830. p. 1833, p. 1835, p. 1837.
38.p. 921-922, p. 1680-1683.
39.Uittreksel Justitiële Documentatie ten aanzien van de verdachte van 22 april 2025.
40.Beslagdossier EEMS, p. 4-7
41.p. 374-376, p. 413-415.
42.p. 518-521.
43.p. 581-582.
44.p. 523-524.
45.p. 524-525.
46.Uittreksel Justitiële documentatie ten aanzien van de verdachte van 22 april 2025.
47.p. 139 ev.
48.p. 85 ev., p. 90 ev., p.656 ev. en p. 777 ev.
49.p. 43 ev., p. 212, p. 571, p. 729 ev.
50.p. 23 ev.
51.p. 157 ev., p. 263 ev.
52.p. 280, p. 551, p. 1878-1279.
53.p. 99-101.
54.p. 117.
55.p. 81.
56.p. 521-522.
57.p. 795.
58.p. 152.
59.p. 523.
60.p. 145.
61.p. 471.
62.p. 471.
63.p. 471.
64.p. 146.
65.p. 147-148.
66.p. 31.
67.p. 140-141.
68.p. 35
69.p. 778
70.p. 102-103, 105, 111, 113-118.
71.p. 41-42, 620-624, 764-773.
72.p. 567, p. 744, p. 1652-1656, p. 1805-1812, p. 1813-1818, p. 1819-p. 1824, p. 1825-1828.
73.p. 308, p. 310, 322, p. 511-513, p. 1801-1804, p. 1830, p. 1833, p. 1835, p. 1837.
74.p. 324-327.
75.p. 11 van het beslagdossier.
76.p. 487.
77.p. 473-486.
78.p. 921, p. 1653, p. 1677.
79.p. 935-936, p. 943-944, p. 1631, p. 1653, p. 1753.
80.p. 921-922, p. 1679-1683 , p. 1712-1714.
81.p. 815, p. 819, p. 1789-1790.
82.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 5] ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 juni 2022.
83.p. 670-673.
84.p. 182, p. 191, p. 34-349, p. 669-673
85.p. 350, p. 194.
86.p. 761-763.
87.p. 666.
88.p. 1319.
89.Bijlage 1 bij repliek officier van justitie van 27 juni 2022.
90.p. 305, p. 497, 569-570, p. 667, p. 696-697, p. 698-699, p. 780-786.
91.p. 563
92.p. 597-604.
93.p. 511-513.
94.p. 793.
95.p. 326.
96.p. 725.
97.p. 219, p. 226, p. 310, p. 502, p. 546-548.
98.p. 608-611.
99.p. 103-104.
100.p. 165-166.
101.p. 351-355.