Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaardingen van 17 juli 2024 en de herstelexploten van 22 juli 2024, waarmee de vrouw in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 april 2024 (hierna: het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van de vrouw, met bijlagen (36 tot en met 39);
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens houdende eisvermeerderingen van (onder meer) de man, met daarin opgenomen de vordering in incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van de man, met bijlagen (HB9 tot en met HB11);
- de conclusie van antwoord in incident van de vrouw, met bijlage (36).
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- in aanvulling op het petitum (het hof begrijpt: dictum) van de beschikking van deze rechtbank van 24 februari 2022 onder nummer I, eerste streepje, bepaald dat voor de taxatie van de panden in Bolivia een nieuwe makelaar wordt aangewezen doordat de man binnen twee weken na de dagtekening van dit vonnis drie makelaars voorstelt waaruit de vrouw binnen twee weken nadat de man de drie makelaars heeft voorgesteld een makelaar kiest aan wie partijen binnen twee weken nadat de vrouw een makelaar uit de door de man genoemde makelaars heeft gekozen een bindende opdracht geven tot taxatie van de panden in Bolivia tegen de waarde per februari 2022;
- de vorderingen die de man en de vrouw hebben op enkele vennootschappen van de man toebedeeld aan de man en bepaald dat de man op basis van verkrijging van een overwaarde een bedrag van € 175.099,39 aan de vrouw verschuldigd is:
- bepaald dat de vrouw per 24 april 2024 een bedrag van € 599.058,34 aan de man verschuldigd is en de vrouw veroordeeld, na verrekening met voormelde vordering van € 175.099,39 tot betaling aan de man van een bedrag van € 423.958,95 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
- de door de vrouw onder voornoemde vennootschappen gelegde beslagen opgeheven;
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de proceskosten tussen de vrouw en (onder meer) de man aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
- de overige vorderingen van partijen in conventie en in reconventie afgewezen.
5.Procedures na het bestreden vonnis
6.De vordering in incident
- i) de vrouw te gebieden om zich gedurende de looptijd van dit geding te onthouden van het voortzetten van de (in hoofdstuk 11 van de memorie van antwoord omschreven) procedure jegens de man bij de rechtbank te [plaats 3] (Bolivia) voor zover daarmee de inhoud van de huwelijkse voorwaarden, de inhoud van de beschikking van 24 februari 2022 en/of de inhoud van het bestreden vonnis wordt miskend, op straffe van een dwangsom van € 100.000,- voor het aanhangig maken van iedere gerechtelijke procedure die met het voorgaande in strijd is, e.e.a. met een maximum van € 500.000,-;
- ii) de vrouw te gebieden om zich gedurende de looptijd van dit geding te onthouden van het entameren van een nieuwe procedure te Bolivia waarmee de inhoud van de huwelijkse voorwaarden, de inhoud van de beschikking van 24 februari 2022 en/of de inhoud van het bestreden vonnis wordt miskend, op straffe van een dwangsom van € 100.000 voor het aanhangig maken van iedere gerechtelijke procedure die met het voorgaande in strijd is, e.e.a. met een maximum van € 500.000,-;
- iii) de vrouw te veroordelen in de kosten van het incident.
7.Beoordeling in het incident
Rechtsmacht
8.Beslissing
- wijst de vorderingen van de man af;
- wijst de over en weer gedane vorderingen strekkende tot veroordeling in de proceskosten van dit incident af;
- compenseert de proceskosten in dit incident aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;